|
Olaf Douwes Dekker
elke
avond
elke
avond met de hond zie ik haar zitten,
rechtop,
altijd dezelfde stoel, dezelfde blik
ze
kijkt niet op of om en geeft geen kik
en
heeft zo niemand meer om op te vitten
wat
zich herinnert zit in dat gezicht gegroefd
peinzend
in die kamer vol trofeeën van weleer
roerloos
wachtend op die ene allerlaatste keer
dat haar geduld niet langer wordt beproefd
in
half duister rookt ze kalm een sigaret - de
rook
hangt zwijgend om haar heen - vergaan
in
haar wereld van zelfvernietigend verzet
de
gordijnen open, ze staart de beeldbuis aan
als in gebed, de
eenzaamheid te kijk gezet
-
ik vraag mijzelf er niet meer langs te gaan
Uit:
‘verlangen’ (2000).
|
|