INHOUD FEEST
INHOUD FEESTLIED ALGEMEEN
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL

Print pagina

Liedjes van vroeger

Het Kerkhof / De 4 varensgezellen

 

Deze tekst werd gezocht door Jan Hemels en ingezonden door Theo Staal. De heer Staal schrijft als toelichting:

Ik heb die tekst van mijn vriend Marius van Amen , één uit een gezin van 14 toen woonachtig in Rotterdam. Zoals dat vroeger gebruikelijk was bij familiefeestjes werd dit droeve verhaal – humor heeft meestal tragische achtergrond – voorgedragen door zijn Tante Cor, die het alleenrecht had op deze declamatie.

 

Het Kerkhof

 

De treurige geschiedenis die ik U nu ga vertellen,

bevat de lotgevallen van vier varensgezellen.

Maar ze is zo treurig, ’t is goed dat U het weet

houdt dus bij voorbaat Uw zakdoek gereed

om de tranen van Uw facie te drogen,

want wie dit aanhoort met kurkdroge ogen

het is niet om te vitten

maar die heeft geen hart in zijn ribbenkast zitten.

Verbeeldt U een zee, zonder eind of begin

en op die zee ’n boot met vier mannen erin,

die dagen lang op de baren reeds dobberen

omgeven door haaien die hen op willen slobberen.

Met Uw vlugge verstand wordt de zaak U reeds helder

hun schip dat leed schipbreuk en ging naar de kelder,

maar ze waren tijdig in ’n bootje gestapt

en zo met z’n vieren aan de dood net ontsnapt.

 

Zo zwierven zij zonder een stukje eten,

want dat hadden zij in de hurrie vergeten.

Alleen ’n vat water was medegenomen

zodat zij van dorst niet om hoefden komen.

Vol zaligheid lurkten zij om beurten aan het vat

al hadden ze liever "Hulstkamp" gehad.

Zo zwierven Jan, Japik, Krelis en Piet

in het bootje en tuurden in het eindeloos verschiet

of niet een schip tot hun redding kwam dagen

want de honger begon aan hun magen te knagen.

Toen zei de oudste, de volmatroos Piet

"Mannen, zo kan het nu langer toch niet

"we hebben ze zonder te bakken of stoven,

"de zolen van onze schoenen gekloven,

"mijn maag kruipt van honger in mijn slokdarm naar boven

"dus één van ons vieren moet eraan geloven" .

 

Want het is bij een schipbreuk gebruik moet je weten

dat de één door de ander wordt opgegeten.

Zo gezegd , zo gedaan en het lot viel op Jan,

die zei heel gemoedelijk: "Ik ben bakkie an",

"ik wens jullie allemaal smakelijk eten"

en in twee dagen was Jan finaal opgegeten.

En weer ging men loten en het lot viel op Piet,

Dat is ’n ouwe taaie en vet was-ie niet

En na vier dagen sloegen Japik en Krelis

De laatste karbonade van Piet in hun melis.

Toen keek Krelis naar Japik en Japik naar Krelis

En ieder dacht: Ik geloof dat de ander teveel is",

En Krelis zat Japik al steeds te verwijten

Dat-ie net keek of ie hem een stuk uit z’n derrière wou bijten.

Toen zei Krelis: "één van ons gaat naar de haaien"

"eerlijk duurt het langst, dus laten we er om raaien".

 

En met de twee botjes van Piet waren overgebleven

Raadden ze samen, Even of Oneven.

En Japik verloor het en vijf hele dagen

zat Krelis op Japiks stoffelijk omhulsel te knagen.

Hij smaakte naar Rum en slechte tabak

maar bij zo’n gelegenheid heb je daaraan lak.

De zesde dag had hij niets meer te knabbelen

en zat zowat aan zijn eigen scheenbeen te sabbelen

en dacht, komt er geen schip om mij op te pikken

dan blijft er niets anders over om mezelf op te bikken.

De zevende dag sloeg de honger op zijn zinnen

en juist wou hij aan zijn grote teen beginnen

toen hij door een groot stoomschip werd gered

en vijf dagen later aan wal werd gezet.

 

Eerst deed hij aan de reder van het schip zijn verslag,

nam een paar borreltjes en de volgende dag

deed hij verslag wat er met de mannen was geschied

aan de vrouwen van Japik, van Jan en van Piet.

Hij sprak: Dames, ik ben geen man die woorden verbeuzelt,

ik heb jullie mannen op zee opgepeuzeld.

Ik zeg die boodschap nu liever maar da’lijk

dan nemen jullie het me zeker niet kwalijk! .

"Waar zijn onze mannen?" klonk het onder getier

en Krelis klopte ferm op zijn buik en zei: "Hier"!

"Hier rusten Jan, Japik en Piet, de drie braven

"ik heb ze één voor één in mijn buik begraven

"ik zeg het vol weemoed, oh treurende gade

"mijn buik is het kerkhof van mijn kameraden".

 

En na een periode vol huilen en snikken

bedaarden de vrouwen en met troostloze blikken

bekeken ze Krelis van boven tot onder,

die buik met hun mannen, het leek hun een wonder.

Toen trad de oudste vrouw uit hun midden

en zei: "Krelis, mogen we op het kerkhof komen bidden?

En Krelis, blij dat de eerste smart was gestild

zei: "Zeker, je komt maar zo vaak als je wilt!

 

Na deze concessie

trokken de vrouwen iedere dag in processie

naar Krelis zijn woning en naar oud gebruik

knielden zij neer op Krelis zijn buik

en baden ’n schietgebed voor de drie braven

hun mannen, die in die buik lagen begraven.

En zeiden ze eindelijk: "Nou Krelis we gane

Dan was het kerkhof kletsnat van de tranen.

 

Het eind dat zal ik U vlug mededelen,

die bidderij begon vriend Krelis te vervelen.

En toen de vrouwen op zekere dag weer op kwamen dagen

schrokken zij van het tableau dat ze zagen,

want Krelis had zich in zijn bedstee opgesloten

en op zijn buik hing een bord:

 

KERKHOF WEGENS SCHOONMAAK GESLOTEN