INHOUD FEEST
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Print pagina

De feesten en partijen van vroeger
Stuur ons uw verhaal: leed@brabantsdagblad.nl


Meer afbeeldingen uit deze potpourri: Klik hier

Samen en solo

Een van de populairste feestgezangen is de potpourri, een aaneenschakeling van bekende liedjes, soms met eigen teksten op bestaande melodieën. Leny van der Sanden-Van Buul stuurde me kopieën van een potpourri die al meer dan honderd jaar in haar familie bekend is, en die bestaat uit twintig tekeningen, gemaakt door ‘ome Jan Heesbeen’. Het zijn erg grappige kleurenprenten die de titel van het te zingen lied verbeelden. De ceremoniemeester hield er een omhoog, en ‘de hele aan lange tafels gezeten familie zong dan luidkeels het liedje mee’. In deze potpourri onder andere de liedjes Aan de oever van de snelle vliet (een detail is hiernaast afgebeeld), Hoe lieflijk is de morgenstond, De herdertjes lagen bij nachte, Sjefke is getrouwd, en Ik heb rode en witte radijs. De titels staan klein op de tekening geschreven, en soms kun je zien hoe ze in de loop der tijd veranderd zijn. Bij de tekening waarop twee glazen geklonken worden, staan zelfs vier suggesties: Kom laat ons nog eens klinken, We zuipen zoolang als ’r sap is, Drink broederlijn drink, en ten slotte Glaasje op laat je rijden.

Naast de samenzang waren er altijd de solo-optredens. Steeds weer schrijven onze inzenders dat de gangmakers op feesten hun eigen repertoire hadden. ‘Mijn opa,’ schrijft Ans Schilders-Linkels, ‘zong op elk feest het lied ‘Onder de Lindeboom/ Had ik ’ne schoone droom’, en wij werden gesommeerd om te doen alsof we het nog nooit gehoord hadden.’ Fien Govers zong op veel feesten een mooi lied, waarvan haar zoon Piet de complete tekst stuurde. Het begint zo: Het valt voor vele mensen/ Zo zwaar om mens te zijn/ Zij trachten mens te wezen/ Maar zijn nog mens in schijn./ Ik wil het u graag bekennen/ Ik wou ik was een dier/ Dan hoefde ik niet te zingen/ Voor anderen hun plezier. Daarna wordt een tiental dieren bezongen. De ooievaar gaat als volgt: Ik wou dat ik er een ooievaar was/ Dan was ik voorwaar een pracht./ Ik zou het wel willen wezen/ Die in Den Haag een prinsesje bracht./ Mocht ik een prinsje brengen/ O jee, wat een plezier./ Dan liet ik me maar bekronen/ Voor hňfleverancier.

Een vraag tot besluit: kent iemand ‘De kruisweg van Judas’? Volgende week meer daarover.