INHOUD FEESTLIEDJES
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL

Print pagina

De feesten en partijen van vroeger
Stuur uw bijdrage aan: leed@brabantsdagblad.nl

Jantje van IJsselstein / Klein kereltje/ De Kleine man
Bijdragen van J.R.J. Jansen, Jos de Vet, Ad Custers, Liesbeth de Nijs

beluister dit feestlied

Vraag: Wil Been

Wij hadden thuis schuifdeuren daar werd een tafeltje tussen gezet met een kleed erover tot op de grond, de deuren werden tegen het tafeltje geschoven en de gordijnen dicht, dan ging mijn moeder met een colbertjasje, snorretje en bolhoedje op achter de tafel zitten voor het gordijn, en mijn vader stak zijn handen in een paar sokken en dan zijn handen in een paar schoenen, en hij ging achter mijn moeder staan, maar achter het gordijn, zodat je hem niet zag. Dan zette hij zijn handen, met daaraan de schoenen op het tafeltje, en maakte stappende en dansende bewegingen, en mijn moeder zong een liedje.

 

Foto van J.R.J. Jansen

Versie van J.R.J. Janssen

 

Jantje van IJselstein

 

En wie ich al als kind op de wereld kwam ja dat was zo waar een kucht,

Want iedereen die lachte me uit en m’n moeder liet een zucht.

M’n vader zei ach moet je zien is dat geen kinder schijn,

Want heb ik van mijn leven zo’n klein kindje niet gezien,

Want hij is toch veel te klein.

 

Ref.

Troelala troelala troe-la-la

 

Zo kwam ik eens bij een politiepost daar hadden wij zo’n schik,

Ik dacht ik behaal me daar de eerste prijs omdat ik zo suleer.

Maar toen ik op de maatstok kwam riep luid de kapitein,

Ach sergeant laat die jongen toch naar huis toegaan,

Want hij is toch veels te klein.

 

Ref.

 

En zo ging ik eens naar een middag maal een wandelingetje doen,

Ik zette me daar naast een dame neer die was zo vreselijk dik.

Trakteerde haar de ganze dag op koekjes bier en wijn,

Maar toen ik er mee naar huis wou gaan,

Ja toen was ik weer veels te klein.

 

Ref.

 

Maar zo stapte ik eens een bieren zaak en groete met fatsoen,

Bestelde mij een glasje bier maar wat zei de kastelein.

Ach knul ik tap voor jou geen bier

Want je bent nog veels te klein.

 

Ref.

 

Ja en dan zal ik nu maar eens naar huis toe gaan,

En eindigen met mijn lied .

Want als ik hier nog langer blijf staan,

Ja dan wordt het mij een groot verdriet.

Kom mensen zing nu allen mee want je kent toch het refrein,

En als je weten wil wie ik ben ja ik ben jantje van ijselstein.

 

Troelala troelala troelala

Versie van Jos de Vet

 

Ik herinner mij van horen zingen een refrein in de trant van:

Tralla trallallallalla

Trallallla lalla
Ga jij maar weer gerust naar huis
want jij bent veel te klein.
 

 

KLEIN KERELTJE

 

Toen ik voor ‘t eerst op de wereld kwam

Dat was voorwaar een klucht

Ja, iedereen die lachtte mij uit

Mijn moeder liet een zucht

Mijn vader sprak: O lieve Trien

Is dat geen kinderschijn?

Ik heb van m’n leven zo’n kind niet gezien

Dat is er nog veels te klein.

 

Ik ging laatst na het middagmaal

Een wandelingetje doen

Ik stapte in een bierlokaal

Met heel veel groot fatsoen

Bestelde daar een potje bier

Wat zei die kastelein?

Zeg ventjega jij maar gauw naar huis

Je bent nog veels te klein

 

Toen ging ik naar een balavond

En o wat had ik schik

Ik zette me naast een dame neer

O, o, wat was ze dik

Trakteerde haar de ganse dag

Op taartjes bier en wijn

Maar toen ik haar naar huis toe bracht

Toen was ik weer veels te klein

 

En toen ik al wat groter werd

Toen ging ik naar de Oost

Ik dacht: nu maar goed opgelet

Dan krijg ik geen provoost

Maar toen de tijd van keuren kwam

Wat zei er die kapitein?

Zeg ventje ga er eens gauw naar huis

Je bent er nog veels te klein

 

En dus nu ga ik maar naar huis

En eindig met dit lied

Want als ik hier nog langer blijf

Dan krijg ik maar verdriet

Kom zing nu allen met me mee

Je kent toch het refrein

En wil je nog weten hoe ik heet

Ik ben Jantje van Ijsselstein.

 

Tekst van Liesbeth de Nijs

De kleine man

 

Toen ik als kind op de wereld kwam

dat was voorwaar een klucht

De dokter die schoot in zijn lach

Mijn moeder liet een zucht

mijn vader zei, ach lieve Dien

is dat een kind van mij

ik hen nog nooit zoiets gezien

dat ding is veel te klein

 

refrein

Van  je fififaldera, van je fififaldera

 

Toen ik voor ’t eerst naat school toe moest

dat gaf voor mij een pret

mijn vader bracht mij weg

ik werd in de bank gezet

de meester sprak, jij kleine guit

ik bind je aan de ljn

want anders val je de bank nog uit

want jij bent veel te klein

 

refrein

 

Ik kwam voor de militaire raad

dat was voor mij een eer

ik dacht ik behaal de hoogste graad

wanneer ik      citeer ?

maar toen ik voor de keuring kwam

toen sprak de kapitein

die vent kan wel naar huis toe gaan

want hij is veel te klein

 

refrein

 

Toen ik weer wat ouder werd

toen ging ik naar de oost

ik dacht nu maar goed oogepast

dan krijg ik geen provoost

elk Chineesje dat ik zie

knijp ik tot mosterd fijn

maar toen ik voor de keuring kwam

was ik weer veels te klein

 

refrein

 

Ik wou laats eens uit wandelen gaan

het was na het middagmaal

ik stapte toen met goed fatsoen

in een geheelonthouders lokaal

ik wou er aan ’t biljarten gaan

toen sprak de kastelein

vent blijf er met je fikken af

want jij bent veels te klein

Ik ging laats naar een feestdiner

ik was er in mijn schik

ik nam er ook een dame mee

maar die was veels te dik

ik trakteerde haar de hele dag

op koekjes en op wijn

maar toen ik haar naar huis toe bracht

was ik weer veels te klein

 

Ik zal nu maar naar huis toegaan

en eindigen met mijn zang

want hier te staan en niets te doen

dat duurt mij veels te lang

en wil je weten hoe ik heet

ik heet Kootje Kootje Klein

je weet nu allen hoe ik heet

Ik heet Kootje Kootje Klein

 

Tekst van Ad Custers

Jantje van IJsselstein

 1.

 

Toen d’ooievaar mij had gebracht

dat was voorwaar een klucht.

Eenieder die schoot in zijn lach,

mijn pa zei met een zucht:

ach moeder, moeder, lieve Dien,

is dat geen kind in schijn?

Zoiets heb ik nog nooit gezien,

hij is de helft te klein.

 

REFREIN:

 

2 x

 

En hedde’m nie gezien, dat hele kleine kereltje

En hedde’m nie gezien, O ho.

 

2.

 

Toen ik zes jaar oud geworden was

toen moest ik naar de school.

Mijn vader bracht mij voor de klas

wat was me dat een jool.

De jufrouw zij kwam naar ons toe

en zei: meneertje Mijn

zeg neem die dreumes mee naar huis

want hij is veel te klein.

2x REFREIN

 

3.

 

Toen ik zestien jaar oud geworden was

toen wilde-n-ik naar kantoor.

Mijn moeder sprak: Jan doe het niet,

je deugt toch nergens voor.

Ik ging erheen en zei meteen:

ik wil schrijver zijn

Maar het was alweer het oude lied

je bent de helft te klein

2x REFREIN

 

4.

 

Toen ik nog maar amper 18 was

werd ik voor de dienst gekeurd.

Ik wilde strepen op mijn jas

en dacht: dat’s zo gebeurd.

Ik kwam ook bij de maatlat staan,

toen zei de kapitein:

Zeg, laat die vent naar huis toe gaan

want hij is veel te klein.

2x REFREIN

 

5.

 

Laatst was ik op ‘n feestfestijn

daar had ik toch zo’n schik.

Ik zat er naast een leuke vrouw

zo mollig en zo dik.

Ik trakteerde haar de hele nacht

op taartjes, bier en wijn.

Maar toen ik haar naar huis toe bracht

Toen was hij veel te klein.

2x REFREIN

 

6.

 

Ik zal nu maar naar huis toe gaan

en eindigen met mijn lied.

Want blijf ik hier nog langer staan

veel groter wordt ik niet.

Dus zing nu allen nog eens mee,

u kent nu het refrein.

En wilt u weten hoe ik heet:

IK BEN JANTJE van IJSELSTEIN

 

Nogmaals 2 x het REFREIN