O
mensheid die de vrede draagt
Alsof
een reuzenvogel uit de hemel daalt
boven
ons hoofd, en met zijn wiek
het
daglicht duister maakt,
kwam
het bericht: Stalin is ziek.
’n
bange nacht, de slaap verdwijnt,
aan
tafel heeft het brood geen smaak.
Hij
ligt terneer en voert zijn strijd,
die
het lot van alle mensen raakt.
op
’t werk, op straat en in de tram,
uit
alle ogen kijkt het ons aan.
Daar
is de knagende zorg om hem,
wat
wij ook doen en waar wij gaan.
Elk
uur heeft hij zijn volk gewijd,
zolang
ik leef en lang voordien,
de
leider van de vredesstrijd
de
gids, de vader en vriend.
De
dag dat hij werd neergeveld
(wij
wisten het nog niet)
werd
uit zijn laatste werk verteld,
dat
nieuwe rijkdom biedt.
Het
is alsof hij ’t zelf zegt
aan
ons, zijn helder woord.
Een
mens volbrengt zijn levensweg,
een
bloeiend werk gaat voort.
O
mensheid, die de vrede draagt,
hij
was uw stem, die niet verklinkt,
hij
was uw hart, dat niet verstilt.
Hij
wees de weg, die verdergaat.
(Naschrift
Han van Meegeren: Dit gedicht stamt uit de tijd dat Sonja Prins nog
onwrikbaar de gangen van de Russische regering steunde. In dezelfde
tijd maakt zij gedichten die de Noord-Koreaanse staat verheerlijkten
zoals het gedicht ‘Lied van een Noord-Koreaanse soldaat.)
(1951)
|