CuBra


 

HOME
AUTEURS
POEZIE

Hans van Driel

Terugblik op een schrijversleven

 

 

Op 6 september 2007 schrijft redacteur Ed Schilders aan zijn redactiegenoten van het webtijdschrift Cubra:

Vrienden,

Graag vraag ik [ook] jullie aandacht voor een krantenknipseltje dat ik hierbij als afbeelding bijsluit. Een jong Tilburgs talent waarvan de naam ons bekend in de oren klinkt maar van wie wij nog moeten uitzoeken of het dezelfde is.

 

 

Geïnspireerd door Zaza, de poes van de buren, schreef ik dit fraaie kindervers dat de Tilburgsche Courant welwillend plaatste. De rijmdwang van toentertijd heb ik in datzelfde jaar nog eenmaal herhaald in een quasi-limerick. Eerlijk gezegd had ik het gebietst van mijn buurmeisje E.

Een boertje uit Delft
nam van een tucje altijd de helft
nooit het hele of een stukje
altijd het halve tucje.

 

 

Vele verzen nadien wist ik mij uitgenodigd door het Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen, uitgegeven te Gent, dat belangstelling toonde voor mijn verzen. Mijn moeder heeft op zolder enige honderden exemplaren liggen die zij zich aanschafte voor 0,95 franc per stuk.

Het eerste vers doet vermoedens rijzen in de richting van M. Nijhoff.

 

De kind`ren groeten hem

als hij de stad verlaat

ze zien het wank`len niet

op de brug

zijn witte gelaat

deint mee op de klanken

van het orgel

 

zijn gedachten verstrooien

het kindergedag

 

aldus wendt hij zich af

de grijsaard van de hoek

om de velden

te bezoeken

 

 

De rijmdwang uit mijn vroege jeugd maakte soms plaats voor een hardnekkige vormneurose. Akelig scherp komt dit aan het licht in een ode aan de schilder Mondriaan. Lettergrepen en semantiek zijn in volledige harmonie met elkaar, zoals het betaamt.

MONDRIAAN

 

beweging

verstild tot functie

van een plat vlak

de bron van ruimte

        van licht

        beschouwd

in verhoudingen

van drie punten

gebracht tot zwijgen

golfstromen

 

 

De vrijheid ontdekte ik tijdens een fietstocht die mij van de Waalbrug in Nijmegen via Pannerden tot in Arnhem bracht. Een kort vers getuigt hiervan.

De pont van Pannerden

kostte vijfenveertig cent

hij zag de anderen nooit meer

 

de wachtenden aan de overkant

 

 

Jaren en jaren later herontmoet ik E., mijn buurmeisje van weleer. De bietserij vergeeft ze me. Samen richten wij ons op de erefunctie van campusdichter. Zij stelt voor om twee verzen te schrijven onder het onvertogen pseudoniem E.H. Deniel. De herfst en de winter zullen centraal staan alsmede een fraaie plek in de werkstad Tilburg. Gedurende de herfst nodigt deze uit tot ongemakkeligheid.

herfst op de campus


 
de man blaast bladeren weg

die de wind herschikt.


 
rond de bibliotheek

liggen bruine buizen gestapeld.

ze weten niet waarom.


 
een grijze poes

zwerft over het terrein.


 
daarnet was ik bij jou.

jij niet bij mij.


 
de deur bleek dicht.


 

 

Wanneer de winter invalt en het samenzijn verwarmend zou moeten zijn, is de confrontatie met de onbereikbaarheid keihard. De verwoording ervan is sensueel.

verhuizingen

lettertekens zijn verwisseld.
van naam verandert het gebouw
en jij van plaats.

hoe onbereikbaar lijken
vorm en betekenis samen.

laten we dan lunchen - soms –

prevelt zij zacht.

hij glimlacht en schuifelt
door de sneeuw terug

naar zijn kamer.

als hij maar niet valt.

 

Met een subtiele perspectiefwisseling eindigt een schrijversleven dat aanvangt in kinderlijke onschuld en, via het Wereldtijdschrift, zijn slot vindt in een afwijzing. Campusdichter zijn we nooit geworden.

 

 

Aldus in grote eerlijkheid opgetekend te Tilburg op 9 september 2007.


De auteur in 1978