Peter
Korsman
gedichten
de vos en de winter
kleur ligt in
gebreke en onder
een
koudedeken van winterrag
dit
binnenveld bezweken, toch
jaagt diep
weg een rode vlam
spiegelen we
inbloeds nog
de vos
carbon
met mate geef
ik prijs
breken mijn
lippen bewijs
van wat in
het stratennet
van bloed en
adem ligt
braaf
zoals ik
binnen de lijntjes
man werd,
kleurde
de wolken met
blauw
het hoge gras
met groene
krassen kind
alleen
geworden ring ik mijn woorden
in de koele
til op het dak van de flat
waar ik woon
tussen het leven door
hier ben ik
duister thuis
toch voel ik,
juist in
het zachte
winterlicht
zal ik
verbleken
van de nacht
naar de dag
mijn blauwe
lippen
druk je als
een carbon
andersom
weer tot
levende lijnen
aanvang
het bestaan
ligt
weggemaakt
en moet
opnieuw
vinden wat
raakt, beweegt
en verweeft
nog sneeuwt
het
de stappen
die ik zet
zie ik weer
verdwijnen
in het
aantrekkend begin
ik kwam
mezelf halen
maar het
diepteloze canvas
spant zich
geluidloos om het niets
dat alles
ontslaat
tijd glijdt
uit het leven
mijn ijking,
mijn hartboek
ontkleurt
tot bijna
vergeten
gaan is komen
waar vang ik
aan?
nest
met handen
als vleugels
draag ik
wat in mij
geboren is
zonder dat de
schaal brak
omdat ik het
geen naam
geen zonlicht
gaf
met vleugels
als handen
bewaar ik
zachtjes
de roep van
dit kind
de vlucht uit
dit nest
stad
straten
rusten
zonder dat
het regent
ligt alles
onder een laagje nat
mensen
schuilen
zonder dat
het tekent
trilt een
treurnis door de stad
in de navel
van de avond
staart een
ieder voor zich uit
geeft het
lichaam nog antwoord
op de
mensenoude vraag
die in de
hartenruis
van alle
slagen te samen
in het
verstikkende zwijgen
van dit
verzinken ligt?
bloedverband
door witte
nevel aaneengesloten
kan het
verdeelde zich vergroten
elke druppel
die mijn woorden vat
legt mijn
wezen meer afstand af
grondgebied
wordt grensgebied
wanden tussen
dag en nacht
permeabel
voor jou, mij, wij
die op grote
afstand
trachten te
delen, te leven
in een
zuiverst dienend
bloedverband
ciel / ziel
hij die ik
word
is nog zo ver
weg
dat ik niet
zeker weet
of ik hem
herkennen zal
en hij mij
jaarringen in
mijn ogen
vormen een
code
die zijn
vingers lezen
stille
kringen
van een
levensoud verlangen
altijd een te
zijn geweest
verzwegen
testament
een
mosterdzaadje
als met
kinderhanden
en bodemloos
vertrouwen
diep in de
ziel geworpen
een bloem
die eerst in
het donker groeit
one way
het lange
gras
dat buigt en
toegeeft
een golvende
deken zonnewater
maakt gouden
zeeën van land
het groen
ontstegen
het kleinste
van een dorp ontvlucht
vaar ik in
gedachten glimlachend weg
one way
tot aan
nooit meer
terug
|