|
|
Hondenhotel
Ik
ben geen hondenliefhebber. Ik heb in mijn jongere jaren een angst voor de
trouwe viervoeter opgebouwd en ben daar nooit overheen gegroeid. Honden
plegen immers die angst te ruiken en gaan daar doorgaans niet erg
empathisch mee om. Integendeel, ze zien degene die bang van ze is als
iemand op wie ze alle onaangename trekken van hun hond-zijn kunnen
botvieren. Woest blaffen, achterna rennen, bespringen, bijten, het kan je
allemaal ten deel vallen als je ze met knikkende knieën benadert. En dat
leidt er niet bepaald toe dat je ze een volgende keer wel onbevreesd
tegemoet treedt. Je zit als bangeschijter in een vicieuze cirkel en het is
bekend dat het lastig is daaruit te geraken.
Over empathie gesproken: hondenbezitters en anderen die geen angst voor
honden hebben, gaan meestal nogal lacherig om met mensen zoals ik. Ze
vinden dat we ons aanstellen. “Hij doet toch niks,” zijn de woorden
waarmee ze onze angst in het belachelijke trekken. En als hij wel iets
doet, hebben we dat door ons schichtige gedrag over ons afgeroepen. Een
van hen is mijn vrouw. Als voormalige hondenbezitster (Trixy, een
teckeltje waarvan zelfs ik niet bang was) neemt ze mijn hondenangst nog
altijd niet serieus. Ik krijg op dit gebied niet de empathie waarop ik
meen recht te hebben.
Als ik haar tijdens onze verkeringstijd met de fiets naar haar ouderlijk
huis bracht, dat ver in het buitengebied stond, moesten we altijd langs
een loslopende herdershond. Die was van de familie Verbruggen, die schuin
tegenover mijn toekomstige schoonouders woonde. Op de heenweg blafte het
beest alleen maar. Maar als ik na de afscheidskus de eenzame terugweg
moest aanvaarden, schoot het beest steevast woest blaffend achter me aan
en moest ik gigantisch in de pedalen om niet in mijn kuiten gebeten te
worden. Het zou een reden zijn geweest de verkering te beëindigen. Maar
ik was te verliefd en ging iedere keer opnieuw de confrontatie aan met
mijn angst. Daarvoor verdien ik tot op de dag van vandaag respect.
Maar goed, ik wilde het in deze column eigenlijk helemaal niet hebben over
mijn hondenangst. Ik werd er alleen maar aan herinnerd door het lezen van
een artikel in de krant met de titel ‘Hotelkamer met ligbank en
televisie voor Bello’. Een titel die tot lezen aanzette. Wat was er nu
weer bedacht (uit de Verenigde Staten komen overwaaien)?
Dat laatste vermoeden werd in de eerste regel al bevestigd. De VS blijken
er vol mee te staan: vijfsterrenhotels voor trouwe viervoeters. En nu komt
er dus ook een in Nederland. In Brabant nog wel. In Gilze namelijk
verrijst in de zomer van 2009, langs de rijksweg A58, een hondenlogement
met 200 lodges van rond de 20 à 30 euro per nacht. Hondengoeroe Martin
Gaus juicht dit initiatief toe, al plaatst hij een kanttekening bij 16 de
lodges die met extra luxe worden uitgerust, onder andere een televisie.
Niet voor het baasje, maar voor de hond.
Het
moet niet veel gekker worden, was mijn eerste gedachte toen ik het artikel
gelezen had. Maar toen ik het had laten bezinken, begon ik de voordelen te
zien. Wat mij betreft mogen ze Nederland net zo vol bouwen met
hondenhotels als de VS. Ik pleit voor hotelkamers voor alle herders,
pitbulls, rottweilers, bouviers en nog een hele hoop andere honden. Laat
ze daar maar, samen met hun baasjes, de hele dag lekker kijken naar de
Gouden Kooi, Hollands Next Topmodel en al die andere programma’s van de
pulpzenders. Dan kunnen mensen zoals ik zich weer zonder angst op straat
en in het buitengebied begeven. Eén tip aan hotelbouwer Van der Valk:
rust de kamers uit met een goed werkend hondentoilet. Dan zijn we ook
meteen verlost van de hondenpoep.
|
|