INHOUD FEEST
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL

Print pagina

De feesten en partijen van vroeger
Stuur uw bijdrage aan: liedjesrubriek@brabantsdagblad.nl

 

Jan Vlodder - een zeldzaam poepliedje

Inzending van Jeanne Opsteeg

 


Mevrouw Opsteeg stuurde ons een kopie van deze liedtekst uit het liedschrift van haar oma, dat van voor 1900 dateert. Wij hebben het precies zo overgenomen als in het handschrift.

 

Jan Vlodder

 

In het dorpje poep geheeten,

Woont Jan Vlodder en Catrijn

Trijn is mottig, Jan is bultig

Er kan geen schooner paartje zijn

Paartje zijn, paartje zijn,

Trijn is mottig, Jan is bultig

Er kan geen schooner paartje zijn

 

Ik had wel meermaals horen spreken

Van dit koddig aardig paar

En werd daarom ook zeer nieuwsgierig

Om dan eens te wezen daar,

Te wezen daar, te wezen daar

En werd daarom ook zeer nieuwsgierig

Om dan eens te wezen daar

 

Op een schoonen zomeravond,

Was mijn wandeling dan daarheen

Ik kwam al nader bij het hutje

Met stroo gedekt, en zonder steen,

Zonder steen, zonder steen,

Ik kwam al nader bij het hutje

Met stroo gedekt, en zonder steen.\

 

Ik ben reeds bij de hut gekomen

Om aan te kloppen stond ik gereed

Hierom zoek in naar deur of venster

Wat hoor ik --? een verbaasde scheet

Verbaasde scheet -- verbaasde scheet,

Hierom zoek in naar deur of venster

Wat hoor ik een verbaasde scheet

 

Verschrikt klop ik aan 't strooie venster

En loer intusschen door een spleet

Jan Vlodder zat met Trijn te pruimen

Men riep mij binnen door een scheet

Door een scheet, door een scheet

Jan Vlodder zat met Trijn te pruimen

Men riep mij binnen door een scheet.

 

Goeden avond, -- was mijn zeggen

Ik werd begroet door eenen scheet

Ik tracht hun verder aan te spreken

Tot antwoord bleef een scheet gereed

Een scheet gereed, een scheet gereed

Ik tracht hun verder aan te spreken

Tot antwoord bleef een scheet gereed.

 

Zonder kijven of te spreken

Zet ik mij aan hunnen haard

Op een stoeltje met drie poten,

Intusschen vloog een scheet met staat

Een scheet met staat, een scheet met staat

Op een stoeltje met drie poten,

Intusschen vloog een scheet met staat

 

Catrijn begint op Jan te kijven

En zegt toe onbeschoft lomp kind

Jan antwoord door spraak en schijten

En zegt ik heb mijn buik vol wind,

Mijn buik vol wind, mijn buik vol wind,

Jan antwoord door spraak en schijten

En zegt ik heb mijn buik vol wind.

 

Ik zat met oor en mond te gapen

Naar dat kijvend, koddig paar

De stank zal mij al gauw doen loopen

Want Jan heeft altijd scheeten klaar

Scheeten klaar, scheeten klaar,

De stank zal mij al gauw doen loopen

Want Jan heeft altijd scheeten klaar.

 

Terwijl hij strond met scheeten loosde

En den haard bevoddert had

Sprong ik vierkant op naar buiten

Waar ik vrij van dien deeg zat

Dien deeg zat, dien deeg zat

Sprong ik vierkant op naar buiten

Waar ik vrij van dien deeg zat

 

Buiten 's huis zat ik te kijken

Ik hoor 't kanon nog altijd gaan

Ik ging op een draf aan 't loopen

En liet Trijn en Jan Vlodder staan

Jan Vlodder staan, Jan Vlodder staan

Ik ging op een draf aan 't loopen

En liet Trijn en Jan Vlodder staan

 

Het handschrift van de oma van Jeanne Opsteeg