INHOUD HARRIE DE KONING
HOME 
POËZIE
AUTEURS

Harrie de Koning ('Zonnevis')


 

Christianus Theodorus Verbakel (28.11.1861 – 04.06.1937)

 

‘Gevoel, verbeelding, heldenmoed.

Ziedaar hetgeen den dichter maakt.’

 

Dit artikel handelt over Christianus Theodorus Verbakel. Hij was dichter te Uden. Bij zijn tijdgenoten bekend onder de naam JANUS DE WACHTER. (28.11.1861 – 04.06.1937)

 

Zie deze foto:

 

Christianus was een markant Udenaar, zoals ook bijvoorbeeld Frans van de Rijt, die te Antwerpen de prijs van Rome verdiende. Bijgenaamd: De Beeldhouwer. En ook Louis Philippona; journalist en letterkundige.

 

Inhoud

1/Bilderdijk ea over de dichter in het algemeen.

2/ Ja, moedig was hij Janus de Wachter.

3/ Gevoelig was hij.

4/Gelovig was hij.

5/Zijn bijnaam verklaard.

 


 

1/Bilderdijk en anderen over de dichter in het algemeen.

Bilderdijk (1756 – 1831) zelf ook dichter zegt: ‘Gevoel, verbeelding*, heldenmoed, ziedaar hetgeen den dichter maakt.’ Bedoeld wordt: dat zijn de noodzakelijke bestanddelen van de dichter.

 

Willem Bilderdijk; naast psychiater ook dichter.

Ja moed (1), gevoel (2) en ook zeker verbeeldingskracht (3)zijn de voorname centrale dus hartsingredienten van de ware poeet. Wat betreft dapperheid of moed(1)even een uitstapje naar de etymologie: het woord ‘dichten’ is verwant met ‘dixie’. Dit betekent dat de woorden van de dichter in wezen stammen uit de bron van alle inspratie. En uit deze vloeit in dezelfde stroom het verlangen naar waarheid, schoonheid, rechtvaardigheid, Liefde.  Moed is nodig om deze waarden via het zeggen en het schrijven te realiseren. Het woord ‘dichten’ is ook verwant aan het latijn ‘dictare’ (= met nadruk zeggen) en ‘dicere’ (=verwant met ‘tijgen’ ofwel  ‘aantijgen’ ) Dit is: ter verantwoording roepen van degenen die echt verantwoordelijk zijn. En ja verbeelding (3) is nodig! De Amerikaan Samuel Johnson omschrijft dichten als volgt: ‘De kunst van het verenigen van plezier (!) met waarheid door voor de rede de hulp in te roepen van de verbeelding.’ Op het gevoel (2) van Janus de Wachter ga ik verderop (onder kopje 3) nog even in ook naar aanleiding van dat stuk uit de Nieuwe Udensche Courant van zaterdag 28 october 1939. En even een zijpaadje bewandelend met betrekking tot de Poezie beste lezer nog dit: het begin van de 14e eeuwse tekst ‘Beatrijs’, waarvan de maker onbekend is gebleven, luidt: ‘Van dichten comt mi cleine bate. Die liede raden mi dat ict late.’ Ja, een ander aspect: het brengt i.h.a. weinig geld in het laadje. Wat deed hij voor de kost? Ook daar verderop in deze tekst het antwoord.

 

 2/ Ja, moedig was hij Janus de Wachter.

 

Christianus bezat genoemde moed en het verlangen om naar waarheid te spreken en op te tekenen. Op rijm soms. Een dichter dus. Ja, een moedig mens. Hij legde courage in zijn gedichten die meermalen de Udense politiek als thema hadden:

‘Als men ’n raadslid praten hoort

in herberg of op straat

dan zou men zeggen

ook ’s een vent

die zich niet drillen laat

maar wee als het vergad’ring is

en de oude heer verschijnt

dan sidd’ren allen marmerbleek

en al hun lef verdwijnt.’

 

Verder ook nog dit ‘straffe’ gedicht: Grafschrift (Epitaph) voor een van de burgemeesters van Uden, wiens naam ik verkies niet te noemen.

‘Hier rust

hier roest

hier rot

het stoffelijk overschot

en het gebeente

van de ondergang

onzer gemeente.’

 

Hij dichtte ook onderstaande regels. Dit wist Harrie van den Elsen, die hem persoonlijk heeft gekend, te vertellen.

‘Ik ben benieuwd

hoe het de mulder zal vergaan

als hij met zijne schepper*

voor scheppers’ rechterstoel zal staan...’

 

Ook vertelde Harrie dat als Janus werd gevraagd om een gedicht te maken of te zeggen hij daarvoor ‘ uurst unnen borrel’ vroeg. Die kreeg hij meestal. Dus het leverde hem toch wel iets op! Verder over zijn kostwinning: ‘Hij kocht mandenteene. Die kwaame dan mi d’n tram mee uit Geldermalsen.’ (N U C 1939). Zijn beroep was kennelijk vlechter van mandentenen. Harrie van den Elsen wist ook nog een en ander te vertellen over dochters van DE WACHTER, die hij ook zijdelings heeft gekend, maar daarop ingaan dat zou in dit veband te ver voeren.

 

3/Gevoelig was hij.

 

In het boekje ‘TWERS DUR UJE’ citeert DE WERKGROEP UJES DIALECT een Ujese correspondent  H.W. van der Heijden met betrekking tot ‘onze poeet’: ‘Ook gevoel (en een levendige verbeelding) had hij. Bij den aanblik van iets schoons of het lezen van een goed gedicht kwamen hem de tranen in de oogen.***Eens dat hij bij me kwam las ik hem het gedicht van Helene Swarth getiteld ‘TE LAAT’. Zijn oogen werden al heel gauw vochtig en bij het einde liepen hem de tranen over de wangen. Hij schaamde zich over die zwakheid, maar ik beduidde hem dat dit geenszins zwakheid was, maar gevoel en beleven van den inhoud van het gedicht ‘. Dit schrijft die Van der Heijden, correspondent van de Udensche courant,  over de inborst van DE WACHTER. Ook dit vermeldt van der Heijden: ‘DE WACHTER vuulde z’n eige dik opgeruimd. Hij zong veul.’

 

4 Verder dit: gelovig was hij.

 

In de onderaan dit artikel genoemde en belangrijkste bron van dit stuk, de Nieuwe Udensche Courant, staat het bidprentje van DE WACHTER. Gedateerd die krant 1939. Dit terwijl Janus Verbakel toch al in 1937 overleden moet zijn. Is hier sprake van foutieve dateringen? Harrie van den Elsen laat die krant met het prentje aan me zien. Ik zie: het bidprentje bevat een lang gedicht van Christianus Theodorus zelf . Met de titel TESTAMENT. Dit gedicht toont de aard van zijn geloof. En daarmee meteen ook de aard van het geloof in zijn tijd hier in het Brabantse Uden (en omstreken), eind 19e eeuw en begin 20e eeuw. Geloof gekenmerkt door het beeld van een strenge God, wiens genade door het aanhoudende gebed af te smeken viel. Ook het motto ‘de Here heeft gegeven, de Here heeft genomen; de naam des Heren zij geprezen’ klinkt erin door. Enkele citaten uit TESTAMENT:

 

‘Wil nu door hun gebed als ’t kan Uw roede van mij keren.’

(hun gebed = het gebed van zijn dierbaren

Uw roede = de straf van God)

 

En ook voor zijn ouders in zijn ‘testament’ een gedicht:

EEN HEMELGROET

‘Dierbre ouders, geen traan.

Wijl ik ben heengegaan.

Maar het blijde Alleluia geheven.

’t Was mijn God die mij schiep.

’t Was mijn God die mij riep.

Naar die zoete en lachende dreven.

Waarom langer getalmd****?

Wijl reeds rondom mij galmt..’ enz.

 

5/ Zijn bijnaam verklaard.

 

Zijn bijnaam DE WACHTER is enerzijds zo te verklaren. (Zijn vrouw stierf al eerder.) Christianus  wachtte op zijn heengaan en de ontmoeting met het Licht en de Liefde in de hemel. God dus; dat symbolische gebied achter de zichtbare werkelijkheid! Dit weer blijkens de bidprent:

 

 ‘Mijn vrouw heeft U al gehaald.

En ik ben nog de Wachtende.

De Wachter dus’.

 

Maar anderzijds wilde Janus met graagte ook wanneer hij ginder zou zijn de rol van WACHTER spelen:

 ‘Laat mij in Uw Paradijs uw trouwe Wachter zijn.’

Hier krijgt ‘Wachter’ de lading van degene die waakt en oplet. Dit waarschijnlijk in dienstbaarheid van God.

Je zou echter ook zo kunnen stellen dat al gedurende zijn leven Janus de rol speelde van waker over o.a. recht en onrecht (waarheid en onwaarheid) tussen de mensen. Want geďnspireerd door zijn geloof in de liefderijke Christus en God nam hij geen blad voor de mond in zijn gedichten. Zie hiervoor de voorbeelden onder het kopje: Ja moedig was hij (2).  

 

Noten:

* Zoals iemand eens zei: logica brengt je van A naar B. Verbeelding brengt je van A naar overal.

**Schepper (in dit verband): schep (ook wel ‘schupper’.) van de molenaar (‘mulder’).

***Over ontroering. Dit wordt wel genoemd het Goddelijk gevoelen. Ja God, gij bron van Zijn die ik ontmoet in wat mij ontroert.

****Ook Gorter, tijdgenoot,  gebruikte het woord ‘talmen’ (dralen, aarzelen) in zijn befaamde gedicht MEI uit omstreeks 1887. Een typisch dichterlijk woord voor die tijd. Hier zijn beginregels:

Een nieuwe lente en een nieuw geluid
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht,
In een oud stadje, langs de watergracht 

***** Omdat ik zelf ook gedichten schrijf en voordraag kan ik zoveel waardering opbrengen voor deze Christianus als Udense dichter. Ik deed in de periode 1992 – 2007 drie zelfstandige publicaties waaronder ook een met korte verhalen.

 

Bronnen:

De Nieuwe Udensche Courant van zaterdag 28 october 1939. Bij Harrie van den Elsen thuis samen bekeken.

Het boekje ‘Twers Dur Uje’ door de werkgroep Ujes Dialect. Openbare bibliotheek Uden.

Google zoekmachine onder anderen gehanteerd voor het naspeuren van de etymologie en de betekenis van sommige woorden.

Handel 10 juli 2016.

Harrie de Koning.

Ofwel HA Zonnevis.