CUBRA

INHOUD TON LINDEN

HOME

POËZIE

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

Illustratie: Elliott Banfield

De pagina's van de Campusdichter zijn totstandgekomen in samenwerking met de Faculteit Communicatie en Cultuur van de Universiteit van Tilburg / Tilburg University

 


 

INTERVIEW

‘Ik vind het heerlijk om met woorden te spelen’

 

Als student was hij een hemelbestormer. Als docent schreef hij gedichten over zijn klas.

Als campusdichter mag Ton Linden sinds deze week het universitaire leven vatten in woorden. “Ik voel het als een avontuur.”

 

Je hoort

niet

meer;

Je denkt

wat is

stilte

 

De andere jongens van het schoolvolleybalteam plagen hem ermee. Dat is toch voor mietjes, een gedicht schrijven. En wat bedoelt hij er eigenlijk mee? “Ik faalde hopeloos in mijn poging mijn gedicht uit te leggen”, weet Ton Linden (54) nog. “Maar ik vond het niet erg. Ik liet het gewoon zo.”

 

toch

mooi,

maar je beseft

niet dat je doof bent.

 

Als dit gedicht verschijnt in de schoolkrant – ‘op een aparte pagina!’ - van het Heerlense Bernardinuscollege is Linden een jaar of zeventien. En vroegvolwassen. Maar omdat hij erg goed is in sport en puzzelen met getallen, blijft zijn filosofisch taaltalent nog even onbenut. Het wordt uiteindelijk wiskunde, op de Nijmeegse universiteit. “Daar moet alle studenten verplicht een bijvak volgen, zodat ze geen vakidioten worden. Dat vind ik een heel goed principe. Ik ontdekte de sociale filosofie.”

Als jongere met idealen staat Linden net als veel studenten begin jaren zeventig flink op de maatschappelijke barricaden. Hij protesteert tegen de Amerikaanse president Nixon, is actief in de Wereldwinkel en jongerencentra. Meestal in Heerlen, waar vooral één hogeschool zich ontpopt als broeinest van actie: die voor theologie en pastoraal werk. “Dat kun je je nu misschien moeilijk voorstellen, maar die opleiding was hét podium voor maatschappelijk geëngageerde jongeren. Lid zijn van de CPN was heel normaal.”

Linden switcht. “Het was een schot in de roos”, zegt hij met stralende pretogen. “Ik ben niet kerkelijk betrokken maar vond het heerlijk om op de vierkante centimeter met woorden bezig te zijn. Een Bijbels woord als maagd bijvoorbeeld heeft later de lading gekregen van ‘nog niet naar bed geweest zijn met’. Maar dat heeft veel te maken met de seksuele preoccupatie van de kerk. Een woord als dienstmaagd had lang geleden vaak een hele neutrale betekenis.” Ook de consequenties van zo’n verandering boeien Linden. “Daar wordt dan een heel systeem van (vrouwen)beschuldiging omheen gebouwd.”

 

Na zijn afstuderen staat Linden even voor de klas, op een middelbare school. Maar dat past nog niet, dus kiest hij voor het avontuur: Suriname. Op het christelijk-pedagogisch instituut in Paramaribo onderwijst hij aankomende basisschoolleraren. De meesten van Surinaamse afkomst, nog met één been in de wereld van winti. “Dan zag ik een fles rum staan bij een kruispunt. Tegen ongelukken. Het relativeerde. Het primaat van mijn eigen gelijk verdween.”

Maar de echte cultuurshock komt in december van dat jaar: 1982. In fort Zeelandia in Paramaribo worden vijftien critici van het regime Bouterse in koelen bloede gemarteld en vermoord. Door een raar toeval heeft hij precies op die dag een vlucht teruggeboekt naar Nederland omdat zijn contract afloopt. In de chaos vertrekt het toestel zonder dat het is schoongemaakt. Op het vliegveld wemelt het van de militairen. “Geschokt was ik. Dat machthebbers die het niet leuk vinden als je iets weet, je gewoon uit de weg ruimen.”

Dat weten gold heel letterlijk voor de twee wetenschappers onder de slachtoffers: decaan van de sociaal-economische faculteit in Paramaribo Gerard Leckie en universitair docent Sugrim Oemrawsingh. “Sindsdien is voor mij de vanzelfsprekendheid weg dat ikzelf maar ook andere studenten hier in Nederland gewoon kunnen studeren. Sindsdien besef ik hoe veel geluk wij hebben.” Linden schreef er een gedicht over, waarin hij poëtisch pleit voor een Gerard Leckie-leerstoel in Tilburg. Dit engagement charmeerde de jury van de campusdichter, die mede daarom koos voor Linden. 

Terug in Nederland kiest Linden alsnog voor de middelbare scholieren: op het Odulphus Lyceum in Tilburg. Hij geeft er godsdienstles en herontdekt de schoolkrant als podium voor zijn gedichten. Liefdevolle gedichten, over de warme band die hij voelt met zijn leerlingen. Over luisteren naar elkaar, een thema dat hem aan het hart gaat. In de klas, in de collegezaal. Daarom voelt hij zich sinds kort zo goed op zijn plek op de Tilburgse campus, als masterstudent zorg, ethiek en beleid. “In onze colleges gebeurt veel in samenspraak, geven docenten en studenten elkaar de ruimte.”

Een voorbeeld. Een medestudent vertelt hoe hij op zijn werk omgaat met dementie. Op weg naar huis ziet hij een gehandicapte bewoner huilend op het raam kloppen. Hij keert om en probeert de man te troosten. Zijn vrouw is net weg van haar dagelijkse bezoek, maar hij is haar al weer vergeten. Hoe ga je met zo’n situatie om? “Dat zo iemand de ruimte krijgt om zijn verhaal te vertellen en dat de docent er vervolgens een verdieping aan geeft. Dat vind ik geweldig.” Met die verdieping wil Linden na deze studie zijn droom verwezenlijken: geestelijk verzorger worden.

 

Linden is alleen ’s avonds op de campus te vinden, want overdag heeft hij een eigen adviesbureau voor reïntegratie van docenten. Daardoor was hij tot nu toe vooral een passant op de universiteit. Maar nu hij weet dat hij als eerste campusdichter gekozen is, flakkert de betrokkenheid op. “Ik voel het als een avontuur.” Hij kijkt al met andere ogen naar het campusgewoel en heeft zin om zijn lichte podiumvrees te gaan overwinnen. Voor optredens op de universiteit, maar ook in de stad. Waar hij al op de planken van open podium Paradox stond en twee keer tweede werd bij het Tilburgse dichtkampioenschap. “Het wordt eens tijd dat ik als Limburger hier meer ga aarden.”

[Stijn Dunk/Univers]