> home
  
    > speciaal
  
    > auteurs
  
    > teksten
  
    > Brabants
  
    > audio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

<<<terug

 

 

René Spruijt

gedichten


 

 

Beleef ’t in Roosendaal

bij mijn afscheid als stadsdichter

 

Ik wandel buiten om de stad en zie hoe water

van eeuwen al in beken en in vaarten stadwaarts gaat,

hoe Krampenloop, Turfvaart en Kletterwater tussen donken

vloeien, hoe Molenbeek, Kellebeek en Rucphense Vaart

langs rijen bomen stromen en voorbij ongeschoren oevers.

Hier slenteren we allen ooit zwijgend hand

in hand door het rietgroen land en voelen

onze hartenklop, het bonken van verlangen

ruiken we de huid, de warmte tussen de haren

en fluisteren naakt de naam, strelen behoedzaam.

 

Op deze moergrond bekennen wij elkaar,

waar langs glad gemaaide kanten

over stuwen en onder bruggen

helder water naar vijvers stroomt

waarop zwanen roerloos drijven

en waar burgemeesterparken openbloeien.

Daarachter bergen woonwijken huizen waarin

geboren, geleefd, bemind, gestorven,

de Roosendaler zijn woonstee vindt.

 

Het volk speelt! De leutstoet stroomt, bier schuimt

de fiere Tullepetaan op het hoogtepunt van zijn bestaan.

En in de straten wapperen banieren heldhaftig

in een lange rij aan hoge masten op klinkerpleinen

en op de markten drommen mensen om de drumband

te zien, dansen en zingen

ze, draaien in de kermismolen tijdens een regenbui

druipend nat in nazomerwarmte. Hoe gloeit de huid

uit het slakkenhuis van de jas gekropen. Een huilbui

van een kind dat voor het eerst het nee van moeder

hoort, het woord van de dichter feilloos weet en het

onnozel niet begrijpt; zoals ook niemand in de stad

of elders, hoewel zelf verliefd en uit liefde geboren,

weet of vertellen kan wat dat is: het breken

 

van de tijd, horen als je in het crematorium

afscheid neemt aan deze kant en doordringt

naar gene zijde. De stalen zwaan vliegt

onweerstaanbaar op en schuift over

de horizon de tijd voorbij. Zo leeft mijn stad

mijn Roosendaal en alles vliedt tezamen

een brede stroom die de stad uit,

noordwaarts gaat waar het land vlakker

en ontdaan van naaldbomen

een Nieuwe Roosendaalse Vliet

de drassige kleigrond tussen kreken aangrijpt.

Achter mij bruist de stad en ik ben haar reeds vergeten,

zo even is het leven en zo groots dit kort bestaan.