INHOUD FEEST
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL

Print pagina

De feesten en partijen van vroeger
Stuur uw bijdrage aan: eindredactie@brabantsdagblad.nl

 

Ik ben uitgenodigd...

Ed Schilders


Wie oude liedteksten leest, die weet dat vroeger zowel de lachspieren als de traanbuizen sterker ontwikkeld waren. Onlangs nog zong mijn schoonmoeder (86) het liedje van de schildwacht die per ongeluk zijn eigen moeder doodschiet. ‘Dan moesten de mensen huilen’, zei ze, ‘want dat was gezellig.’ Griezelige liedjes zijn veel zeldzamer, maar de tekst die ik van de heer Van Beek kreeg, is er een prachtig voorbeeld van. Bovendien bevat ook deze tekst zeer theatrale, bijna bizarre passages. Van Beek schreef de tekst over uit een liedschrift dat waarschijnlijk rond 1900 werd samengesteld door een familielid.

Het lied heet ‘Doodshoofd’, en werd gezongen op de wijze van ‘Een schip dat zonder roer is’. Eigenlijk is het een stichtelijk lied, want het gaat over een oude man die het geloof bespot en alles doet wat God verboden heeft. Zijn gelovige dochter waarschuwt hem dat hij eenmaal voor Gods oordeel zal staan. De vader antwoordt:

Zwijg toch met al die dwaze reden (praatjes)

Ik ben daarin zeer wel gerust

Ik zeg, ’k wil met mijn oude leden

Goed leven naar mijn wil en lust

Weet dat ik geen geloof zal geven

Aan leugens groot

Die zeggen dat er nog een leven

Is na de dood.

Dan begint het horrorgedeelte.

Hij ging dan met zijn vrienden samen

Eens wandelen, lijk hij had beloofd

Totdat zij op een kerkhof kwamen

Waarin hij in ’t gras vond een doodsdhoofd

Hij sprak: leeft gij, zooals zij zeggen

Nog na uw dood

Wat wilt gij hier dan blijven liggen

Gij zijt genood

 Kom spoed u ras, wil ’t niet vergeten\

Zoo er nog leven in u is

Kom vanavond aan mijn tafel eten

Gij zijt genood aan mijnen disch.

Je moet het noodlot niet tarten, zullen de toehoorders gedacht hebben, en ze krijgen onmiddellijk gelijk:

Want ’s avonds als hij was half dronken

Met zijn confraters door den wijn

Zoo werd er met de bel geklonken

Hij riep: Wie duivel mag daar zijn?

Den knecht opent de deur met vreeze

En zag de Dood

Die zei, ik moet hier binnen wezen

Ik ben genood.

De afloop laat zich raden. De Dood drinkt een glas wijn leeg, slaat de man met het hoofd ‘tegen den muur’, en neemt hem mee om te branden ‘in ’t eeuwig vuur’. De andere aanwezigen lagen allemaal ‘van schrik in onmacht’. Maar onze voorouders vonden dit ongetwijfeld ‘gezellig griezelen’.