INHOUD FEEST
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL

Liedjes van vroeger - De Fles

Uit het liedboek van Riet Hermans-Bergmans

 

Het loon van den arbeid

 

Hij zwoegde dag in dag uit op de fabriek,

zijn geest was versuft en zijn lichaam was ziek,

maar thuis wachtte moeder de vrouw, het gezin,

want buiten de vader bracht niemand wat in,

toen eens op een dag hem de werkbaas ontbood,

met tientallen anderen, ontslagen uit nood,

geen smeekbeden hielpen, de noodzaak was wreed,

maar thuis bracht die boodschap een wereld van leed.

 

Refrein:

Moeder niet huilen, 't wordt beter misschien,

moeder ik kan er jouw tranen niet zien,

ik heb het nooit geweten, maar 't doet zo'n pijn,

dat 't loon van den arbeid zo bitter kan zijn.

 

De weken verliepen en hoog steeg de nood,

thuis vroegen de kinderen wanhopig om brood,

en vader niet langer tot denken in staat,

rent als een waanzinnige op weg naar de straat,

zij hebben hem toen bij zijn misdaad betrapt,

hij had uit een winkel twee broden gegapt,

toen moeder de vrouw hem bezocht in zijn cel,

toen zei hij, wees sterk vrouw, de tijd gaat zo snel,

 

Refrein:

Moeder niet huilen, 't wordt beter misschien,

moeder ik kan er jouw tranen niet zien,

ik heb het nooit geweten, maar 't doet z'n pijn,

dat 't loon van den arbeid zo bitter kan zijn.

 

Maar ach, toen hij thuis kwam vond hij haar niet meer,

de dood nam haar lichaam zo zwak en zo teer,

een kruis op haar graf, was de plaats waar zij lag,

en snikkende zei hij voor 't laatst haar gedag,

de eenzame zwerver, gebroken door 't leed,

waarvoor was zijn ploeterende leven besteed,

aan 't sjofele graf zonk hij biddende neer,

mijn schat, in den hemel, daar zie ik je weer.

 

Refrein:

Moeder niet huilen, 't wordt beter misschien,

moeder ik kan er jouw tranen niet zien,

ik heb het nooit geweten, maar 't doet z'n pijn,

dat 't loon van den arbeid zo bitter kan zijn.

 

Nu leeft hij op de kosten van 't armenbestuur,

daar wacht hij gelaten op zijn stervensuur,

zijn kinderen, die kijken niet meer naar hem om,

en uren zit hij daar, verslagen en stom,

dan denkt hij met bittere wrok in het hart,

aan 't leven vol armoe en smart,

dan smeekt hij, o God, breng me weer bij m'n vrouw,

mijn lieveling, o hoe verlang ik naar jou.

 

Refrein:

Moeder niet huilen, heel kort nog misschien,

moeder, daar boven zal ik je wederzien,

dan is het gedaan, met mijn leed en m'n pijn,

't loon van den arbeid, zal de eeuwigheid zijn.