GEDICHTEN SONJA PRINS

HOME
AUTEURS
POEZIE

Sonja Prins

CuBra

 

 

DUNKELHAFT IN SCHEVENINGEN

1

wij werden in eikaars

aanwezigheid gebracht

op de enige manier die in die dagen

mogelijk was:

twee cellen naast elkaar -

een rond gat in de muur

ertussen -

voortdurend grijs en zwart

voortdurend nacht

daardoor werd je lichamelijk

voorbereid en toegespitst

op iets dat een andere werkelijkheid

zou kunnen zijn

iets dat niet binnen en niet buiten was

zoals de microgolf-theorie

de shocktherapie

lobotomie

met de stem

maar wat had het voor zin?

de man die ik sprak

vroeg wie ik was

en of ik ook

naar Duitsland

ging?

hij was chauffeur

en had al prompt

veel joden

naar een kamp

gebracht

wees maar niet bang

ze willen datje werkt

en anders niet

arbeit macht frei

wie werkt is sterk

2

nu

nu je zelf niets meer bent

kun je pas zien hoe je toen werd gebruikt

de isoleer met zijn dubbele toer

was een cel waar iets in je

aangloeide als vuur

het ego gesplitst tot het naakte geheel

van een staafje

gloeiende kool

in de ban van dat licht

kon jouw dubbele ik

zich uitzetten tot een dubbele

(onbarmhartige) plicht

van de heilssoldaat

jij werd kinderjuffrouw voor smart

jij werd pleister op schreeuwende wond

jij werd een vrek die zijn goud

behield

om lood uitte delen

en dat alles was kunst

en dat alles was kunst

van de Sicherheitsdienst

van de vrachtwagenchauffeur

die met je sprak

(door het gat in de muur)

van de vrouw die jij was

niet spontaan

maar naïef

de vrouw die schreef

3

sprak en schreef

lange weken en maanden

terug in haar dagcel

met kalmerende woorden

voordat haar altijd luid klagende

wisselende

metgezellinnen

's nachts op transport gingen

(zij werden in mijn cel gezet weet ik nu

veertig jaar later

omdat ik gehersenspoeld was -

niet over opstand en weerstand sprak

en de slachtoffers vol zogenaamd meegevoel

hypocriet begeleidde)

dat alles was kunst

het leeuwendeel is kunst

een zilveren kooi

waarin de enkeling is gevat

waarin je nooit

de mensheid vangt

dat is kunst

4

het is toch wel goed om de dood

lang onder ogen te zien

op een film gaat het beter

dan in levende lijve

dat doen Wajda en zij

uit de voorlaatste oorlog

(toen zonder film -

wel in verhalen

en vooral op toneel)

zo zie je dat elke kunst

op een zeker moment

van dood

leven kan maken

 

 

(1941)