HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

62ste Jaargang - december 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Frans Melsen, Mijmer voort, mijmer door. Uitgegeven door Peter Bevers en Axel Kruse, 2013, 40 pp., ISBN 978-90-9027919-0, hb.

 

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – december 2013

 

Een postume bijdrage van Frans Melsen

 

Net na zijn vroegtijdige dood op 29 oktober 2013, maar nog voor de uitvaart, verscheen van Frans Melsen (Breda 1959) de bundel Mijmer voort, mijmer door. Melsen publiceerde eerder, maar dit is zijn enige dichtbundel.

 

door Albert Hagenaars

 

De titel van de bundel sprak me niet aan. Er moeten al honderden, nee duizenden dichtbundels in ons taalgebied verschenen zijn met mijmeringen als titel of als kernwoord in de titel. Maar Melsen was niet de eerste de beste amateur. Hij studeerde Nederlands in Utrecht en was ruim dertig jaar leraar, aanvankelijk in Bergen op Zoom, daarna in Oosterhout.

 

 

Frans Melsen. fotograaf Rens Melsen

 

Dit is ook niet zijn eerste titel. Hij publiceerde twee culturele boeken over de bijzondere wijze waarop carnaval in Bergen op Zoom gestalte krijgt, inclusief een analyse van de daarbij horende liedjes, was mederedacteur van woordenboek De Dikke van Berrege, schreef columns en musicalteksten en bracht een uitgave over de Oosterhoutse Nachtegalen op de markt. Dat laatste is een jubileumboek over de zangschool met dezelfde naam die zich in meer dan vijftien talen toelegt op een repertoire dat zowel polyfonie, popsongs, musicals en commercials bestrijkt.

Hiermee bedoel ik niet dat iemand met zo’n brede culturele belangstelling geen amateur als dichter kan zijn, wel dat de persoon in kwestie donders goed zal weten dat je niet zomaar met poëzie aan moet komen onder een naam met mijmeringen.

 

Bespiegeling

Ik neem aan dat hij met het woord de oorspronkelijke betekenis(sen) heeft willen benadrukken, verscholen onder de dikke lagen clichés die er in de loop van de eeuwen op zijn vastgekoekt. Melsen zal dan ontdekt hebben dat het woord lange wortels heeft. Het kan betekenen: bespiegeling, dromerij, malen, sentimentele droefgeestige peinzerij. Graaf je nog dieper dan stoot je bijvoorbeeld op mimeren dat in het Middelnederlands werd gebezigd en op mamorian (Angelsaksisch) in de betekenis van ‘zinnen op’. Al deze variaties stammen via het Latijnse memor ‘denken aan’ en het Griekse mermeros ‘datgene waar men aan blijft denken’ af van nog oudere vormen die ook nog eens zorg en herinnering in zich dragen.

Als taalspecialist – vergeet niet dat hij met passie symbolische teksten uiteenrafelde – zal Melsen ook de lezer hebben willen doen nadenken. En denken in alle soorten en maten zal hij zelf gedurende zijn ziekbed maar al te goed hebben gedaan, liggend op de richel van het leven, wetend dat het einde nabij was. Tegelijk zal hij ook het fantasie-element hebben willen meenemen, het dromen, het zich overgeven aan een andere realiteit dan de onverbiddelijke uitkomst.

 

Plafond

De bundel is een bonte verzameling geworden van aforismen, herinneringen, verzen met soms een acrostichon of parallellie, grappen en een enkel experiment. De lach en de traan wisselen elkaar veelvuldig af. Een humoristische bijdrage met een dubbele bodem is: ‘jij lijkt wel veel op je vader, zei hij opgetogen / de welke bedoel je, vroeg ik opgewonden / nou, niet die van hierboven, maar die andere / gelukkig maar, dacht ik in mijn onvermogen’.

Een overwegend realistische tekst met aandacht voor herhaling en kleine verschuivingen vormt het gedicht Plafond:

 

Ik lig angstig op mijn rug

en staar naar het plafond

ik zie mijn leven terug

en tel elk vierkant

van voren naar achter

en volg elke rand

ik ben bang en wacht er

ik zit aan mijn plafond

 

ik lig angstig op het bed

en staar naar het plafond

ik volg alles nauwgezet

en tel de lijnen

van deur tot aan het raam

grote en kleine

ik voel me echt eenzaam

ik zit aan mijn plafond

 

ik lig hier thuis op mijn bed

en staar naar het plafond

ik heb daar nooit op gelet

grijze vlekken, zeg

van voren naar achter

grijs, goor, wat een pech

ik roep harder zachter

witten, witten dat plafond

 

Pulken

Hoewel nogal wat teksten in Mijmer voort, mijmer door niets of niet veel met poëzie te maken hebben, wat duidelijk ook niet de bedoeling van de auteur was, zijn er toch genoeg momenten waar je literair bij stil kunt staan. Zo speelt Melsen in bovenstaand gedicht met de duiding van ‘aan je plafond zitten’. Juist het spel doorbreekt dan de code van niets meer kunnen doen! Het is in al zijn eenvoud een schitterende manier om woorden sterker te laten zijn dan hun neerslag in de taal. Aan een plafond zitten is ook aan een plafond pulken, een ondoordringbaar lijkend vlak openen, doorstoten in een andere realiteit.

Let ook op de regels 5 en 21. Er staat niet ‘van voor naar achter’ maar ‘van voren naar achter’. Ik dacht even een fout te vinden maar nee, Melsen stelt het woord voren op, meervoud van voor, de gegroefde lijn waar het zaad, het nieuwe leven in moet komen.

Dat past wonderwel bij het onophoudelijk met de blik bestrijken van het plafond, symbool van het eind, van de dood in dit geval. Het is dan geen grote stap meer om te wensen dat de gore plekken van het dagelijkse leven verdwijnen. Witten wordt puur maken, het grootste raadsel van de mens ontdoen van wat niet meer ter zake doet. Juist de naderende dood doet beseffen wat niet opvalt maar er wel degelijk is. Of andersom.

Ook mooi is de overgang van de twee laatste regels. Je kunt desgewenst een cesuur horen na ‘zachter’, maar die ook leggen na ‘roep’. Je leest dan harder witten, zachter witten, wat eveneens een relevante interpretatie oplevert. Ze vallen niet op, zoals het goede rijmen betaamt, maar de klankovereenkomsten in lig-rug-terug-wacht-echt-achter-zachter mogen er eveneens wezen.

 

Dorpsnaam

De schrijver betrekt ook de eigen achternaam in zijn taalspel. Melsen, ooit een leen van het land van Rode in de kasselrij van het land van Aalst, is momenteel een deelgemeente van Merelbeke en daarmee een uitloper van Gent. Al deze details staan in een vers waarvan de hoofdletters de dorpsnaam vormen. Het slot luidt: ‘Nooit verwacht dat Melsen / de nederzetting heeft vermeden.’ Een raadsel want er staat niet dat de dichter er nooit is geweest, maar dat hij er niet wilde komen. Waarom wilde hij niet naar de veronderstelde plaats van afkomst van de familie van vaders kant, vraag je je af, omdat je weet dat hij juist een fascinatie voor bronnen en oorsprong had.

Frans Melsen is er niet meer. De beste bijdragen in dit boekje claimen echter aandacht voor zijn emoties, ideeën en ja mijmeringen die mede bepalen wie en wat hij is geweest: een leraar met een drang om kennis over te dragen, een doodzieke man met pijn en angsten, een zoeker naar flonkeringen in de spelonken van de taal. En een bescheiden literaire doorgever!