Martijn
Neggers
vier
gedichten
Herinnering aan
Tilburg
Denkend aan Tilburg,
zie ik grauwe
gezichten
gehuld in hun
fronsen
de straat over gaan,
luidkeelse mannen
met baarden, die
schelden
en zeiken op alles
wat ooit
in de weg heeft
gestaan;
En in’t kutlelijkste
uur van de nacht:
De kankeraars, de
vechtjassen,
ontevreden mannen;
industrie stompt af,
want
hersenloos werken
voor vrouw en je
twee dikke kind’ren.
Gedachteloze dagen
bij fabriek
Django Spierings.
De lucht op zijn
laagst:
door’t beton hard
doorkliefd,
maar in alle wijken
wordt
de stem van textiel,
doordrenkt met het
eeuwige
zuipen en boeren en
vreten,
bespuugd en geliefd.
Biljarten
Zo
nutteloos als jij en ik en al die anderen
als
vrede, als verdraagzaamheid
als niet
aan scheurbuik, aids, een zwarte lever
of een
vet hart te overlijden
Zo erg is
het dat de yoghurt
bijna in
één dag is opgegaan
of was
het karnemelk
Ik zit op
de bank en
zie toe
hoe de kat haar klauwen
in de
keel van een muisje zet
Zou het
al avond zijn
Ik moest
maar eens
gaan
biljarten
Riny zit
er waarschijnlijk al
sinds
half vier vanmiddag
De meisjes van
ooit
Toen we
ze weer zagen
Zagen wij
dat ze dikker waren
Dikker
dan ooit
En ze
hadden vriendjes
Waar ze
mee gingen trouwen
En ze
vroegen ons wat we deden
In het
leven
De
meisjes van ooit
Van de
middelbare school
Waren oud
en dik geworden
Oud
en vies
en dik
En ze
hadden allemaal verkering
Met
autoverkopers
En
makelaars
Een gedichtje van
hoop
In de
kerk vandaag zeiden ze dat ‘ie bestaat
Dat ‘ie
bestaat en van bami houdt.
En van
slangenleren laarzen.
Ze zeiden
dat ‘ie bestaat en dat ‘ie ook van je houdt
als jij
doet alsof je dat niet gelooft
En dat
‘ie the bold & the beautiful ook
een
schijtprogramma vindt maar
dat ‘ie
daar elke dag zijn excuses voor aanbiedt
Ze zeiden
dat ‘ie bestaat en dat ‘ie niet zo nauw kijkt
Ze zeiden
dat ‘ie ook niet zo snapt
waar het
nou fout is gegaan
|