INHOUD SONJA PRINS
HOME
AUTEURS
POEZIE

CuBra

Uit: de Volkskrant, 23 december 2006
Copyright 2006-2007: de Volkskrant, Lidy Nicolasen

‘Dichten was te bourgeois’

Interview met Sonja Prins
door
Lidy Nicolasen

De kale wintertakken geven De Boshut
met moeite prijs. Het huisje
ligt weggedoken in de bossen bij
Baarle-Nassau en oogt als de
bouwval van een kluizenaar. Romantisch
bijna. Achter de ramen brandt
licht. Het bos is er tot aan de voordeur, waarop
een briefje waarschuwt dat de bel het niet
doet. 

Waar het bos stopt, nemen boeken en
paperassen de orde over. Stapel na stapel, zo
ver het oog reikt.
Sonja Prins zwaait vanachter het raam.
Binnen gaat ze voor door een uitgespaard
gangetje naar haar stoel in de verste hoek
van de kamer, onder een felle lamp, naast de
telefoon. Overal lampen en kachels. ‘Neem
die stoel maar’, zegt ze wijzend naar de enige
stoel zonder boeken maar met een kussen.
‘Dat heeft mijn grootmoeder nog geborduurd.’
De stoel past naadloos in het gangetje, pal
bij haar stoel. Sonja Prins ziet niet goed meer.
De vragen moeten in grote letters opgeschreven.
Ze hardop stellen heeft geen zin,
want haar gehoor is nog slechter. Maar de
versterker in haar telefoon doet wonderen.
‘Met Sonja Prins’, neemt ze haar ouderwetse
hoorn op, lacherig kijkend in de richting
waar ik zit, omdat ik de beller ben – met m’n
mobiele telefoon. En dan voltrekt zich, knie
aan knie, aan de telefoon het interview. ‘Alles
staat in mijn gedichten. Beter dan dat kan ik
het eigenlijk niet verwoorden’, zegt ze met
een onderkoeld soort humor en net zo weinig
omfloerst als de taal in haar gedichten.

Ik wil zeggen wat alle mensen willen
zeggen
ik wil hun stem zijn

Uit: Glanzend koren

Sonja Prins is 94 jaar. Ze schreef haar hele,
turbulente leven lang. Ze was net 20 toen
Marsman haar ‘oorspronkelijk talent’ beju -
belde, maar van een doorbraak lijkt nu pas
sprake. Dit jaar verscheen haar bundel Het
boek van de cineast als prelude op het verzameld
werk, dat klaar is gedrukt te worden.
Gerrit Komrij nam drie van haar gedichten
op in de Dikke Komrij. ‘Die gedichten verzin
ik niet, die komen vanuit een emotie. Mijn
moeder bewaarde mijn eerste gedichten als
kind, omdat ze erdoor getroffen was zoals
moeders al gauw zijn. Het meisje dat je ziet
in die gedichten is een ernstig meisje met gevoel
voor kunst.’
Kind in diverse landen is de titel van de serie
jeugdgedichten, die overal ter wereld ontstonden.
Tot haar 13de leidde het gezin een
zwervend bestaan, dat begon met een reis
per pakketboot naar Amerika. ‘Mijn vader
kon absoluut niet lang op een plaats blijven.
Hij was een echte avonturier. Het kon hem
niks schelen dat hij niks verdiende. Mijn
moeder dacht dat hij een groot schrijver zou
worden, daarom zorgde ze voor alles. Zijn vader
kwam uit een arme familie. Hij kon op
kosten van het leger medicijnen studeren en
genoot een heel goede reputatie als huisarts.
Uit bewondering voor hem ging ook mijn vader
medicijnen studeren.

‘Toen zijn vader plotseling stierf, moest hij
zijn moeder en vijf zusters onderhouden. De
burgemeester, een oom, raadde hem aan
naar de Oost te vertrekken en daar op een koffieplantage
te gaan werken. In die tijd had hij
een briefwisseling met mijn moeder. Ze kenden
elkaar van de dansclub. Hun ouders hadden
afgesproken dat Apie, zoals mijn vader
Adriaan Pieter werd genoemd, mijn moeder
Ina na die dansavonden naar huis in Bloemendaal
moest brengen.
‘Zij waren wat je in die tijd progressief
noemde en liberaal. Het woord links was er
nog niet bij. Op een dag kwam een afvaardiging
van de Vrijheidsbond in Haarlem bij
mijn grootvader van moeders kant om hem
te vragen voor de gemeenteraad. Hij had
daar weinig zin in en zei: waarom nemen jullie
mijn vrouw niet? Zij was een actieve feministe
en heeft als raadslid voor de rechten
van vrouwen en kinderen gevochten. Mijn
moeder was, net als haar vader, advocaat. Zij
had de ideeën, de belangstelling voor geschiedenis
en sociale onderwerpen. Mijn vader
niet. Ik had altijd ruzie met hem.
‘Hij was niet betrouwbaar, dat was mijn
voornaamste grief. Hij was dol op andere
vrouwen. Ik dacht destijds, ik was 16, dat ze
op mijn aandrang uit elkaar gingen. Hij
kwam op een dag uit Amsterdam, ze woonden
allang apart, en hij bracht een grote taart
mee met daarop een zinkend schip. Hij wilde
laten zien dat het huwelijk mooi was geweest
en dat de scheiding dat ook kon zijn.
‘Ik ben woedend de kamer uitgelopen, ik
kon het niet aanhoren, vooral omdat bleek
dat ik dat helemaal niet had gearrangeerd.
Er veranderde ook niks, zij bleef hem gewoon
helpen, zoals met de publicatie van
het nieuwe tijdschrift Nederland-Nieuw Rusland.
Hij heeft buiten de eerste jaren nooit
iets bijgedragen aan de kosten voor de kinderen.
Jij hebt ze gemaakt, dus jij moet er
maar voor zorgen, zei hij altijd. Zij was daar
wel trots op.’

U bent bezig met een familiekroniek.
‘Ik kan het nu niet combineren met het verzameld
werk, dat in vijf delen zal verschijnen.
Ik ga nu nog niet dood omdat het werk
niet af is, maar het is toch niet echt prettig
om op oude leeftijd door te leven met alle gebreken
die het leven heeft. Maar goed, ik ben
afgedwaald, waar waren we? Wil je niet een
krentenbol?’

U was 16.
‘Ik moest natuurlijk wel naar de universiteit.
De jongste broer van mijn moeder betaalde
de studie voor alle kinderen van zijn zusters.
Hij was homo, evenals zijn vader, hij had
geen huwelijk en geen kinderen. Hij was architect,
en soms curator in een museum, hij
verdiende niet zo erg veel, maar er moesten
wel een heleboel kinderen van zijn geld studeren.
Mijn moeder verwachtte dat ook, iedereen
in haar familie zou studeren.
‘Ik zat op het gymnasium in Baarn als vakleerling,
dat kon toen nog, eerst op 3 hbs en
daarna op 4 bčta voor wiskunde, natuurkunde,
Grieks en Latijn. Vanwege een fascistische
leraar ben ik er vertrokken. Hij zei dat
Joden stonken, ik weet niet meer in welk verband.
Toen vroeg ik: hoe komt het dan dat u
mij nooit geroken hebt? Hij had absoluut
geen antwoord.
‘Ik heb wel m’n best gedaan voor het
staatsexamen; dat had ik mijn oom beloofd.
Mijn moeder had een kamer voor me gevonden
in Amsterdam, die was mooi want keek
uit op het Stedelijk, maar was te duur. Ik ver-
huisde naar iets goedkoops in de Jodenbuurt,
pakhuizen zonder licht en water,
waar ik ’s avonds in het donker mijn pot
moest legen in de gracht en bij kaarsen
moest werken. Maar ja, het was vreselijk
goedkoop, ik geloof tien gulden in de
maand. In die tijd ben ik lid geworden van de
Communistische Jeugd. Voor het eerst in
mijn leven kon ik in een groep opgaan.’
Op haar 18de kreeg Prins een legaat van
duizend gulden van haar grootmoeder. Ze
wilde daarvan haar droom verwezenlijken:
een literair kwartaalschrift in drie talen.
Geen Nederlands, de 18-jarige miste in Ne-
derland de progressieve literatuur die ze kende
uit het buitenland. Ezra Pound en John Dos
Passos stonden in het blad dat Front heette, ze
weigerde de gedichten van haar leraar Dick
Binnendijk. Na vier afleveringen was het geld
op. Een paar jaar later debuteerde Prins met
Proeve in Strategie onder pseudoniem van
Wanda Koopman, want in CPN-kringen
(toen nog CPH) was het schrijven van ge-
dichten te bourgeois.
Ze werd verliefd op een partijman ‘die niet
wilde deugen’, hij zat met zijn hand in de
partijkas. De partij dreigde met royement als
ze toch met hem zou doorgaan. Halverwege
de zwangerschap van haar jongenstweeling
trouwde ze, om haar moeder gerust te stellen,
een man die op het punt stond naar de
Oost te vertrekken. Zij was 22. Toen hij na drie
jaar terugkeerde, genoot het huwelijk een
kortstondige opleving en verwekte hij haar
derde kind, een dochter die later autistisch
bleek en zelfmoord zou plegen.
‘Toen ik net de tweeling had gekregen,
woonden we in Rotterdam, maar ik ben hals-
overkop naar Amsterdam gevlucht, omdat
de vader me stond op te wachten. Hij wilde
zijn kinderen. Ik belandde op een kleine kamer
aan de Achtergracht. Uiteindelijk zijn
mijn moeder en ik naar Schiedam gegaan,
daar vonden we een huis met uitzicht op de
Maas.
‘Toen ik zelf een huis kreeg, scholden de
buren me uit voor hoer, omdat ik alleen
’s avonds mannenbezoek kreeg. Het was de
tijd dat je vergaderde, maar wisten zij veel.
Ze wierpen geregeld vuil naar binnen, dus
daar moest ik ook weg.
‘We zaten in Vlaanderen op een kinderkamp
toen de algehele mobilisatie werd afgekondigd.
Ik was een van de leidsters. In
ruil voor mijn salaris konden mijn drie kinderen,
in een eigen tentje, gratis mee. Het
was verstandig niet naar Rotterdam terug te
gaan, ik was daar te bekend en we wisten dat
de Rotterdamse politie zou collaboreren
met de Duitsers. Ze kenden me van het schil-
deren van leuzen als ‘Tegen oorlog en fascisme’
op de muren van huizen. Ik ben twee
keer gearresteerd, ze noemden me de Teer-
kwast.
We zijn ondergedoken bij de leidster
van het kinderkamp in Hilversum, zij was
links en Joods.
‘Als je onderduikt, kun je nooit lang op een
adres blijven. We gingen later naar Bilthoven
waar de kinderen naar de Werkplaats van
Kees Boeke konden, een vroegere minnaar
van mijn moeder. Ik was er eindelijk in geslaagd
haar bij ons te laten wonen. Toen kon
ik ook werk zoeken. Eerst in een wasserij, later
als secretaresse bij Demka, dochter van
Hoogovens, waar ik van een heleboel andere
vrouwen een intelligentietest won. Ik denk
eigenlijk omdat mijn broer me had gezegd:
denk niet dat de nadruk ligt op snelheid, die
ligt op nauwkeurigheid.’
Een half jaar werkte Prins bij Demka, toen
werd ze opgepakt vanwege haar CPN-lid-
maatschap. De Duitsers wisten niet dat ze in
het verzet zat en de verzetskrant De Vonk
maakte. In november 1941 belandde ze, net
als haar ouders, in het ‘Oranjehotel’ in Sche-
veningen. Haar ouders kwamen snel vrij. Zij
werd op transport gesteld naar de vrouwen-
gevangenis van Ravensbrück, waar ze de rest
van de oorlog zou doorbrengen.

Ik kan niet slapen ’s nachts want als ik slaap
is het mijn eigen stem die kermt, en vaak
komt dan de dag nog onverwachts en haalt
ons uit het graf
van onze korte nacht.

Uit: Ravensbrück

Haar enige roman, De Groene Jas, verhaalt
over het alledaagse kampleven, over de zware
dwangarbeid maar ook over het toneelstuk
dat ze schreef op het karig aanwezige
papier. ‘We zaten daar met Poolse en Neder-
landse meisjes. Wij waren goed in de winter
als er bomen gehakt moesten worden, zij in
de zomer voor de wegen- en huizenbouw. De
Hollanders waren politieke gevangenen, die
keken neer op de Polen, meestal huisvrouwen.
Het schokte me, die minachting.
‘In de kersttijd hebben we Midzomernacht -
droom van Shakespeare opgevoerd. Ik had
dat stuk gezien in Londen, toen ik een jaar of
10 was. Afgaande op m’n herinnering heb ik
een Duitse versie geschreven. In normale
omstandigheden lukt je dat nooit, dat het nu
wel lukte, moet een gevolg zijn van de staat
waarin ik verkeerde. Ik gaf de Polen dingen
te doen die ze beter konden dan Hollanders,
zoals dansen. Dat heeft erg geholpen voor de
verhoudingen. Mensen vergeten weleens
dat in de kampen een heleboel dingen goed
gingen, het waren niet alleen gruwelen.’
De verbittering slaat pas echt toe na terugkeer
in Nederland. ‘Vreselijk. Ik heb de hele
dag aan de grens gewacht of iemand mij zou
komen halen. Er was geen trein of tram, geen
auto of bus. Je wist niet waarom niemand
kwam. Het Rode Kruis heeft gezorgd dat ik
werd afgehaald op een motorfiets, het was al
avond toen ik thuiskwam.
‘Mijn moeder zag er uit als een hele magere,
doodzieke vrouw, heksachtig, het was
donker, er was nergens goed licht. Ik schrok
zo dat ik vluchtte in een kamer achter haar.
Tenminste, dat is mij later verteld en daar
werd toen vreselijk om gelachen. Niet door
mijn moeder, die moet een verschrikkelijke
schok hebben gekregen.’

Eens hoorde ik bij hen die voor elkander
zorgen,
elkaar beschermen, keer op keer,
voor hun beminden alle dagen werken.
Ik ben geen moeder meer!

Uit: Weer een winter in

Wat ze in Ravensbrück misschien had gevreesd,
werd werkelijkheid. De ontvangst
was kil, haar kinderen waren van haar vervreemd,
veel vrienden waren gesneuveld, de
Jodenbuurt bestond niet meer. ‘De terugkeer
was te erg.’ Ze verkeerde jarenlang in
een shocktoestand. Haar gehoor was ernstig
beschadigd. ‘Ik ben op veel kantoren geweest,
gewoon typiste. Het was zo’n chaos in
die tijd, daardoor verkeerde ik nog meer in
een shock dan door het concentratiekamp.
In vergelijking hiermee was dat juist een gezonde
samenleving, dit was pas echt chaos.’
Via de communistische boekhandel Pegasus
werd ze secretaresse van partijleider
Paul de Groot en secretaresse van het partijblad
Politiek en Cultuur en braken gelukkiger
tijden aan. Maar de kans dat ze ooit opnieuw
een vaste baan zou vinden, leek definitief
verkeken toen ze in 1956 na de bekendmaking
van Stalins misdaden forse kritiek uitte
en na de inval in Boedapest de CPN definitief
vaarwel zei.
Voor niet-communisten was ze al verdacht,
van nu af aan was ze dat ook voor communisten,
in wier kringen ze niet meer terecht
kon. In de gewone wereld mislukten
sollicitaties steevast en hielden uitgevers de
deur dicht ‘door ingrijpen van de BVD’, zodat
ze jarenlang met uitzendwerk de kost moest
verdienen. Toen ze 58 jaar was, kreeg ze een
verzetspensioen.
‘Ik heb dit huisje kunnen kopen, een verwaar-
loosd huisje, goedkoop, achtduizend
gulden. Ik vond de omgeving prachtig, al die
jaren was ik nooit meer in de natuur geweest.
Vroeger heb ik nooit een huis gehad, ik heb
geleefd in hele karige omstandigheden
maar eigenlijk heb ik dat nooit echt beseft.’

Er is een slijtproces
in mij dat afscheid neemt
van alles wat mijn jeugd verdroeg

Uit: Tot ook het ik verdwijnt

Klik op onderstaande miniaturen om ze te vergroten.
0sonjasmoeder1908
100moederapieprins
101sonja1912methonddeize
102sonjaenmoeder1912
103apieprinsmetkinderenopfiets
104denhaag1918
105sonjaenbroer1918
106sonja1921inboommetkachel
107brieveninaaanhaarmoeder1921
108brieveninaaanhaarmoeder1921-2
10brieveninaaanhaarmoeder1921-3
11briefjeapieaanschoonouders
12briefinaaanhaarmoeder
13briefsonjaaangrootmoeder
14kolencharlesopdeauto1921
15sonjabeginjaren20
16sonjaapiehettaenkolinauto
17sonjaeefenjon
18sonjabijbloeiendeyucca
19sonjaenbroeropboot1921
20sonjaenkolen..
21sonjaenkolenhondspelen
22sonjakolenjaenoverdezestenemoestenwijnaarhuis
23sonjamethondbabi(1922ong)
24sonjanaarfeest
25tweedehuiscalifornie
26tweedehuiscalifornie2
27bijdecreekhettaleestvoorapril1922
28bijhetpostkantoor
29buurman
30huisjemrstone
31eerstehuiscalifornie
32houthalenindecanyon
33eenmaaltjecorn
34insangabrielmaart1922
35kamperen
36koudwaterproflorentzhielpmethetbouwenvandedam
37pindasvoeren
38sonja1922
39sonjaleest
40sonjasmoeder
41deheuvelop1925
42kolleertautorijden1925
43sinjaenkolmakeneenhavenvoorbootjes1925
44detweeling
45tweelingsept1936
46pauldegrootmei1945
47tekeningsonjadoormichiel1955
48briefjeapieprins1958
491sonja's dochter
49omslagapieprinsmexico
50sonjaenmoederin1975
51sonjavoorboshutjaren70
52fotovolkskrant2006