|
’t
Skonste plekske
Ed
Schilders
In
Den Dungen hebben ze weliswaar geen echt volkslied, maar dan toch
een ‘dûrrepsliedje’, getiteld ‘Tussen de brug en de meule’.
Henri de Booi schreef in 1983 de tekst met wijlen Ad de Laat, die
de muziek schreef. Sindsdien, schrijft De Booi, ‘is het zo populair
geworden dat iedere Dungenaar de tekst van buiten kent en uit
volle borst meezingt. De harmonie en alle koren hebben het op hun
repertoire.’ De laatste regel van het eerste couplet luidt:
‘’T is overal goewd, mar nerris beewter ès b’ons’, en dat
gevoel overheerst ook in de andere al dan niet officiële
volksliederen van Brabantse plaatsen die werden ingezonden. Twee
weken geleden lazen we al dat Schijndel ‘’t Skonste plekske
van hil de wirreld is’, en het Boekels volkslied, ingestuurd
door Leny Jansen-Mickers, eindigt met de regels: ‘Hoe goewd ’t
ok is, wor ok op d’aord/ Allein in Boekel he’k den aord!’
Ook dit lied over ‘De parel van de Peelrand’ moet gezongen
worden met de ‘borst vöraut’, en de lokale televisiezender
laat het bij iedere uitzending horen. Bernarda Lommers stuurde een
ode op de Drunense duinen, en die zijn ‘Even mooi als Hollands
kust’. De illustratie hiernaast is een voorbeeld van een
feestlied met aangepaste tekst (in dit geval voor een bruiloft),
gezongen op de melodie van het vroegere Nederlandse volkslied, ‘Wien
Neerlandsch Bloed’.
Wat
betreft de teksten met een Rooms tintje, die zijn nog steeds of
heel vroom of een beetje spottend. Willem Jonkergouw stuurde een
complete litanie, getiteld ‘Een dat is een’. De getallen een
tot en met twaalf krijgen daarin een bijbelse uitleg.
Bijvoorbeeld: Twee dat is twee/ twee stenen tafelen/ die Mozes
sloeg tot rafelen. En: Tien dat is tien/ tien geboden des heren/
die wij moeten eren. De opzet is dat de zangers na elk nieuw vers
weer vooraan beginnen met: Een dat is een/ Ene God alleen/ Ene
zaligmaker en anders geen. Antoon van Bergen stuurde twee preken
in, een van de pastoor, de andere van Bacchus. De laatste is het
leukst en eindigt met een slimme redenering: ‘Hij die goed
drinkt, slaapt goed; die goed slaapt, zondigt niet; wie niet
zondigt is een kindje van God; en kinderen van God komen allemaal
in de hemel.’
|