DE
MOEILIJKE SLAAP
Drieduizend,
honderdmiljoen, onzegbaar aantal slaapt
In
groeven, worstelt om lucht, verbeten in
Pulverend
steen, zachte lippen verbloed, slaat
Dan
een wervelwind, handen en hoofd, gruis
Grauw,
dor, stof, kan zich heffen als rookzuil
Aan
poort van woestijnen. Nu onder narcose -
Patiënten,
in land van verschrikking, wild grijpen
Licht,
Witte zalf voor gewonden: stroomt Morgen uit.
(1932)
|