Het
stille klooster
Zachtjes
klinkt het avondklokje.
Alles keert
ter ruste neer
Vogelen
zingen treurige liederen
't zonlicht
daalt in het westen neer
Achter in
het stille klooster
Zusters in
hun zwarte dracht
Zij
verplegen daar de lijders
Die gewond
zijn aangebracht
Beide deuren
staan wijd open
En een
zuster treedt daar in.
Met een
jongeling in haar armen
Die nooit
meer ten strijde ging
Beide benen
afgeschoten
En daarbij
een rechterhand
Want hij had
zo trouw gestreden
Voor zijn
dierbaar vaderland
Aan de deur
van het stille klooster
Klopt een
droeve moeder aan
Ligt mijn
zoon hier zwaar gewond soms
Ik zou zo
gaarne tot hem gaan
Arme moeder
sprak de zuster
Uwe zoon hij
leeft niet meer
AI zijn
Iijden is geleden.
Hij stierf
voor zij land en eer
Bij het
ziekbed aangekomen
Nam zij het
witte doodskleed af
En in tranen
stort zij neder
Delf voor
hem en mij een graf
Op
het kerhof ligt begraven
Eene
moeder en haar zoon
En nu
strijden zij voor eeuwig
Ja voor
eeuwig voor gods troon
Handschrift
- bijdrage van Cor Heuvelmans
