|
Marijke Hanegraaf vijf gedichten uit Stadsgedichten
Poolse man uit Bakel
Poolse man uit Bakel, u woonde in een park met bungalows, het klinkt gearriveerd maar sta mij toe dit te betwijfelen.
U kwam naar Nederland en dat werd dan uw leven. U was een zomerkind en toch pas 55. Ze zeggen dat u viel. Een trap, een trede werd een valkuil.
Wist u wat er mis ging? Ik zou willen weten hoe die dag voor u begon en of het vreemd was te vallen onder de zwaarte van afstand en verschillen.
Poolse man, ik struikel over uw achternaam en ken uw voornaam niet. Wie noemde hem en klonk het luid of teder? Ik weet niet hoe u hebt liefgehad
misschien gehechtheid hebt vermeden. Was u een stuurse man, was u timide, of vrolijk en tevreden met dagelijkse genoegens.
Hoe u ook was, u hebt gepoogd. U bent met mij een mens geweest. Ik stond vroeg op voor u en draag een handvol woorden naar u toe.
18 november 2014 Voor een eenzame uitvaart
Op straat
Net als de duif en de kauw die het niets kan schelen hoe glanzend een auto is of hoe ordelijk het verkeer
zoek je de straat af, met trage voeten de zekere straat. Alleen al alleen zijn in de lange straten van onze stad; je lijf
houdt het uit, deze wereld, dit even. Wind die de regen slaat, jou voortduwt; je bent van het weer, grond is je lichaam
daaruit sta je op. Maar zet toch de zon aan. Stilletjes loop je bij het keurige vandaan zonder nadruk of binding ga je toe
naar de aarde; as en bot in de boog van een pad aan de rand van een hof gedekt door het geluid van de straat.
november 2014 Herdenking van de dak- en thuislozen die het afgelopen jaar zijn gestorven
Oversteken
Opnieuw heerste in de uiterwaard het rusteloze van stervelingen
maar ze droegen andere helmen, blauwe en gele hoog op het hoofd als uitgelaten petten.
We trachtten de verre bewegingen te doorgronden verzochten de rivier dringend zich te gedragen en keer op keer dachten we terug aan de geniesoldaat
hoe hij een canvas boot over het blote water joeg die woensdag om vijftien uur in ‘44.
Achteraf kunnen we hem en zijn kameraden minuten stilte geven, maar nooit meer de beloofde nacht, het tamelijk veilig duister.
De boog is gehesen, de koelte van beton bewaakt. We zagen ginds het roerloze van pijlers groeien
beschouwden lang genoeg de overkant als overkant. Er ligt een brug die het voorbijgaan draagt.
november 2013 Bij de opening van een nieuwe brug over de Waal in Nijmegen. De brug ligt precies op de plek waar in 1944 Amerikaanse soldaten een gewaagde oversteek maakten in gammele bootjes.
Stof om het lijf
Door het optrekkend verkeer weeft zich het kleine geluid van een deur die opengaat:
je stapt uit de stad een ruimte in waar vezels rusten in broeken en jurken
laat je ogen over de rekken scheren. Het schone en hele hangt klaar.
Je spiegelt je aan een jasje, staat het schuchter of fris, sluit het aan in de taille
vindt jezelf met een kleurige sjaal om van binnen een kind dat behoedzaam
met de vingertoppen strijkt langs de hoop. Iemand zocht voor jou naar wat goed was.
Mocht nu een mens als een zus je zien en zeggen: het is linnen, katoen, het past je.
Al durf je het soms nauwelijks te weten je bent een ik en meer dan stof om het lijf.
juni 2013 Voor de opening van de kledingbank en voor de mensen die gebruik moeten maken van de kledingbank.
Stadswaard
Het regende niet en het was ook niet te warm. De wind streek door mijn haar en ritselde in de wilg. Het lawaai van het verkeer op de brug en mijn ergernis daarover, dreven van me weg. Een vogel vloog voor me langs en dat ik zijn naam vergeten was, leek onbelangrijk. Ik stond in de Stadswaard met om me heen het ruige groen, en de twijfel aan hoe ik eruitzag of in elkaar stak, viel van me af. Dat ik mijn voeten in mijn wandelschoenen ietsje begon te voelen, was alleen maar aangenaam. Nog een paar passen en ik kon haar aanraken: werkelijk vlakbij stroomde de Waal.
september 2013 Voor een IVN-wandeling. De Nijmeegse afdeling viert haar veertigjarig bestaan met een aantal muzische wandelingen.
|