INHOUD FEEST
INHOUD MOORDLIED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL

Print pagina

Liedjes van vroeger

 

Speurneus

Informatie over dit lied kunt u mailen aan Ed Schilders


Vorige week was de hoofdrol weggelegd voor een mopshond. In het oudste Noordbrabantse moordlied lazen we hoe in 1841 in Veghel een vrouw en vier kinderen gedood werden door haar ex-man en diens nieuwe vriendin. In deze liedtekst speelde de mopshond een bijzondere rol. Hij is immers zo gehecht aan zijn bazinnetje, dat hij in de nacht na de moord onder de heg door kruipt, en daar begint te wroeten. Waardoor de lijken de volgende dag ontdekt werden, en de daders gearresteerd worden.

Als je zo’n tekst leest denk je: leuk, apart, wat origineel, zo’n speurhond. Dus, wie schetst mijn verbazing toen ik drie dagen later bericht ontving van de heer IJsenbrant. Hij stuurde me de tekst van ‘De Valsche Minnaar’ afkomstig uit het boek ‘Het weesmeisje op het kerkhof’.

Dit lied gaat over een jongen die een meisje ‘zwaar’ maakt, en haar vervolgens verlaat. Zij gaat hem dan ‘stalken’, zoals wij het zouden noemen: Maar zie, daar ging zij mij staan wachten/ Ja buiten aan een hoek of kant. Zoals gebruikelijk in oude liedjes volgen nu enige horrordetails. Hij snijdt haar het hoofd af, en vervolgens ‘hare handen allebei’. Hij begraaft haar lichaam, en zingt: Ik ben toen daar van daan getreden/ En dacht toen: niemand weet daarvan/ Maar slechts een dag daarna geleden/ Toen werd ik een gevangen man. En dat kwam door een hondje.

Je moet je niet voorstellen dat het echt zo gebeurt, maar blijkbaar geloofden zangers en toehoorders vroeger graag in bizarre details. Het hondje vindt het graf en: … heeft het hoofd toen meegedragen/ ’t Welk grooten schrik aan ’t volk toen gaf/ Deze hond ging nu zonder wachten/ Al met dit hoofd voor de tafel staan. Het is niet duidelijk wiens tafel dat is. En dan de merkwaardige conclusie: Dit bragt een ieder in gedachten/ Als dat er was een moord begaan. Dat dankt me de stoep!

Dan volgt nog een couplet met de hond in de hoofdrol: Het geregt [justitie] ging nu visiteren/ Zij namen mede dezelfde hond/ Die ook juist zonder te mankeeren/ ’t Geheele doode ligchaam vond/ Al met haar afgesneden handen/ De vrucht was ook het leven kwijt/ En ieder sprak naar zijn verstande/ Ik weet wel wie haar heeft gevreid.

Omdat iedereen wist wie haar ‘gevreid’ had, werd de dader snel gearresteerd. De laatste drie coupletten van het lied zijn een oefening van berouw: Ik kon mijn werk niet mistuigen [ontkennen] / Het bloed sprong mij uit neus en mond/ Hier moest ik mijne wreedheid buigen/ Ik sloeg mijn oogen naar den grond.