INHOUD HARRIE DE KONING
HOME 
POËZIE
AUTEURS

Harrie de Koning ('Zonnevis') - Proza


 

Uit HET KERNGEZIN (in concept 2001-……)

 

IESUS ONTWIJKT JUDAS

* groteske anekdote

 

En andermaal las Iësus in een verlicht moment z’n horoscoop van de dag.

Deze keer in de Libelle, die Maria Magdalena op tafel had gelegd, toen ze er plotseling aan had gedacht dat ze de witte was nog moest strijken.

Iësus las: Pas vannacht op met je vriend J. . Ontwijk hem wanneer hij je probeert te kussen. Oke, dacht Iësus, een gewaarschuwd mens telt voor twee.

’s Nachts kon hem de slaap niet vatten. Plotseling dook z’n vriend J. vanachter de olijfbomen op, vergezeld door ‘n stel BIG GUYS. J. wilde hem zoenen, maar Iësus bedacht op deze manoeuvre ontweek J. met een handige schier choreografische beweging; vergelijkbaar met de manier waarop destijds C. Clay de in potentie dodelijke mokerslagen van zijn opponent George Foreman langs zich heen liet suizen. J. miste Iësus op een haartje na en kuste dientengevolge per ongeluk de honderdman, een hooggeplaatste in het gezelschap BAD GUYS.

U begrijpt hoe deze anekdote afloopt.

 

Tot zover deze lezing.


 

WIKKELROK

*gedachte op 22-jarige leeftijd

 

Eens – het was in haar gepassioneerde lesbische periode -wandelde Maria naar de markt om een paar slips voor Jozef te kopen. Een grote, slanke, erotisch ogende vrouw kwam haar tegemoet. Ze droeg om haar katachtige onderlijf een nauw sluitende wikkelrok. Maria betrapte zichzelf op de volgende gedachte. "Als ik nou echt zin zou krijgen, tussen droom en daad niets zou laten bestaan, en die vrouw in een dark room met zwoele muziek zou ontdoen van haar strakke wikkelrok dan zou je dat ontwikkelingshulp kunnen noemen."

 

Voor deze hemelse gedachte danken wij god.


 

ONENIGHEID ZIT IN EEN KLEIN HOEKJE

*anekdotische groteske

 

Jozef weet nog goed hoe de kleine ruzie dat jaar begon.

In september zou de vredesweek zijn.

Sommige deelnemers aan de voorbereidende vergadering vonden dat de slogan moest luiden: "Er is een weg naar vrede." De anderen waren meer voor:

"Vrede is de weg."

 

Want zo zijn de kinderen gods.

In alle eeuwen der eeuwen amen.

 


Uit ALS ENGELEN KOMEN (in concept)

 

DE AREND EN DE GANS

vrij naar Jona

 

Plotseling voel ik weer die beklemming en ik vraag me deze keer af wat daarvan de oorzaak is. En de Onnoemelijke, de Ene zendt mij een beeld uit het hart van de ziel; een beeld dat mij de gevoelde beklemming wil verklaren. En het beeld is onderdeel van dit verhaal. Een verhaal gezet in allegorie dat mij de gevoelde beklemming verduidelijkt.

Ik bevind mij temidden van een groep wilde ganzen. Ik ben een van hen. Ik ben een witte mannetjesgans; wild jong en daarbij: ik ben al vroeg gewond door mijn levenslot. Dat wil zeggen ik heb tijdens een gevecht met een sterkere mannetjesgans het onderspit moeten delven en ben aanzienlijk gehavend uit de strijd gekomen. Een borstwond nog vers en bij lange na niet genezen. Nu slaat de troep ganzen op de vlucht. Waarom? Wat is de oorzaak van de paniek die mijn soortgenoten doet uiteen stuiven. De Onmetelijke, de Ene toont mij de oorzaak.

Een vrouwtjesadelaar op zoek naar voedsel voor haar en haar kroost daagt op.

Zij heeft mij ogenblikkelijk in haar scherpe oog.

Zij slaat de klauwen uit naar mij, vangt mij in de vlucht en priemt haar scherpe nagels in mijn witte borst. Het volgende beeld wordt mij geopenbaard. De trotse, sterke en heerszuchtige roofvogel houdt mij gevangen op een hoge kale bergtop.

 

- love lifts us up where we belong.

where the eagles fly on a mountain high -

 

En ziehier, nu toont de Alomtegenwoordige, de Ene mij de oorzaak van mijn beklemming; een beklemming in het hart van mijn witte en kwetsbare borst.

Ik ben gevangen en word neergedrukt door een feilloos roofdier, vele malen sterker, vele malen feillozer dan ik.

De arend, of adelaar is een schitterend beest: trots en onafhankelijk.

Het dier lijkt eenzaam; is dat soms ook wel enigszins, maar houdt voor alles van de vrijheid die het door de Alomtegenwoordige is toebedeeld.

Hier vervaagt het beeld. Dan dit: een volgend ogenblik, een volgend fragment in mijn beeldverhaal, mijn droom. Ik bemerk dat ik nog steeds in leven ben.

De beklemming houdt welliswaar aan, maar is minder hevig nu.

Ik schat ze in, mijn kansen om te overleven.

Het roofdier dat mij nog steeds gevangen houdt wendt en keert de kop, als wacht het op een teken om te kunnen doden. Ik vestig mijn hoop op mijn soortgenoten, maar het lijkt een eeuwigheid geleden dat ik uit de troep ben weggevoerd. Ik ken de wet. Ja, de wet is mij bekend. Ik zal niet terugvechten. Mijn adelaar is duizend keer sterker dan ik en bovendien genadeloos.Vragend om een uitweg het volgende

tafereel. Een man gelijkend op een engel - zo schitterend - verschijnt op de top van het hooggebergte. Hij nadert ons voorzichtig, maar ook zonder schroom.

En waarlijk deze vangt het spreken tot de trotse vrouwtjesadelaar aan.

Wat volgt, na het uitspreken van zijn oprechte respect voor het sublieme dier is een ronde van onderhandeling. De een engel gelijkende erkent de vangst van het gevleugelde roofdier en stelt de grote vogel daarmee op haar gemak. Zij heeft haar rechten en zal bij een eventuele overeenkomst schadeloos gesteld worden. Echter zo stelt de wonderlijke verschijning: ook ik heb mijn rechten in deze casus, daar ik door de Allerhoogste, de Ene gezonden, jullie tweeën gevonden heb.

En gemachtigd door de Ene zelf, die geplaatst is boven alle wetten der natuur, verleen ik hierbij ook uw prooi, de witte mannetjesgans, het recht van spreken, zo vervolgt de man die zoals nu blijkt een ware Gezondene is. De adelaar kijkt mij argwanend aan, maar schikt zich vervolgens in dit hoger beroep en verstevigt haar greep op mij niet. Integendeel haar greep wordt aanmerkelijk losser.

Een zucht van verlichting welt in mij op. Ik besef nu komt het erop aan en

smeek de Onnoemelijke mij geheel te verlossen. Daar ik niet gewend ben aan het praten; dit is gewoonlijk een eigenschap der mensensoort; kwaak ik het uit en zet zodoende mijn pleidooi in: Uwer genadige Heer, dienstbode van de Onmetelijke, ik ben nog niet geroepen om te sterven. Ik wacht hier namelijk al een eeuwigheid. Wellicht heeft degene die U stuurde een ander levenseinde met mij voor, want ik gevoel een grote opdracht in mijn ziel. Ik was gewond geraakt tijdens een gevecht met een ouder en daardoor sterker dier van mijn eigen soort. Mijn hart was gebroken. Stel U voor: gewond door een dier uit de eigen soort. Ja, mijn hart was gebroken. Maar hierdoor, door mijn gebroken hart, kwam het licht van de Immer Wordende in mij. Ik gevoel een belangrijke opdracht in de zin van dat ik nog veel te doen heb als toekomstige afgezant van degene die ook Uw meester is.

De verschijning knikt instemmend en bespreekt tot ieders tevredenheid de schadeloosstelling. Ik word vrijgelaten om mijn opdracht te gaan doen,

maar vaak daarna bezoek ik haar, de krachtige vrouwtjesarend, die mij gevangen hield. Ik ben namelijk aan haar gehecht geraakt. En dat gevoel blijkt wederzijds, want de grote, sterke vogel - inmiddels ook geinspireerd door de Onontkoombare -geeft mij op latere leeftijd in een intiem moment dit via een lied te kennen.

 

- keep smiling keep shining

knowing you can always count on me

for sure that's what friend are for

for good times and bad times

I'll be on your side for ever more –

 

THAT 'S WHAT FRIENDS ARE FOR

 

 

einde

 


 

TOT ZOVER

 

DIXIE ET ANIMA LAVAVA