Waterloo
Ed Schilders
Ine de Groot stuurde
ons een dichterlijke tekst, en zij vermeldt daarbij dat ze die
gevonden heeft bij haar 91-jarige moeder. Ze vraagt zich af: ‘is
dit een voordrachtje of is het een liedje?’ Het gaat over een
rijke heer die een oude man ontmoet die een zeer fraaie
meerschuimen pijp rookt. De heer wil die pijp kopen. De man:
Mijnheer, die pijp is niet te koop,/ ik kreeg hem eens cadeau,/ op
het slagveld van mijn kapitein/ die viel bij Waterloo. De heer
dringt aan, biedt zelfs een gouden tientje voor de pijp. Maar de
man weigert: Ik ben maar een arme man, Meneer/ Leef van een klein
pensioen/ Doch deed ge er duizend gulden bij,/ zou ik die ruil
niet doen. Hij is te zeer gehecht aan de pijp, die hij gekregen
heeft toen hij zijn kapitein bijstond in het uur van zijn dood. En
hij zegt tegen de heer: Ziet gij daar ginds die torenspits/ dat
slot, daar woonde hij. Waarna de heer verwonderd reageert met: Dat
was mijn vader, beste vriend/ dat slot behoort aan mij! Dan volgt
het einde: Hebt gij mijn vader bijgestaan/ in ’t ure van zijn
dood?/ Kom ga dan nu maar met mij mee/ en eet voortaan mijn brood.
Twee
jongens dragen 'De pijpekop' voor
Het toeval wil dat ik
kort daarna van Piet van Beers het boekje ‘Verzen om voor te
dragen’ kreeg toegestuurd, en daarin het origineel van de tekst
aantrof. Het is een gedicht van de ooit zo populaire volksdichter
pater Bernard van Meurs, en heet ‘De pijpekop’. In het boek
staan allemaal gedichten die geschikt zijn om voorgedragen te
worden, vooral door de oudere jeugd. Bij sommige gedichten zijn
illustraties opgenomen om de bijbehorende gebaren te laten zien.
Zo ook bij ‘De pijpekop’ (zie illustratie). De versie zoals
die in het boek staat, is nog vier regels langer dan die welke Ine
de Groot stuurde. De oude man vraagt: Is ’t mogelijk heer, zijt
gij zijn zoon?/ En woont gij op zijn erf?/ Ik ga met u mee… / De
pijpekop, krijgt gij eens, als ik sterf!
|