Henk
Govaers
gedichten
de achtertuin
ik neem je
mee naar mijn achtertuin
daar is de
blauwe lucht van jou
zwaaien
bomen over je hoofd
zwemmen
vissen in de lucht
groeien
bloemen door je heen
daar ben
jij
omsloten
door het groen
van de
wereld
en van
niemand
voor N.
pas op!
ze breekt
als je haar
aanraakt
zachtjes!
en niet te
hard
kijken
want dan
zal ze
trillen
als een
dunne bloem
bij
plotselinge wind
laat haar
maar
gewoon
en vraag
haar
niet
gelukkig
te zijn
wees blij
om haar
schoonheid
al kan ze
zelf niet
meekijken
de martelaar
hier ben ik
verdeel me
dobbel
vecht om
mij
laat niets
over
gothisch gegriezel
ze nam me
mee de nacht in
rond de
lakens
duisternis
die steeds
dichter ons omringde
en tijdens
het spel
mij als
klauwen bij de strot greep
symfonie
donkere
wolken
zon op de
kerk
kolkende
bomen
dansend op
Mozart
hemelse hel
helse hemel
blij dat ik
zie
van achter
het raam
voor Thomas
ergens
loopt hij
een stukje
van mij
mijn gouden
ventje
hij blinkt
hij glimt
kijkt en
kijkt
helder en
fris
hij ís
zielereis
leven; aan de dood
gegeven ogen
leven; aan de dood
gegeven beweging
uit de dood groeiend
stof
terwijl alles om hem
heen beweegt
ziet de ziel wat hij
ziet
en zwijgt
tot ze ooit de ogen
teruggeeft
en het geheim stom
achterlaat
memoire
in het huis
spookte het
maar ik was
kind
en voelde
zo diep
dat ik het
niet zeggen kon
wie waren
het?
wat deden
ze?
ik dacht
wel eens
het was de
wereld
van grote
mensen
die ik niet
zien kon
maar die
gonsde
aan de
periferie
van mijn
volwassenheid
opgebaard
als je
eerder gaat dan ik
zal ik je
lijk aanschouwen
mijn god
wat zul je
stil zijn
in je
niet-zijn
maar je
beeltenis
in haar
verschrikkelijk zwijgen
zal
schreeuwen
in mijn
hoofd
uitgestrooid
mocht de
dag
de
nacht
het uur
ooit komen
hoe zal ik
weten
of je nog
leeft
ergens
buiten mij
laat
bladeren ritselen
wees een
klank op de wind
zweef om me
heen als mist
zink neer
in mij
en rijs
in mijn
gedichten
|