GEDICHTEN SONJA PRINS

HOME
AUTEURS
POEZIE

Sonja Prins

CuBra

 

 

DE MOEILIJKE SLAAP

 

Drieduizend, honderdmiljoen, onzegbaar aantal slaapt

In groeven, worstelt om lucht, verbeten in

Pulverend steen, zachte lippen verbloed, slaat

Dan een wervelwind, handen en hoofd, gruis

Grauw, dor, stof, kan zich heffen als rookzuil

Aan poort van woestijnen. Nu onder narcose -

Patiënten, in land van verschrikking, wild grijpen

Licht, Witte zalf voor gewonden: stroomt Morgen uit.

 

 

(1932)