INHOUD SCHELLEKENS
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

 

Jan Schellekens

Herinneringen uit de Hoogvensestraat

Jaartallen, pin- en haktollen

 

U hebt het zelf zeker al eens ervaren. Als je begint na te denken over vroeger dan komen er steeds nieuwe herinneringen naar de oppervlakte borrelen.

Zo ook bij mij, en dus moet U mij vergeven als ik regelmatig eens een stapje terug doe.

Want wat je je als jongetje van 7 tot 12 jaar ook herinnert, het zijn zeker geen jaartallen, zodat een en ander nogal eens door elkaar loopt. Wie van U weet nog wanneer Philips van Bourgondië geboren werd. Wanneer de Hoekse en de Kabeljouwse twisten werden uitgevochten. En ga zo maar door. We hebben het allemaal moeten leren maar de doorsnee mens herinnert zich alleen nog Floris. Daarom vraag ik verschoning voor als het elkaar eens een keertje overlapt.

Ik had het over de Mariaschool met daarin het Duitse garnizoen. Ik denk dat wij als jochies beter in die school de weg wisten dan wie dan ook. Vooral de zolders waren een aantrekkelijk speelterrein. De Duitsers zelf kwamen daar nooit, en om onverklaarbare reden liet men ons daar onze gang gaan.

 


De Mariaschool

 

En wat je niet allemaal vond op zo`n zolder. Vooral omdat de klassen waren leeggeruimd en de hele handel op zolder was opgeslagen. Je kon daar verschrikkelijk goed verstoppertje spelen. Verschillende delen van deze ruimtes waren niet beplankt en wij waren meesters in het over de balken lopen. Maar je kon er natuurlijk op wachten dat iemand misstapte en schrijlings op zo`n balk zat met beide benen door het gestukadoorde plafond. Het werd ons niet in dank afgenomen en een tijd lang waren de zolders taboe.

Een oudere groep jongens, zo van de leeftijd die na de bevrijding vrijwillig naar Nederlands Oost-Indië gingen, lagen niet zo goed bij de Germanen. Zij speelden in onze ogen gevaarlijke spelletjes die soms bijna uit de hand liepen.

Eén voorval staat nog op mijn netvlies gegrift.

De jongens stonden meestal op de hoek van de straat onder de lantarenpaal en maakten dan hatelijke opmerkingen tegen langskomende soldaten. Tot men op een gegeven moment tegen een passerende officier te ver ging waarop deze zijn pistool trok en vroeg wie de boosdoener was. Niemand had natuurlijk iets gehoord of gezien waarop de man iemand aanwees en zei, ‘mitkommen’.

Wij hielden ons hart vast maar de bewuste persoon bedacht zich geen seconde en rende meteen weg. Schuin tegenover liep hij een poort in bij, ik weet de naam nog precies, de familie Van de Wiel. De man met de revolver erachteraan, ook de poort in. Even niets en dan ging de voordeur open, de jongen werd door de dochter des huizes buiten gelaten en rende de hoek om. De Duitser kwam door de poort terug, vroeg de vrouw waar hij naar toe was en deze stuurde hem prompt de verkeerde kant in.

We zullen er nooit achter komen of de Duitser zijn pistool gebruikt zou hebben maar een hachelijk avontuur was het wel. En de jongens werden toch wel wat voorzichtiger. We zagen ze niet meer zo dikwijls op de hoek.

Zo konden wìj weer bij de lantarenpaal. Destijds waren dat ronde aluminium geschilderde palen. Gaslantaarns dus. En daar kon je twee dingen mee doen behalve tegenaan hangen. Je kon ze aan- en uitstampen. Als je hard genoeg stampte dan viel het handletje om, waarmee de lantarenopsteker de lamp aan en uit deed. Bij veelvuldig gebruik werkte dat ding dan niet meer, dus U begrijpt wat er gebeurde.

En je kon er ook je pintol zo mooi aluminium mee kleuren door met de kop langs de paal te schuren zodat het aluminium afgaf op de bovenkant. Als hij dan draaide gaf dat een verschrikkelijk mooi effect.

Pintollen en haktollen. Je ziet dat allang niet meer. Een pintol leek op een paddestoel met onderaan een scherpe punt. Pintollen deed je met een stokje waaraan een touwtje zat. Een soort zweepje. Voor het touwtje gebruikte je meestal een stukje zogenaamd pees. Dat was in Tilburg niet moeilijk want dit pees werd volop gebruikt in de wollenstoffenindustrie.

Je draaide het touwtje om de pin om hem dan weg te gooien. Doordat je het stokje vasthield ging de tol draaien en de kunst was om met het zweepje zo tegen de tol te slaan dat hij bleef draaien.

Een haktol had een vorm die leek op een knol met onder een scherpe punt.Voor een haktol had je alleen een stukje pees nodig. Je draaide het touwtje vanaf de punt langs de tol omhoog tot ongeveer de helft. Je gooide hem dan weg en hield het touwtje vast.

De experts onder ons zagen kans om hun tol precies boven op jouw pin of haktol te gooien waardoor deze in tweeën spleet afhankelijk van de scherpte van hun pin.

De rotzakken probeerden nog wel eens om iemands voeten te raken.