Aan
een vrouw
Evenals
schuim in de wind over zee vliegt
Verlicht soms de glimp van
een lach
Het gelaat van een
minnende vrouw
Zoeter,
in donkere schaduw
Dan braambes geplukt in de
zomer
Zijn dan haar oogen
En
de plooi van haar mond
Kent de lijnen van alle
monden
Die weenden op aarde
Diep
in de donkere grot van heur haren
Verheugt zich de ingang
tot het
Huis van de winden der
eeuwen
Die om haar hoofd en
vleugels spreiden
Zoals wolken omhullen de
toppen der bergen
Voor het oog der menschen
(3-12-1931)
|