HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

62ste Jaargang - oktober 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Peer van de Molengraft, Huis van Marie van Houts, 1946.

 

Bert Beulens, Een nieuw palet. Kleur in de Kunst van Zuid-Oost Brabant 1943-1970. Deurne: Stichting Culturele Manifestatie Deurne 2013, 175 pp., ISBN 978-90-76461-52-6, pb., € 15,00.

 

www.dewieger.nl

 

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – oktober 2013

 

Willi Martinali en het kunstenaarsmilieu in Deurne

 

De expositie ‘De Peel in beweging. Kunst en revolte in Zuidoost Brabant 1943-1970’ was afgelopen zomer te zien in Museum De Wieger in Deurne. In het bij de expositie verschenen boek ‘Een nieuw palet. Kleur in de Kunst van Zuid-Oost Brabant 1943-1970’ vertelt Bert Beulens over de kunstenaars die zich vanaf de Tweede Wereldoorlog verzamelden rondom Willi Martinali.

 

door Irma van Bommel

 

Bert Beulens doet in de inleiding van het boek zijn beklag over het feit dat de gemeentegids van Deurne anno 2013 alleen melding maakt van Hendrik en Pieter Wiegersma. Alsof Deurne na hen geen kunstenaars van betekenis meer heeft gekend. Om het tegendeel te bewijzen werd bovengenoemde tentoonstelling georganiseerd en verscheen het begeleidende boek.

Natuurlijk is heel bijzonder dat de bekende huisarts-schilder Hendrik Wiegersma, in huize De Wieger in Deurne interessante, later beroemd geworden kunstenaars op bezoek kreeg. Hij ontving er bijvoorbeeld de beeldhouwer Ossip Zadkine. Deze geschiedenis moet ook bewaard blijven in Museum De Wieger. De Tweede Wereldoorlog betekende helaas een breekpunt in de contacten tussen de kunstenaars in Nederland en in Parijs.

 

Willi Martinali, Brave New World, z.j.

 

 

Taalkundige

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is er in Deurne opnieuw iemand die een groep kunstenaars om zich heen verzamelt: Willi Martinali. Ook deze groep verdient aandacht en het is terecht dat Bert Beulens er een boek aan heeft gewijd. Niet alleen besteedt hij aandacht aan de generatie van Martinali maar ook aan de generatie daarna.

Opvallend is dat de auteur het verhaal heeft opgetekend vanuit een groot aantal personen, niet alleen beeldend kunstenaars maar ook schrijvers. Per generatie lezen we over hetzelfde tijdvak maar vanuit een wisselend perspectief. Dat geeft een aardig beeld over hoe diverse mensen een periode hebben ervaren of hoe zij zich deze herinneren.

Jammer is wel dat Bert Beulens taalkundige is en geen kunsthistoricus, waardoor de nadruk op de teksten is komen te liggen en er weinig afbeeldingen van kunstwerken in het boek zijn opgenomen. Ook is jammer dat over de kunstwerken niets wordt verteld. Over de levens des te meer. Dat al deze levens, voor een aanzienlijk deel uit de eerste hand, zijn opgetekend, maakt het tot een informatief boek, waar nog vaak uit zal worden geput.

 

Peer van de Molengraft, Huis van Marie van Houts, 1946.

 

 

Kunstenaarskolonie

Na allerlei omzwervingen komt Willi Martinali in 1942 in Deurne en vindt er een onderduikadres in de oude sigarenmakerij op het erf van Marie van Houts. Ook vriend Jan van Gemert verblijft er enige tijd. In 1944 voegen zich vanuit een onderduikadres in Limburg Peer van de Molengraft en Harrie Pardoel bij hen. Later ook Jan Michels. Ton Smits, Harry Maas, Piet en Jean Nies en schrijver-dichter Frans Babylon komen regelmatig op bezoek.

 

Harrie Pardoel, Zelfportret met Peer van de Molengraft, 1944.

 

Er ontstaat een soort kunstenaarskolonie. Jack Harden komt in de oorlog als kind bij zijn oom Willi Martinali wonen en vindt het prachtig tussen de kunstenaars. Het huis van Marie van Houts is meermalen onderwerp voor een schilderij. Uit deze periode dateert een dubbelportret van Harrie Pardoel en Peer van de Molengraft, vervaardigd door Pardoel.

Er was weinig contact tussen deze kunstenaars en Hendrik Wiegersma. Hij keek op hen neer. Athans, Piet Nies ervoer dat zo. Maar, in het hoofdstuk over Willi Martinali lezen we dat Hendrik Wiegersma wel degelijk tot de bezoekers van de kunstenaarskolonie behoorde. ‘Hij nam ons mee naar zijn woning, waar hij uren achtereen boeiend vertellen kon en aldus bijdroeg tot nieuwe inspiratie.’

Welke invloed Hendrik Wiegersma op de kunstenaars had, is niet bekend. Wel valt op dat de donkere werken van Jan van Gemert iets weg hebben van het werk van Hendrik Wiegersma. Helaas is veel van het vroege werk van Jan van Gemert door een bomontploffing verloren gegaan. Wat we ook kunnen constateren is dat de kunstenaars zich in hun jonge jaren lieten inspireren door het Vlaams Expressionisme. Mogelijk hebben ze in De Wieger werken gezien van Constant Permeke met wie Wiegersma bevriend was. Zeker is dat Wiegersma werken van Permeke in bezit had en aan de muur had hangen.

 

Jan van Gemert, Strandtafereel, 1960.

 

Zoon Pieter Wiegersma zou eveneens weinig contact hebben met de kunstenaarskolonie. Maar we lezen dat hij zich wel onderhield met Willi Martinali en zijn neefje Jack Harden. Pieter had zijn opleiding gevolgd aan de kunstnijverheidschool in Arnhem. Tijdens de Tweede Wereldoorlog trekt studiegenoot Frans Jacobs bij hem in. Omdat beiden gericht zijn op monumentale kunst zouden ze weinig ophebben met de kunstenaarskolonie. Wel kwam Frans Babylon regelmatig bij Pieter op bezoek.

           

Picasso

Een familie die uitgebreid aan bod komt in het boek is de familie Nies. Piet en Jean werden schilders. Jean is wel de bekendste telg. In 1949 ging Jean in zijn eentje op de fiets naar Frankrijk en maakte onderweg schetsen. Een jaar later ondernam hij weer een fietstocht, maar nu met Jan van Eyk uit Helmond. Onderweg maakte Nies een portret van de slapende Jan. Tijdens hun tocht bezochten ze Pablo Picasso in zijn atelier in Zuid-Frankrijk, lezen we.

 

Jean Nies, Portret van Jan van Eyk, 1950.

 

De tijd net na de Tweede Wereldoorlog is een interessante periode omdat de moderne kunst zich dan over Noord-Brabant verspreidt. Jonge kunstenaars experimenten met allerlei stijlen, zoals het Vlaams Expressionisme, later het Fauvisme, Kubisme, enzovoort, alvorens een eigen stijl te ontwikkelen. Hierover wordt in het boek niet gerept, maar in de expositie was hier wel iets van te zien. Bij de vroege landschappen van Peer van de Molengraft, Jean Nies en Jan van Gemert zien we de invloed van het Vlaams Expressionisme. In het dubbelportret van Harrie Pardoel zien we de invloed van het Fauvisme, in het bijzonder van Matisse.

 

Willi Martinali, Liggend in mijn buik, z.j.

 

Ook Willi Martinali, de gangmaker van het clubje, liet zich voor zijn schilderijen beïnvloeden door uiteenlopende nieuwe stijlen, aanvankelijk ook door het Vlaams Expressionisme, later door het Kubisme en kunstenaars als Paul Klee en Jean Dubuffet. Bijzonder is dat Martinali overstapte op naaldsierkunst en de invloeden van moderne kunststromingen in zijn textiele werken meenam.

Neef Jack Harden ontwikkelde zich ook tot kunstenaar. Een vroeg werk vertoont invloed van Paul Klee, een ander van het Fauvisme. Jack Harden vertegenwoordigt een nieuwe generatie, de hippietijd, treffend weergegeven door fotograaf Jan Bogaerts. Ook Gerrit van Bakel en Hans van Hoek maken deel uit van die generatie. Het is jammer dat Hans van Hoek niet wordt genoemd, maar misschien was hij al vroeg weg uit Deurne.

 

Jack Harden, De blauwe wielewaal, z.j.

 

 

Museum

Een aantal kunstenaars uit de generatie van Martinali is na de Tweede Wereldoorlog verhuisd naar Helmond en Eindhoven, wat heeft bijgedragen tot de verspreiding van de moderne kunst over Noord-Brabant. Pieter Wiegersma werd in 1976 directeur van Museum De Wieger. Hij wijdde talloze exposities aan zijn vroegere dorpsgenoten en gaf hen daarmee de erkenning die ze verdienden.