INHOUD MARIJKE HANEGRAAF
HOME
FOTO & KUNST
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

 

 

Marijke Hanegraaf

vijf gedichten uit Restruimte

 

 

 

 

De schaamte

 

Zo gauw zij zich uit je organen

een weg naar buiten vecht

 

zeg je haar als je nog stem hebt:

zo had het niet mogen gebeuren.

 

Ze maakt je rilling en je rood.

Ze slaat je leeg. Wat doet ze ijverig.

 

Ze drijft een wig waar je een wieg dacht

en waarheid is ze niet, bestaat uit anderen

 

is toch van jou, heeft je verschapen

tot falen, haar geur een schurftig roofdier

 

valt harder aan dan zweet.

Ze is vooral aan wie je het vertellen moet

 

je wilt haar niet ontmoeten, je wilt niet zien

hoe ze erbij zit als ze het hoort.

 

 

 


 

De wroeging

 

Ze zei maak je niet ongerust

er is niets

 

en er ontstond wat ze niet uitsprak

het drijft in de schemer van winters

 

en blijft zeggen

wat ze aarzelend voor zich hield.

 

Wat ik had moeten begrijpen

wil niet sterven.

 

Buiten is het mooi koud

en zeldzaam genoeg

 

geen schaduw van beweging

in de huizen van de achterburen.

 

In de verte remt mijn wasmachine

is zo eenvoudig klaar.


 

 

 

 

Iets niet vinden

 

Bij het opruimen van de werkkast vind ik

een stukje metaal van twee bij drie

 

met een bizar buisje. Ik wist niet

dat zoiets bestond en dat ik het had.

 

Het ziet er vreemd uit

maar nuttig en doelgericht.

 

Zo onbuigzaam aanwezig

en onweerlegbaar de moeite waard.

 

Ik draai het tussen mijn vingers alsof

een gebaar het gebruik kan onthullen.

 

Iemand kan zeggen waar het voor dient

kan zeggen gooi het niet weg

 

iemand die in de wereld de verbindingen kent.


 

 

 

 

Achterland

 

Ter ere van mijn bezoek brengt de wind stilte.

De lopende banden van de zandwinning wachten.

De kerken rusten in de geest van gisteren.

 

Onze bus sukkelt naar de rand van het land. Ooh

coming, coming, hurrah, hurrah, verder

in het nieuws een bosbrand en langs de route

 

bericht na bericht: in het ene dorp

wonen dertig kinderen, in een ander

zijn alle te bouwen huizen verkocht.

 

We nemen een dijk dwars door het groen.

Ergens stroomt de rivier; meer dan de dijken

schijnen de pijpen van de steenfabrieken signalen.

 

Als we langs eetcentrum ’t Heuveltje rijden

kijkt iemand op zijn horloge en knikt. Alsof alles

normaal is, het uur, de dag, de dwarse dijken

 

en ook ruim voldoende: de zon en de bus

die op weg is naar een grens en mij beweegt.

Het beste is om niets te doen

 

en om ook steeds meer niets te doen.


 

 

 

 

Onder voortdurend blauw

 

gaat langs de magere rivier iemand

op een bank zitten loom duwt ze haar haren op

het is ochtend bij de bank aan de rivier is het

 

twaalf uur als een ander van zijn scooter stapt

plaatsneemt op de bank om te rusten waarbij

het hoofd plagerig voorover neigt naar twee uur

 

als een fietser met vrolijke knieën de bank ontdekt

om te peinzen hoe noem je die bloem om te zoenen

waarom is de rivier zo traag en is het al vier uur

 

nu een meisje haar voet op de bank zet en een kousje

optrekt ongelijk een verschoven gedachte en gelijk

gaat op de kruin van de dijk iemand vermoeid

 

na alweer een dag fietsen met zijn drinkflesje

zitten op de bank aan de rand van een steile oever

langs de magistrale rivier