> inhoud henk govaers

 

> home
  
> speciaal
  
> auteurs
  
> teksten
  
> Brabants
  
> audio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  

 

Henk Govaers

gedichten


 

 

 

 

 

de achtertuin

 

ik neem je mee naar mijn achtertuin

daar is de blauwe lucht van jou

zwaaien bomen over je hoofd

zwemmen vissen in de lucht

groeien bloemen door je heen

 

daar ben jij

omsloten door het groen

van de wereld

en van niemand

 

------------------------------

 

 

 

 

je ligt op bed

zoals eens in je moeder

niet licht maar zwaar

als een loden kind

 

ontstijg je last

val naar boven

in het leven

word licht in je geboorte

 

------------------------------

 

 

 

 

overtocht

 

kinderen van de oceaan

zijn wij

wij waren het water

dat we nu bevaren

 

tussen de golven

zijn we als door bergen omsloten

klein en krachteloos

 

deinend op het groen blauw universum

weten wij niet wie we zijn

maar zouden wij

in het diepst van onze ziel

zinken willen

 

------------------------------

 

 

 

 

zielereis

 

leven; aan de dood gegeven ogen

leven; aan de dood gegeven beweging

leven; uit de dood groeiend stof

 

terwijl alles om haar heen beweegt

ziet de ziel wat ze ziet

en zwijgt

 

tot ze ooit de ogen teruggeeft

en het geheim stom achterlaat

 

------------------------------

 

 

 

 

gestenigd

 

zouden alle mensen

van wie ik ooit afscheid nam

naar me toe komen

omringd zou ik zijn

door een zee van mensen

vergaan zou ik in elk gezicht

en gestenigd door herinneringen

uit elkaar vallen

in elk van hen

 

------------------------------

 

 

 

 

la vie et moi

 

de tegenzin van het leven

ten aanzien van mij

zijn onwil

 

mijn handreiken

zijn wegzien

 

mijn hoop

zijn schouderophalen

 

de schaamte van het leven

ten aanzien van mij

zijn gêne

 

------------------------------

 

 

 

 

ik leefde zonder vleugels

strompelend mijn weg

 

overal hoog boven mij

vlogen mensen

 

te hoog

om mij te zien gaan

 

en mijn roep te verstaan

 

------------------------------

 

 

 

 

zachte armen               

 

mijn leven was een vrije val

langs liefde viel ik

greep

greep mis

verder viel ik

door lasten verzwaard

door winters door zomers

tot ik alleen en bejaard

te pletter viel

in de zachte armen van de dood

 

------------------------------

 

 

 

 

de gerimpelden

 

achter hun rimpels verborgen

onherkenbaar

voor elkaar

voor ons

hun lijven

als te grote slappe jassen

om zich heen

hun blikken roerloos

als lijken ze

aan de andere zijde

 

in het laatste restje tijd

zijn zij

de gerimpelden

tot hun heengaan

het stof

waartoe zij zullen vervallen

 

------------------------------

 

 

 

 

opgebaard

 

als je eerder gaat dan ik

zal ik je lijk aanschouwen

mijn god

wat zul je stil zijn

in je niet-zijn

maar je beeltenis

in haar verschrikkelijk zwijgen

zal schreeuwen

in mijn hoofd

 

------------------------------

 

 

 

 

wij weemoedigen

zochten elkaar

 

wij kwamen tot leven

uit vergeelde foto’s

 

en verlangden

samen te zuchten

onder avondluchten

 

onder alles wat ooit was

waren wij klein

zoals ook onder alles

wat ooit zal zijn

 

wij weemoedigen

wij zochten elkaar

om in het herinneren

groot te zijn

 

------------------------------

 

 

 

 

voor Larissa

 

is er nog licht

aan het eind van je zicht

daarbinnen

waar niemand is

in je immer-donker

 

meer kan ik niet hopen            

dan zo nu en dan

je lach op te wekken                                        

en je even te verlichten            

van je immer-donker                           

 

laat de hele wereld stil zijn

als je fluistert zingt

en

als je straks gaat

van donker in donker

mogen er dan miljoenen lichtjes

op je wachten

 

------------------------------

 

 

 

 

“in gouden jaren verlangden we naar gouden jaren”

 

------------------------------

 

 

 

 

godverdomme

beter een vloek uit het hart

dan een gebed uit het hoofd

amen

 

------------------------------

 

 

 

 

stadsgedicht

 

overal ligt ze

                        leeft ze

                                   spreekt ze

de verborgen stad

achter muren en daken

aan oog en oor onttrokken

 

tussen vallende schuttingen

ademen zacht de tuintjes

liggen versteend de plaatsjes

roesten geduldig fietsen

 

overal waar ik beweeg

langsheen plaatsen

waar ik nooit zal komen

rust ze

            slaapt ze

                            zwijgt ze

 

------------------------------

 

 

 

 

Rijnland

 

wij reden met wijde bogen

langs het ochtendlijk water

zweefden door Dürer

en Grünewald

verlangden te reizen

tot ons sterven

 

zij hadden de wereld

wij niets meer

buiten momenten

 

eeuwen van toneel

prachtig

voor de helderen

van geest

die altijd zullen leven

 

nog steeds in het water

de heuvels

de wouden

praten ze met ons

zolang we reizen

 

------------------------------

 

 

 

 

Antwerpen Linkeroever

 

de aarde

het water

werden even

tot hemel

 

de tango

steeg

langs je lichaam

omhoog

 

klanken van

geluk

hoog

hoger nog

dan de toren

prachtig verheven

boven de huizen

ver

ver achter

het water

 

stad voorbij

de bocht

van de rivier

geschilderd

op de blauwe lucht

 

wij zijn geliefden

doorheen momenten

en trillen na

van geluk

als de hemel

met de glinstering        

van het water

verdwijnt

 

------------------------------

 

 

 

 

de bomen

 

aarde; moeder

van mijn wortels

waar nu de koude

zwaar op rust

 

lucht; kind

van mijn kruin

nu groen bevroren

omheen mijn takken

 

ontdooi

en laat mijn stam

onhoorbaar zuchtend

zacht krakend als het ijs

weer wiegen

in zachtwarme zomerwind

 

geïnspireerd op het schilderij ‘Jagers in de sneeuw’, 1565,

door Pieter Bruegel

 

------------------------------

 

 

 

 

tekenen

 

als een vogel in blinde vlucht

vliegt mijn hand door de papieren lucht

 

------------------------------

 

 

 

 

avond

 

achter het rode huis

ligt de tuin

warm zwevend

rondom mij

en ik adem

de van paars doordrenkte avond

 

de bomen zijn koningen hier

als zij slapen

verzwaren zij

de donkerte

ontwaken zij dan

nemen zij iets

van de nacht mee

de ochtend in

 

ga ik zitten

dan zullen ze oplettend toezien

dat ik hen gelijk

blijf in onbeweeglijkheid

dus blijf ik traag wandelen

tussen onhoorbaar groen

fijn angstig en

behaaglijk behekst

 

------------------------------

  

 

 

 

het donker spreekt:

 

wat doet gij hier wakker

temidden van mijn

donkerschijnsel

 

uw gedachten

zijn een

ruisen

in mijn stilte

 

uw ogen

schijnen in mij

als sterrengeflonker

 

betreed de slaap

sluit uw blik

en laat mij

duister

zijn

 

------------------------------

 

 

 

 

uur der poëzie

 

in het holst

van de

nacht

 

ligt de

verborgen schat

der poëzie

 

die me

zachtjes rinkelend

wakker maakt

 

en mijn pen

doopt in

ziele-inkt

 

------------------------------

 

 

 

 

de leugen lacht

om zijn ontmaskering

zet een ander masker op

en vervolgt zijn weg

 

------------------------------

 

 

 

 

kinderen jullie

spelen jullie

ouders ook

maar met de wereld

 

op een verschraalde bol

huilend

zullen jullie dromen moeten

leven

 

en morgen zijn

duizenden morgens

 

tot iedereen

spelen kan

 

kinderen weer

en ouders ook

 

ooit

 

------------------------------

 

 

 

 

naar Prediker

 

geen hemel

geen hel

geen zin of onzin

 

geen dwaasheid

geen wijsheid

geen vraag of antwoord

 

alleen

door licht

en duister

 

de reis

 

------------------------------