HOME
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
BRABANTS
SPECIAAL

print pagina

Leo Mesman

Klik hier voor Leo's eigen literaire weblog: 
'Gedichten album'


70 jaren

70 haiku’s

 

Leo Mesman

 

6 september 2019

Utrecht


 

© Leo Mesman 2019

Druk en bindwerk: Probook, Utrecht

Uitgave in eigen beheer

Oplage: 70 exemplaren
 

 

 

 

Op leeftijd raken

en niet over de datum:

is dat niet de kunst?


 

 

Weer weven bomen

een ragfijn web van twijgen.

Levend filigrein.


 

 

In het wandelbos

regent het vogelklanken.

Lichte lentebui.


 

 

Op mijn dunne huid

de eerste zonnestralen.

Verfrissend gevoel!


 

 

De bermen kleuren

van koolzaad en fluitenkruid

pauselijk geel-wit.


 

 

Kloosterkruidentuin.

Is zijn schoonheid te danken

aan de hokjesgeest?


 

 

Onrust in de tuin.

Bomen en struiken roeren zich.

De wind speelt met ze.


 

 

Op de beschuiten

ogen de schijfjes aardbei

als rode hartjes.


 

 

De blauwste hemel

valt in het niet bij het blauw

van de korenbloem.


 

 

Onder de kastanjes

rode bloesems, als resten

van Chinees vuurwerk.


 

 

Velen geroepen,

weinigen uitverkoren

korenbloem te zijn.


 

 

Een zomeravond.

Kijk hem gaan, de luchtballon.

Ins Blaue hinein.


 

 

De schemering lokt,

als oogschaduw van de dag,

reeën het bos uit.


 

 

Een snikhete dag.

Koeien loom in de schaduw.

Koude melk drinken.


 

 

Eindelijk regen.

Geschenk van moeder natuur.

Echt hemelwater.


 

 

Gezoem om mijn hoofd.

Moedermug zoekt mensenbloed.

Veldslag in de nacht.


 

 

Een zacht gefluister.

Er waait een zomerbriesje

door de jonge mais.


 

 

Gulden roeden en

balsemienen langs het spoor.

Even zomer nog.


 

 

De hei staat in bloei.

De natuur op de Posbank

draagt het boetekleed.


 

 

Mooier dan vroege

bloeien late rozen soms.

Als late liefdes.


 

 

De heide kleurt bruin.

Onze liefde mag grijzen,

roesten zal ze niet.


 

 

Park in najaarslicht.

Wind die stoeit met de fontein.

Lievelingsgetij.


 

 

Verdord staan ze daar,

ongebroken hun schoonheid,

de gulden roeden.


 

 

Door dichte nevels

heen, komt de zon stralend op.

Weg de najaarsblues!


 

 

Ik heb je gemist,

zei de mist; en hij verdween

als sneeuw voor de zon.


 

 

Late herfstkleuren

aan de bomen, zo intens

als een laatste kus.


 

 

De blonde tuinman

ontluistert de Hof van Eden

met zijn bladblazer.


 

 

Zonder paraplu

wandelen in het loofbos.

Het regent eikels.


 

 

Herfst in Picardië.

Het lege landschap zien

en dan volschieten.


 

 

In ’t novemberlicht

dansen de muggen zijn naam:

Guido Gezelle.


 

 

Traag valt het herfstlicht

zijn zolderkamer binnen.

Feest voor de dichter!


 

 

Begin november.

Er worden bomen gesnoeid

op de begraafplaats.


 

 

Aan kale twijgen

rijgen regendruppels zich

aaneen als parels.


 

 

Er vliegen mensen

met vleugels aan de voeten.

Het skischansspringen.


 

 

Winterzonnetje.

Gezicht warm, het lichaam koel.

Denk aan crème brulée.


 

 

Sneeuwklokjes in bloei.

Hartje winter, luiden ze

stil de lente in.

 


 

 

Uitbundig in bloei.

Heeft maling aan de winter.

Toverhazelaar.


 

 

Bladloos heft de vijg

zijn kort gesnoeide armen

naar de voorjaarszon.


 

 

De kornoelje zwaait

druk met zijn gele takken.

Onstuimige maart.


 

 

Perelaar in bloei.

Hoe kwetsbaar zijn bloesem nu.

Hoe sterk zijn vrucht straks.


 

 

Gebabbel in de tuin.

Gezellig wakker worden.

Heggenmus komt langs.


 

 

De merels fluiten.

Ik luister met een glimlach.

Nu zonder moeder.


 

 

De lijster zingt luid.

De ware carnavalsvierder

onder de vogels.


 

 

Een machtig zoemen.

Bloeiende acacia’s.

Bijenparadijs.


 

 

Streng en koninklijk

staat de sequoia er bij.

Maar zijn bast voelt zacht.


 

 

De zilverlinde

viert de zomer - met takken

vol klinkende munt.


 

 

Een kort schor geluid.

Dan zit de tortel op de tak

en roekoet zijn lied.


 

 

Duif met handicap,

hinkend over het perron.

Niets eetbaars bij me.


 

 

De heggenmus zingt.

Kat uit de buurt zoekt speeltje.

Dan wordt het erg stil.


 

 

De schreeuw van een meeuw.

Kan iemand deze weerstaan?

Lokroep van de zee.


 

 

Een dagje naar zee.

Schelpen rapen op het strand.

Geen meeuwen vangen.


 

 

Meeuwen in de nacht

die god weet wie uitjoelen.

De slaap niet vatten.


 

 

Op de berghelling

een woud van sparren.

Bewogen foto.


 

 

Een boom wordt geblest.

Zijn lot is bezegeld.

De beuk gaat erin.


 

 

Die boom staat in brand.

Zijn bladeren vlammen op.

Jou zo beminnen!


 

 

Wat een verspilling!

Al het goud ligt op de grond.

Ginkgobladeren.


 

 

Blad na blad ontbloot

de vijgenboom haar takken.

De schaamte voorbij.


 

 

Boom kaal geslagen.

Alle noten verzameld.

Tijd ze te kraken.


 

 

Rakelings scheren

zwaluwen over de plas.

Voor een steels slokje.


 

 

Een vertrouwd geluid,

wilde ganzen in de nacht.

Toch schrik ik wakker.


 

 

In een rechte baan

drijft kalmpjes een zwanenpaar.

De maan licht ze bij.


 

 

Veel gezien en toch

een vreemde gast gebleven.

Elke dag verbaasd.


 

 

Boswandeling,

alleen en toch niet eenzaam.

De wind als gezel.


 

 

Zo beeldend vertelt

de stadsgids - de blinde man

ziet alles voor zich.


 

 

Sommige dichters

hebben moeite met tellen.

Schrijven geen haiku’s.


 

 

De eenvoud wint het.

Boodschap die moeder meegaf.

Andere tijden.


 

 

Thuisloze dichter,

steeds op zoek naar onderdak,

om taal verlegen.


 

 

Die fraaie vlinder

is eerder een rups geweest.

Troost voor de dichter!


 

 

De vogels zingen

uit verlangen, of uit nood.

Zo doet de dichter.


 

 

In de nazomer

van een gelukkig leven

de lente vieren.