HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

62ste Jaargang - december 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Stijn van der Loo, Arthur, koning van een nieuwe wereld. Utrecht: Ten Have 2013, 144 pp. + drie cd’s, ISBN 9789025903336, hb., € 24,95.

 

www.uitgeverijtenhave.nl

www.stijnvanderloo.com

www.huuboosterhuis.nl

www.youtube.com/watch?v=Bfl2fEZHCmU

  

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – december 2013

Stijn van der Loo bezingt koning Arthur

 

Stijn van der Loo combineert muziek en literatuur, niet alleen in zichzelf, maar ook en met succes in zijn werk. Zijn jongste project handelt over koning Arthur en kwam tot stand in nauwe samenwerking met Huub Oosterhuis.

 

door Muriel Boll

 

Stijn van der Loo (Eindhoven 1963) schreef korte verhalen voor diverse, literaire tijdschriften, voor Rails, dat niet meer bestaat, Vrij Nederland, en Brabant Literair om er een paar te noemen. Bovendien schreef hij drie romans, De Galvano (2004), De held Jacob Mulle (2006) en Slopers (2012). Daar had hij veel succes mee: De Galvano won de Literaire Prijs van Brabant, werd genomineerd voor de Debutantenprijs en kwam op de longlist voor de Libris-prijs. En dat alles terwijl de literatuur zijn tweede liefde is, zijn eerste was die voor de muziek. Hoewel de literatuur ook al in de muziek aanwezig was. Je hoeft maar even naar zijn liedjes te luisteren om te ontdekken hoe mooi de teksten zijn.

 

 

Stijn van der Loo. foto Simon van Boxtel

 

Ik kende Van der Loo niet als muzikant en zanger. Onbegrijpelijk, want als je zijn geschiedenis opzoekt op internet, komt daar een duizelingwekkende lijst tevoorschijn rollen van alles wat hij heeft gedaan. Zoals gezegd schreef hij boeken en verhalen, maar hij maakte ook solovoorstellingen voor muziek en theater, gaf les aan Masteropleidingen Kunst en Educatie, was gastdocent singer-songwriting, maakte filmportretten, voor onder meer de Martinus Nijhoff Prijs, Charlotte Köhlerprijzen en de Brabant Bokaal van het Prins Bernhard Cultuurfonds, en een voorstelling als eerbetoon aan Bram Vermeulen. Maar ook een documentaire over een vierkante kilometer landschap in Zeeland. Hij filmde voor Manuscripta, de NS Publieksprijs, het Orgelpark, over Bachkoor Holland, hij maakte de film ‘De tuinen van Linnaeus’ die permanent draait in Galerij Het Depot in Wageningen… en dit is maar een kleine greep.

Boven de lange lijst met alle projecten schrijft Van der Loo zelf het volgende: ‘Je denkt haast: wat een berg! En nog niet slordig gedaan ook. Waar haalt die kerel de tijd vandaan! En dan ook nog eens zo’n CV gaan zitten typen… En terwijl u dat denkt en dit leest zit ik te werken, lieve mensen, op de hielen gezeten door wat eigenlijk, deadlines, sommige fictiever dan andere, misschien wel op de hielen gezeten door de dood zelf, die in zijn bezemwagen rustig achter ons aanschommelt en alle gestrande gevalletjes opveegt, die uiteindelijke ordebrenger, stof tot stof.’ 

 

Engelachtig

Half oktober van dit jaar (2013) verscheen het nieuwste boek dat hij samen met Huub Oosterhuis maakte: Arthur, koning van een nieuwe wereld. Ik wil meer te weten komen over de muzikant Van der Loo. Op het internet schrijft iemand dat Van der Loo ‘engelachtig mooi’ zingt. Ik hoor zijn stem en vind die omschrijving niet passen bij deze boomlange, innemende man tegenover me, maar mooi zingt hij wel, glaszuiver, soms grappig, soms ontroerend, heerlijk om naar te luisteren.

Een gesprek met schrijver, componist, filmer en zanger Stijn van der Loo over muziek én literatuur.

We zitten in zijn kamer in de Amsterdamse woning die hij deelt met vrouw en kind. (Zijn vrouw Mirjam zingt overigens ook prachtig, ontdekte ik.) Om ons heen boeken, microfoons, keyboards, opnameapparatuur, stapels banden en wat er zoal komt kijken bij het bedenken en maken van muziek en het opnemen daarvan. Alles staat stand-by zodat Van der Loo niet eerst de hele zaak bij elkaar hoeft te zoeken als het moment daar is, als hij iets wil uitproberen of zingen.

‘Ik heb twaalf jaar gezongen in Intermezzo, een a capella groep die ik in de jaren tachtig met klasgenoten heb opgericht toen ik op het conservatorium zat. Het was een prachtige tijd, we traden op in binnen- en buitenland, in theaters, op radio en televisie. Onze cd Still Crazy kreeg in 1995 de Zilveren Harp van Conamus. Voor die cd had ik vrijwel alles zelf gedaan, opname, teksten, muziek, de samples… Tekst is voor mij altijd belangrijk geweest. Als ik mensen hoorde zingen Lo-o-o-bet den Herrn, vroeg ik me af met wat voor gevoel ze dat zongen, aan hun gezichten kon je niets zien. Ik heb Intermezzo in 1997 verlaten… bedacht dat ik proza wilde schrijven.’

‘Ben naar de Schrijversschool gegaan… heb anderhalve maand in Frankrijk gezeten om te schrijven en te lezen, vooral Reve en Hermans. Mulisch heeft prachtige stukken geschreven maar hij boeit me toch minder… Ik ben via Reve ook Céline gaan lezen! Dood op krediet, Reis naar het einde van de nacht. Toen ik dat las dacht ik: als je zo kunt schrijven heeft het zin om schrijver te zijn. Ik stond zelf op dat punt. Ik heb mij toen heel nadrukkelijk “in zijn school” geplaatst. Zijn schrijven raakte mijn eigen schrijfsnaar zeer diep. Het muzikale in zijn schrijven, zijn zeer scherpe beeldspraak en ook de liefde onder de tekst. Van Céline wordt vaak gezegd dat hij een cynicus is. Ik had dat gevoel juist niet. Natuurlijk, hij schrijft hard en scherp, maar voor mij is hij in dat harde vooral een waarheidszoeker. Niet hard om het harde. En verder een lyricus. Hij schrijft lyrisch en vol mededogen over de mens, die hij ook kapittelt. Hij was arts, en dat voel je. Zelf heeft hij weleens gezegd: mijn roeping is arts zijn, schrijven doe ik voor geld. Natuurlijk provoceerde hij, maar daaronder liggen een groot mededogen en liefde, naar mijn gevoel. En muzikaliteit. Hij schrijft heel ritmisch. In Dood op krediet gebruikt hij in een malaria-aanval het ritme van de piano-etude die in de kamer onder zijn koortsbed wordt gespeeld. Dat wordt een soort polyfone koortscompositie. Zoals ik al zei: zijn stijl raakte mij zeer, zo wilde ik ook schrijven. Stevig, scherp, lyrisch, en niet verhullend, maar onthullend. Pas des fleurs, la vérité.’

‘Misschien raar, maar ik had naar verhouding weinig gelezen. Toch heb ik eigenlijk meer een literaire bedding. Ouders allebei neerlandicus, mijn grootvader journalist bij het Eindhovens Dagblad en mijn overgrootvader schreef feuilletons en gedichten. In Frankrijk heb ik toen een verhaal geschreven dat mijn eerste roman is geworden, De Galvano . Ik vond er drie uitgevers voor, waaronder Querido. Voor die uitgever heb ik gekozen omdat Lidewijde Paris, die toen voor Querido werkte, zei “wij geven geen titels uit, wij geven schrijvers uit”. Ik had eerder wel eens iets geschreven, maar ik had nooit haast gehad dat te publiceren, er was altijd de muziek. Ik heb gewacht tot ik iets had dat goed was. Dat werd De Galvano.’

 

 

Stijn van der Loo, jong geleerd... foto van website

 

 

Modderdorp

Na De Galvano kwam De held Jacob Mulle, dat de Halewijnprijs kreeg, en vorig jaar Slopers. Dat laatste is een bijzonder verhaal over de gebroeders Pek en hun bedrijf in sloop- en terrazzowerken. Het speelt in een dorp dat tussen twee rivieren in geklemd ligt. Een modderdorp. Van der Loo: ‘Zo had ik het bedacht. De ligging zou met zich meebrengen dat mensen makkelijk het gevoel kunnen krijgen klem te zitten, niet alleen geografisch, ook geestelijk. Dat ze met moeite een bestaan bij elkaar zouden moeten scharrelen. Maar,’ voegt hij toe, ‘als je je niet verloochent, als je een droom houdt, kun je je lot ontstijgen, je afkomst, je leven.’

Je hebt nu een paar keer met Huub Oosterhuis samengewerkt. Hoe is dat zo gekomen?

‘Ik had al eens een gedicht van hem, Lied van de aarde, op muziek gezet. En daarna een stuk tekst van hem aangevuld met eigen tekst, voor het lied Pange Melos op de cd Still Crazy. Pange Melos heb ik naar Huub opgestuurd. Hij stuurde een brief terug om me te bedanken. In die brief schreef hij ook dat zijn kinderen tegen hem hadden gezegd: ‘Met die man moet je samenwerken.’ Niet het religieuze was voor mij zo van belang, maar het humane van Huub. Ik dacht dat zijn teksten ook mensen buiten de kerk iets zouden kunnen zeggen. De muziek is chansonachtig , geen brede vierstemmige koorzettingen, maar als liedje aan de piano, dicht op de huid.’

‘Nee, met zijn teksten heb ik me nooit bemoeid. Eén kapitein op een schip, vind ik. De cd Licht in 2006 hebben we samen gemaakt, hij de tekst, ik de muziek. Op die cd staat ook het lied ‘Ken je mij’. Naar aanleiding daarvan belde Trijntje Oosterhuis die de cd bij haar vader thuis had gehoord. Of zij het mocht opnemen. Goed natuurlijk, als ze er maar bij zou zeggen wie het heeft gemaakt. Het is vervolgens een soort hit geworden, diverse mensen hebben het gezongen, Marc-Marie Huijbregts onder anderen.’

‘Daarna volgde in 2008 Requiem. De tekst, van Huub, was een kathedraal van een tekst. Ik heb toen groot ingezet: strijkers, hout, koper, maar ook vele stemmen: gregoriaans, solo’s, koren. En een band: drums, bass, gitaar.’

Bij de opening van De Nieuwe Liefde, het nieuwste debatcentrum van Oosterhuis, werd de cd Liefde gepresenteerd. ‘Die liedjes zing ik zelf. Hoewel ik de veertig gepasseerd ben gaat het zingen nog steeds.’ Een understatement, het is een plezier om ernaar te luisteren.

 

Strijkkwartet

En nu is er dan Arthur, koning van een nieuwe wereld, een boek met drie cd’s.

Zoek je op internet Stijn van der Loo, dan vind je ook Arthur. Klik daarop en dan hoor je dit: Nadat blazers zich even laten horen als een aankondiging, begint een strijkkwartet te spelen. Een melodie zingt zich daaruit los, neemt je mee omhoog en omlaag, breed gestreken muziek, er ontstaat ruimte en intussen zie je op het begeleidende filmpje een mooi vergezicht, een Schots landschap, een adembenemende lucht, een vogel van dichtbij of aandoenlijke schapen. De muziek gaat maar door, ook als na enige tijd de stem van Oosterhuis klinkt: ‘Ooit gehoord van een koning die Arthur heette, en van zijn beeldschone vrouw Guinevere – en van zijn ridder en vriend Lancelot en diens zoon Galahad met de lichtblauwe ogen? Ik ga ze bezingen die mensen, naar wat hen bezielde, hun angsten en hun liefdes.’

Oosterhuis vertelt, Van der Loo bezingt, en steeds is er die melodie.

Van der Loo: ‘Het project Requiem had mij de ogen geopend voor het gebruiken van strijkers. We hadden een fantastisch strijkkwartet, ik heb voor ze geschreven als voor zangers. De strijkers waren mijn “instrumentale zangers”, maar ze kunnen wel over drie octaven spelen, dynamisch en zeer breed, virtuoos en zuiver. Was het werken met strijkers voor mij aanvankelijk als een deur die openging, nu is het een pad waarop ik loop. Voor Arthur bedacht ik thema’s in verwijde tonaliteit. Niet atonaal, maar de klanken liggen wel verder uit elkaar dan meestal. Ik heb heel goed naar Prokofjev geluisterd, liet me door hem beïnvloeden, zonder ook maar in zijn buurt te komen natuurlijk. Het was een heel geïnspireerde opnamesessie. Voor dat strijkkwartet ga ik dit jaar nog een aantal kwartetten componeren, heb ik beloofd. Er staat nog geen noot van op papier, maar ik ben er in mijn hoofd en hart al volop aan bezig.'

‘Eigenlijk gaat het met componeren net als in literatuur, het komt uit hetzelfde vat. Voor beide heb je een stilte en een gelaagdheid nodig, en liefst een deadline. Het komt er pas uit als het voor 120% onder stoom ligt. Inspiratie is een stille kracht, die moet rijpen, zodat je op het juiste moment de juiste, zuivere beslissingen neemt. De kern vraagt om stilte. Inspiratie kost energie, ik heb alles aan die energie ondergeschikt gemaakt. Je kunt het niet sturen, je moet er op elk moment klaar voor zijn. Daarom hou ik mijn omgeving geordend, mijn bureau leeg, en staat de apparatuur klaar voor direct gebruik. Als het dan zover is, kan ik meteen aan de slag. Het voordeel van schrijven is dat je onafhankelijk bent. Dat geeft kracht, je bent niet zo afhankelijk als in de muziekindustrie.’

Dat laatste zegt hij niet voor niets en het is meteen een antwoord op mijn vraag waarom Van der Loo niet bij een groter publiek bekend is. In Stijn en de liefde, een boek met cd, doet hij in een naschrift bij het liedje Still Crazy een boekje open over de praktijken binnen de muziekindustrie. Hoe mensen daar overal geld uit een liedje of een muziekje proberen te peuren hoewel ze daar niets voor hebben gedaan. Soms is een liedje of leader allang gepubliceerd vóór zo’n maatschappij er iets mee van doen kreeg. Ze proberen het toch. Met zulke praktijken blijf je nooit overeind. Geen wonder dat maatschappijen onderuit gingen. Met die mensen wil Van der Loo niet te maken hebben. Zoiets zal je bij een boekenuitgever niet snel overkomen.

 

Toekomst

Van der Loo heeft twee werkbeurzen gekregen om te schrijven. Hoe zijn volgende boek wordt, weet hij nog niet. Voorlopig heeft hij er de werktitel ‘Draagt elkanders lasten’ aan gegeven. Die roman gaat over zorgen voor elkaar. Er speelt het verhaal van een oudoom die terugkomt uit een Jappenkamp. Op het moment dat hij aan de deur aanbelt van het huis van zijn broer begint het verhaal. De tweede roman gaat heten De modder van Levanto en handelt over twee vrienden, allebei door hun vrouwen gedumpt, die begin oktober aan het strand van Levanto ‘heerlijk vrij’ aan de drank zitten, te dik maar uiterst tevreden. De zon is prachtig, het weer zacht, de drank mild. Dan komt de regen en begraaft in een enorme storm het dorp onder de modder uit de bergen. Met de modder als metafoor voor het onverwerkte verleden neemt de roman de wending van een noodlotsverhaal.

Als het nodig is, trekt Van der Loo zich een poosje terug in zijn huisje in Friesland om te schrijven. ‘Niemand ziet me daar. Ik verstop me niet, doe gewoon boodschappen en zo, maar dan lees ik. Céline of David Mamet omdat die zo’n mooi ritme in zijn dialogen heeft. En ik schrijf.’

Wat daaruit voortkomt, wachten we gespannen af.