INHOUD FEEST
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Print pagina

De feesten en partijen van vroeger


Stuur uw bijdrage aan: leed@brabantsdagblad.nl

Ingezonden door: W.B. van Rosmalen

Het leven van een kapelaan

 

1

In gezangen en in woorden

Tind'lend van weIsprekendheid

Is de pasgewijde priester

Heden veel moois gezeid

Maar bij al die schoone woorden

Moet toch ook de waarheid staan

Daarom gaan wij nu bezingen

't Leven van een kapelaan

 

2

Vol van vreugde uit Haaren henen

Naar het wit bisschop'lijk huis

Bel je er aan en treedt er binnen

Monseigneur is juist weer thuis

En op rood fluweel gezeten

Duidt hij u je standplaats aan

Op geen landkaart is het te vinden

Waar je heen moet als kapelaan

 

3

Bij den Bisschop aan den tafel

Spreekt ge slechts een enkel woord

Eet heel weinig en voorzichtig

Zooals het een kind behoort

Monseigneur zit druk te praten

Tegen een benoemd plebaan

Laat jou stillekes met je bordje

Want je bent maar kapelaan

 

4

Met veel moed naar het leuke dorpje

Waar geen trein of tram doorglijdt

Waar je met je gummibanden

Angstig neven het karspoor rijdt

Zoo bereikt ge het oude kerkske

Waar het mos voort op blijft staan

Dat is dan de kathedraalkerk

En daar ben jij kapelaan

 

5

Hebt gij aan de bel getrokken

Bij uw nieuwen Heer Pastoor

'n Mager vrouwmensch met een knevel

Komt dan heel waarschijnlijk voor

Z’is besproeteld, heeft drie wratten

Op haar neus; ik zeg jou, hoor

't Is een van je levensrampen

't Is de meid van uw Pastoor

 

6

Heer Pastoor is nog wat geemlijk

Is precieskes uit den dut

En half knorrend klinkt zijn welkom

"Zijt gij kapelaan.. ? och grut!"

En je pakt bedeesd een stoeltje

Hoort je Herder zwijgzaam aan

Wijl hij u zit te vertellen

Heel je taak als kapelaan

 

7

Tijd'lijk is de dienstboo vriend'lijk

Maar als ge ook maar één keer

Eens vergeet het voetenvegen

Dan zijt g'een gesjochte heer

't Schepsel zal je koeieneren

Spuwt venijn en vuur en gal

Man,je zit in de misère

Kapelaan in tranendal

 

8

Altijd vesten zonder knoopen

In je kous een chronisch gat

Broeken met gescheurde pijpen

'n Steek waar vroeger haar op zat

Togen vet om soep te kooken

Nooit gepoetste schoenen aan

Die versierselen versieren

't leven van een kapelaan

 

9

Zijt gij kouw'lijk, zoekt g'een borstrok

Niets te vinden in de kast

Hebt g'een drupneus, wilt g'een zakdoek

Zeker is hij in de wasch

Hebt ge uw p..pot gebroken

Wilt ge'r zelf geen koopen gaan

Dan moet gij het zonder kunnen

Heel uw leven als kapelaan

 

10

Heftig staat gij soms te preeken

Over 't eeuwig hellevuur

Maar probeer het eens te rekken

langer dan een goed kwartier

Alles zit bedaard te snurken

Slechts een kwezel ziet u aan

't Is een schrale troost in 't leven

't leven van een kapelaan

 

11

Op vergaad'ring,in de biechtstoel

Bij 't bezoek vooral aan huis

Kruipen kleine, bruine beestjes

Stiekem in je wollen buis

Wand'len zachtjes, zachtjes hooger

Blijven hier en daar wat staan

En veraangenamen het leven

't leven van een kapelaan

 

12

Adviseur van vele bonden

Kruisverbond en N.C.B.

Gymnastiek en reclasseering

Rampen brengen zij en wee

Een toneel voor dilettanten

Patronaat en beugelbaan

Zijn zo lollig in 't leven

't leven van een kapelaan

 

13

In den Boerenbond te spreeken

Over Chili, Kainiet

Over fosfaat, kunstmestsoorten

't Nut dat ons de gierput biedt

Over knollen, rog en haver

Over hen en over haan

't Is gewone kost in 't leven

't Leven van een kapelaan

 

14

Als er soms een bond vergadert

Over prijs van koffie, thee

Sluiting op de Heilige dagen

Wees daar heel voorzichtig mee

Zoo'n vergaad'ring, adviseurtje

legt ge 't niet heel zuutjes aan

Is in staat te ruïneeren

't Leven van een kapelaan

 

15

't Is zoo lollig, 't is zoo aardig

Ter vergadering te gaan

Maar ze laten al te dikwijls

d'Adviseur alleenig staan

Honderd stoelen, vijftien menschen

Die daarbij aan het gapen gaan

't Is ellendig, zij verknoeien

't Leven van een kapelaan

 

16

Hebt ge drie kwartier staan praten

In de Cathechismusles

Om de kinderen te leeren

't Godsbestaan in zesde les

Vraagt ge dan:"Wie kan mij zeggen

Hoeveel goden er bestaan?"

Vingers gaan er in de hoogte

"Tien, mijnheer de kapelaan".

 

17

'n Andere keer, 't is doodsche stilte

G'hebt het ook zoo mooi gedaan

Dan een vinger en ge denkt al

't Kindje heeft het niet goed verstaan

En ge vraagt lieftallig vriendelijk

Wat of het niet begrepen heeft

En 't lief kindje antwoordt schreiend:

"Niets, maar ik moet zoo naar de plee".

 

18

Uwe aandacht overwaardig

Is de geitenfokkerij

Liefst een dertig Sanageiten

En een flinke bok erbij

Als de bok die gij moest koopen

Op het stamboek komt te staan

Kost'lijk oogenblik in't leven

't Leven van een kapelaan

 

19

Wou je soms een vriend bezoeken

Die je niet in maanden zag

Waar je welkom denkt te wezen

In de late namiddag

Sta je dan je fiets te pompen

Om er lekker heen te gaan

Klinkt opeens de stem des Pastors:

"Doe jij 't Lof eerst, kapelaan".

 

20

Roestend fietske in het waschhok

Och dat hoort zoo bij het vak

Altijd moog je kindjes doopen

Kwartjes voor des Pastors zak

Nog veel erger zijn de kwezels

Die bij uwen biechtstoel staan

Lijden brengen zij in ’t leven

't Leven van een kapelaan

 

21

'n Kwezel zit er zoo te snikken

Want zij heeft groot kwaad gedaan

Dat zij zeker nu voor eeuwig

De verdoem'nis in zal gaan

"Och mijn kind, ge moet niet schreien

Zeg maar wat ge hebt misdaan"

Ik deed uit trotschheid eau-de-cologne

Op mijn zakdoek, heer kapelaan

 

22

'n Kwezel hoest, gij wordt geroepen

Holderdebolder op de fiets

Als ge puffend aan komt hijgen

Dan mankeert het schepsel niets

Enkel wou zij even zeggen

Dat het haar zoo aan zou staan

In den hemel eens te zitten

Bij die lieve heer kapelaan

 

23

En vervolgens met uw centen

't Staat daar ook niet welletjes mee

Alles moet gij zelf betalen

Zelfs papiertjes voor w.c.

Dit kost zilver, dat een briefje

Dat weer komt op goud te staan

0, je weekgeld is vervlogen

Voor je 't weet, meneer kapelaan

 

24

Gaat het goed in de parochie

Ga je er bij 't volkje in

Wis en zeker na drie jaren

Heeft je baas dan offerzin

Moet je weg uit het lieve dorpje

Blinkt in ieders oog een traan

Om het heengaan van die goeie

Van die puike kapelaan

 

25

Beste Frans, wat zoudt ge zeggen

Van een Grieks professoraat

'k Hoor dat op het seminarie

Dra een plaatsje openstaat

Ja, mijn vriend, 't is wel niet eervol

Maar je hoorde mij nu aan

Dat er heel veel valt te zeggen

Tegen het leven van kapelaan

 

26

Wil daarom jezelf bedenken

Of je soms niet Pater wordt

Want in gindsche vreemde landen

Is aan priesters groot tekort

Dit alleenig wil ik u raden

Nu de zaakjes aldus staan

Zoek een ander, ander baantje

Word… toch nimmer kapelaan!


'Op het afscheidsfeest van de nieuwbakken priesters van het grootseminarie in Haaren die naar hun eerste parochie werden gestuurd, werd dit lied gezongen. Het doet me denken aan de televisieserie 'Dagboek van een herdershond'.'

W.B. van Rosmalen