dat
duurt maar voort
de
mensen zijn zo aardig en zo leuk bedacht
niet
ieders
eigenaardigheden
toch
droom je elke nacht van moorden
en
al die prettige en zachte dingen
die
je ondervindt
zijn
eensgezind
toch
droom je elke nacht van moorden
je
was er overheen het was voorbij
die
helse tijd
van
angst en pijn
toch
droom je enzovoort en enzovoort
nog
in de ouderdom
en
blijde eenzaamheid
na
’t lezen van een krant
het
zien van een bericht een dokument
droom
je nog elke nacht
van
pijniging en moord
niet
op jouzelf (hoewel je vlucht)
maar
op de dieren, kinderen, bomen
die
weerloos zijn en zo
vernietigd
worden
daar
droom je van na een tv-bericht
of
krant of overzicht
van
al die moorden
(1990)
Uit de bundel 'Het huis waar ik in woon'
|