CuBra

Jan Elemans werd in 1924
geboren in Ravenstein; momenteel woont hij in Huissen (Gelderland). Hij
publiceerde onder andere de dichtbundels 'De keerakker', 'Het haargetouw',
en 'Tempel van Zeus'. Uit de laatstgenoemde bundel is nevenstaand gedicht
afkomstig.
|


Jan
Elemans: Een winter van grootvader
De
put
dicht
de
aardappelen
bevroren
bunzings
in
het
kippenhok
de
tafelpoten
elke
morgen verder
aangevreten
door
de ratten.
Wilde
zwijnen ver-
laten
de bossen
komen
in dit ontij
de
rivier over
dringen
schuren binnen
springen
de zachte
societyzeugen
op
hun
blote bast
de
gestreepte biggen
vriezen
bij tomen
aan
mest en moeder
vast.
Buiten
pist
een zwarte
boer
een vloek
in
de sneeuw
leest
huivert
bergt
het
warme ding
weer
haastig op
tegen
de vorst.
Binnen
zitten
de vrouwen
in
hun winterjas
op
de plattebuis
durven
niet meer
naar
de plee
hurken
voor
elke plas niet
langer
dan nodig is
boven
de schuifla
met
hete as.
In
bed
is
elke vorm
van
liefde
onmogelijk
wie
stelt
zich bloot
aan
zo'n kou?
men
wast zich
niet
meer
door
de lang aan-
houdende
vorst
heeft
menige boer
geen
heugnis meer
aan
de blote kont
van
zijn vrouw toch
is
die meer
dan
welk sermoen
een
prikkel
tot
huwelijkstrouw.
Het
vriest
dat
het bed kraakt
liefde
is
onmogelijk
onuitvoerbaar
men
kruiptdichterbijelkaar
tast
met
koude voeten
de
grenzen af
waarbinnen
samenleven
nog
doenlijk is
zelfs
pas gehuwden
geven
toe
met
z'n drieën
in
bed is beter
dan
met z'n tweeën
tussen
meer dochters
is
het beter slapen
zegt
menige vader
dan
naast één vrouw.
Vrijgezellen
huwen
hals
over kop
met
de gevoerde hand
|
schoen
|
|
|
|
geld
|
|
|
|
stand
|
|
|
|
godsdienst
|
|
|
tellen
niet meer
de
dikste meisjes
de
heetste zijn
het
meest gezocht
niet
de beste
niet
de braafste.
Het
wijwater
in
de tinnen bakjes
stolt
tot ijs
de
kerken
blijven
leeg
pastoors
vriezen met
duim
en wijsvinger
vast
wagen
zich
niet meer
in
het onderkoelde koor
van
hun kerk en
trekken
zich terug
in
het klokhuis
van
de pastorie
en
slapen bij de meid
zich
beroepend
op
noodweer
terecht
en vieren
hun
bruiloft
met
miswijn.
Over
de
rotzooi
toen
het ging dooien
heeft
grootvader
mij
nooit
iets
gezegd.
|
|