HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

62ste Jaargang - december 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

JACE van de Ven (Leende 1949) is dichter, journalist en columnist. Werkte jarenlang als (kunst)redacteur bij het Brabants Dagblad en de Tilburgse voorlopers daarvan en is redacteur van Brabant Cultureel en Brabant Literair. Vanaf het begin (1986) is hij medeauteur van de Tilburgse Revue. Van 2003 tot in 2005 was hij Tilburgs eerste stadsdichter. 

 

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – december  2013

bkkc

 

door JACE van de Ven

 

 

De zogenaamde kenniscentra voor kunst die zich de laatste jaren als Sushibars vermenigvuldigen zijn de dood in de pot voor de creatieve kunstenaar. Eerstens slokken zij het leeuwendeel van het geld op dat eigenlijk voor de creatieve kunst is bedoeld – dat komt dus bij de ambtenarij terecht – en tweedens gaan de kantoorklerken van deze kunstcentra te vaak op de stoel van de kunstenaar zitten.

Dat doen zij onder meer door het organiseren van allerlei richtinggevende symposia en door een beloningspolitiek voor kunstenaars die aan de leiband van deze kenniscentra willen lopen. Hoewel? De kunst hoort zijn eigen koers te varen, daar heeft zij geen ambtenarij voor nodig.

Een voorbeeld: Anton Versteegde uit Volkel, een zogenaamde community art kunstenaar die met participatie van het publiek grote beelden maakt, kreeg onlangs een brief van het Landelijk Kenniscentrum Cutuureducatie en Amateurkunst waarin hij werd uitgenodigd voor een netwerkdag voor makers in de community arts in het Textielmuseum in Tilburg. Dat ging gepaard met de gebruikelijke blabla die kenniscentra eigen is: het zou een ‘intervisie dag’ zijn waarop een aantal kunstenaars een dilemma moesten formuleren over hun weerbarstige beroepspraktijk. Jaja! Letterlijk staat er: ‘De “probleemeigenaar” presenteert zijn project en zijn dilemma in een “liftpitch” van een aantal minuten in de plenaire bijeenkomst. Op basis daarvan kiezen de deelnemers een intervisiegroep.’

Wat een gewichtigdoenerij. Dit kenniscentrum heeft net als de andere kenniscentra voor kunst kennelijk niet in de gaten dat het zelf het probleem is. Versteegde kreeg aangeboden om tegen vergoeding van reiskosten en een VVV-bon zijn dilemma te komen toelichten. Hij antwoordde dat ze zich die reiskosten en die cadeaubon konden besparen. Ze mochten gratis een email van hem voorlezen.

En paar zinnen daar uit: ‘Het dilemma in mijn beroepspraktijk van vrijgevestigd kunstenaar, als het gaat om sociale vragen rondom artistieke verbeeldingskracht en maatschappelijk engagement, is de keuze die ik steeds moet maken tussen heulen met de vijand door te schnabbelen bij de uitvreters in de beeldende kunst, of op mijn eigen kracht en kompas te varen bij mijn zoektocht naar het wezen van de beeldende kunst en het eerlijk verdienen van mijn boterham. De uitweg uit dit dilemma is mijn keuze om niet zomaar in te gaan op verzoeken vanuit het beroepsveld van cultuurambtenaren, conservatoren en klerken die dagelijks hun kost plus reiskosten, vakantiegeld en pensioen graaien uit het budget dat ooit bedoeld was voor kunstenaars en artiesten.’

Ik kan de boosheid van Versteegde volgen. Het lijkt erop dat kenniscentra voor kunst de creatieve kunstenaars alleen weten te vinden op het moment dat zij hen voor hun karretje kunnen spannen om weer een interessant project of inspirerende dag op te leuken. En als dat onverhoopt tot interessante ontwikkelingen leidt, wordt dat gekopieerd en geïnstitutionaliseerd en op het conto van het kenniscentrum geschreven. Niet de kunst, maar het instituut is het belangrijkst geworden. Zo zijn de cultuurambtenaren belangrijker dan de kunstenaars.

Onlangs was ik bij een brainstormavond over cultuur in Tilburg. Iedereen brainstormde belangeloos mee, op een medewerkster van het bkkc na. Zij werd er voor betaald, omdat het haar baan is. Toevallig ging deze medewerkster wel als eerste weg, na een uurtje ongeveer. Zo kon ze zeggen dat ze er geweest was, toch een heel dagdeel declareren en thuis lekker nog een glaasje pakken bij de televisie. Duidelijker kan het verschil tussen een ambtenaar van regels en papier en een kunstenaar van vlees en bloed niet worden geïllustreerd.

Maar ja, we tobben er maar mee aan. Volgens onze Brabantse plattelandspolitici hebben we het bkkc nodig om de kunstwereld ‘toekomstbestendig’ te maken. Net of de kunst zonder een dergelijke instelling niet zou kunnen bestaan. Wat een zelfoverschatting. Nee, het bkkc, de buffer die de provinciale politiek voor de kunstwereld rechtstreeks onbereikbaar maakt, is er om de kunstenaars monddood te maken. Wel zo makkelijk voor onze plattelandspolitici. Kunnen ze achter die bronzen deur in Den Bosch rustig verder dromen over Culturele Hoofdsteden en Jeroen Boschjaren.