HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

62ste Jaargang - oktober 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Gerrit Stapel. foto collectie Saskia Stapel

 

www.lambiek.net/aanvang/stapel.htm

 

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – oktober 2013

 

Gerrit Stapel. foto collectie Saskia Stapel

Postume eer voor tekenaar Gerrit Stapel

 

Bij leven onbekend, na de dood verheven tot eeuwige glorie. Zo is het niet helemaal gegaan met striptekenaar Gerrit Stapel. Feit is echter wel dat de bescheidenheid van de op 18 juli 2013 overleden Eindhovenaar hem teveel in de weg zat om tijdens zijn leven de eer te krijgen die hem zeker toekwam.

 

door Rinus van der Heijden

 

Gerrit Stapel werd bij leven geen beroemdheid, al genoten wel talloze lezers van zijn strips. Kleindochter Saskia Stapel beaamt het volmondig. ‘Ik denk dat hij zich niet genoeg verkocht, niet commercieel genoeg was. Dat laatste verweet hij overigens Marten Toonder, voor wie hij vele jaren werkte. Dat is eigenlijk wel gek, want ik heb een briefwisseling waaruit blijkt dat ze goed met elkaar konden opschieten.’ Die briefwisseling is niet het enige dat de Eindhovense in haar bezit heeft. Zij beschikt over veel van wat Gerrit Stapel op het gebied van zijn kunstenaarschap heeft nagelaten. Voor het bezoek van fotograaf en journalist heeft zij een keuze gemaakt en die op haar huiskamertafel uitgespreid: stripboeken, losse tekeningen, getekende nieuwjaarskaartjes, foto’s, krantenknipsels. Alles waar een museum blij mee zou zijn. Zo ver is het echter nog niet, mocht het er al ooit van komen. Want Stapels kleindochter is zo kort na de dood van haar grootvader nog helemaal niet bezig met wat er met de nalatenschap moet gebeuren. ‘Ik realiseer het me nog niet helemaal. Zijn dood moet nog bezinken.’

 

Saskia Stapel. foto Gemma Kessels

 

Son

Gerrit Stapel werd op 19 mei 1921 in Amsterdam geboren. Na de middelbare school ging hij Engels studeren, maar omdat hij vanaf zijn kindertijd al intensief tekende, ging zijn leven die kant op. Na de oorlog, toen hij nog enkele maanden als pianist in een clandestiene nachtclub had gewerkt, kwam hij als politiek tekenaar terecht bij de gloednieuwe krant Het Parool. Korte tijd later verwisselde hij die voor Het Vrije Volk en in 1952 ging hij als freelancer werken voor de studio’s van Marten Toonder. Zijn eerste strip, Otto, kon de toenmalige directeur Jaap Back kwijt aan De Telegraaf en de aan Belgische krant Het Volk. De samenwerking met Marten Toonder zou uiteindelijk zo’n dertig jaar duren.

Begin jaren zestig verhuisden Gerrit Stapel en zijn vrouw naar Son. Zijn vrouw stierf zo’n tien jaar later. Na enige tijd in Castricum te hebben gewoond, koos Gerrit Stapel voor Eindhoven, waar hij woonde aan het Dardanuspad. Toen hij in 2009 niet goed meer voor zichzelf kon zorgen, werd Wooncentrum Jurriaan Pels zijn nieuwe woonplek. Daar woonde hij tot aan zijn dood in juli.

 

Huon

Saskia Stapel benadrukt dat het naast het illustreren van verhalen vooral strips waren die grootvader Gerrit aan inkomsten hielpen. Ook al leverde hij tekeningen voor de in de jaren vijftig beroemde boeken over Arendsoog, of later Koning Arthur; het waren strips als Jonne – Gerrit Stapels oudste zoon Steven, vader van Saskia, schreef er het verhaal voor – Lancelot, Ocke Ockinga, Hoedje en Stooffie, Vleugels boven Afrika, Athi, De jeugd van Eric de Noorman, Joris Valckenier, Floris en vooral Huon de Neveling die brood op de plank brachten. De laatst genoemde, waarvan de eerste aflevering verscheen in 1968, was wellicht de succesvolste. De strip verscheen jarenlang in het Eindhovens Dagblad, maar ook in het Limburgs Dagblad, het Dagblad van het Noorden en De Standaard in België. Voor het Eindhovens Dagblad tekende Gerrit Stapel ook politieke prenten.

 

Pagina uit Huon de Neveling

 

 

De stijl van Gerrit Stapel en collega’s als Hans Kresse en Marten Toonder is uitstervend. Het betreft volledig ambachtelijk werk, dat met inkt aan het papier is toevertrouwd. ‘Deze stijl is uniek,’ weet Saskia Stapel heel zeker. ‘Nu gaat heel veel met computers. Maar voor opa was het heel gewoon om tot diep in de nacht te tekenen. Dat moest om de deadline van de krant te halen. Mijn moeder Maud kleurde soms tekeningen in en zette de bijbehorende letters. Als tekenaars in die tijd wilden publiceren, moesten ze zelf voor de clichés zorgen. Dat betekende dat opa met de bus naar Turnhout moest, waar de krant Het Laatste Nieuws een eigen clichéfabriek had. En dan met een tas vol loden clichés door naar Heerlen, waar er matrijzen van werden gemaakt.’

 

Lieve opa

Kleindochter Saskia wist dat Gerrit Stapel een heel goede tekenaar was, maar ze heeft er nooit bij stilgestaan. ‘Ik ben ermee opgegroeid. Hij was gewoon een lieve opa. Ik wist wel dat hij mooie tekeningen en verhalen maakte, maar hij deed er zelf heel gewoon over. Als ik de bof of de mazelen had, tekende opa voor mij een eigen strip, De Krokodil.’ Hij tekende altijd of speelde piano. Als ik verdrietig was, ging hij achter de piano zitten om mij te troosten. Bovendien was hij een enorme jazzliefhebber. Gôh, wat heb ik in mijn leven veel jazz gehoord.’

‘En rond de jaarwisseling tekende hij nieuwjaarskaarten, altijd met een thema. Na de ramp met de Twin Towers een kaartje met daarop de torens en een vredesduif, maar ook toen hij zijn ouderdom bij de kraag pakte door een kaartje met als titel De Ouwe. Daarop tekende hij een automaat, waar het nummertje 99 uit kwam. En in 2005 was het onderwerp Dit is de Laatste. Hij kon toen bijna niet meer tekenen.’

Eind jaren tachtig publiceerde Gerrit Stapel zijn laatste grote strip, maar hij bleef tekenen tot ongeveer zijn negentigste levensjaar. ‘Toen waren zijn ogen en motoriek zo slecht dat hij geen mooie lijnen meer kon trekken.’

 

Gerrit Stapel, Nieuwjaarskaart voor 2002.

 

Hartenwens

Gerrit Stapel was volgens zijn kleindochter een eigenzinnige en heel principiële man. ‘Hij hechtte erg aan zijn mening. Als hij een boek had gelezen en dat goed vond, kon je daarover met hem discussiëren, maar hij hield vast aan wat hij erover had gezegd. En zijn politieke prenten? Die zag hij meer als een middel om met een tekening iets onder woorden te brengen. Niet om zijn eigen boodschap uit te dragen.’

Eén hartenwens is niet uitgekomen voor Gerrit Stapel: dat hij in plaats van een historische tekenaar, een humoristische was geworden. Maar dat zat er nu eenmaal niet in, zei hij in een interview voor het tijdschrift Stripschrift: ‘Ik had liever humoristische dan historische strips gemaakt, maar daar moet je wel zo’n verdomd heldere kop voor hebben en die heb ik niet, nooit gehad ook.’

 

 

Roeping

Gerrit Stapel is van zijn werk, dat tevens zijn roeping was, nooit rijk geworden. ‘Maar armoede heeft hij ook niet gekend’, zegt zijn kleindochter. Zoals aan het begin van dit artikel vermeld, wilde en kon de overleden tekenaar niet commercieel zijn. Liever volgde hij zijn roeping. In een ander interview, ditmaal voor het Eindhovens Dagblad, was hij daar duidelijk over: ‘Tekenen is voor mij een zeer emotionele zaak. Signeren en tekenen op de Stripdriedaagse in Breda, dat heb ik één ochtend gedaan. Doodziek ging ik naar huis. Dat babbelt, dat hangt daar rond. Ik doe dat nooit meer. Als ik eraan denk, krijg ik al schrik.’

Toch heeft Breda hem wat opgeleverd. In 2003 werd hem (samen met twee andere laureaten) nog de Bulletje en Boonestaak Schaal uitgereikt, een jaarlijkse prijs van het Stripschap voor tekenaars en auteurs die aan de wieg stonden van het Nederlandse beeldverhaal. Volkomen terecht, dat staat na het overlijden van de bescheiden Gerrit Stapel meer dan vast.