HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

62ste Jaargang - december 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Martin Oei. foto Gemma van der Heyden

 

www.martinoei.nl

 

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – december 2013

In de voetsporen van een onstuimige Beethoven

 

Hij is pas zeventien jaar. Maar heeft al wel drie cd’s op zijn naam staan. De nieuwste is een album met de complete versie van Beethovens Fantasia Sonate. Pianist Martin Oei is eerstejaars conservatoriumstudent in Tilburg. Praat echter met een vakkennis alsof hij het conservatorium al een kwart eeuw geleden heeft verlaten.

 

door Rinus van der Heijden

 

Aan het einde van het gesprek heeft hij nog een waardevolle tip voor de interviewer. ‘Begin bij het beluisteren van de cd maar bij de Fantasie van Mozart. Dan komt u beter en langzamer in de muziek.’ Eerder had Martin Oei al aangegeven, dat de compositie waar het allemaal om draait, Beethovens Fantasia Sonata in D een nogal ruig werk is. ‘Van Beethoven is bekend, dat hij bij het spelen van de Fantasiesonate snaren van zijn piano kapot sloeg. Op de fortepiano waarop ik de sonate vertolk, ga ik ook over grenzen heen. Het instrument, een Michael Rosenberger uit 1801, kan het niet aan. Het is echter boeiend om het zo te doen, omdat de jonge, onstuimige Beethoven het op deze manier voor ogen zou hebben gehad.’

 

 

Martin Oei speelt Beethoven. foto Conny Tiebout

 

Het was de schrijfster Lulu Wang die de jonge Martin Oei op het pad van de opleiding in Tilburg bracht. Tijdens een ontmoeting adviseerde zij de pianist ‘verder te gaan in de muziek’. ‘Mijn vader belde wat rond en kwam zodoende bij het conservatorium in Tilburg terecht.’ Daarmee was de keuze voor de opleiding bepaald, voornamelijk omdat zijn zoon dan les kreeg van docente Jelena Bazova. ‘Zij is een uitstekende lerares,’ zegt Martin Oei. ‘Daarom ben ik nog steeds in Tilburg. Ik werd hier overigens al op tienjarige leeftijd bij de Young Musicians Academy aangenomen. Een jaar eerder was ik begonnen met pianospelen.’

Daar ging eerst een gedegen keuze voor het juiste instrument aan vooraf. ‘Ik kreeg vanaf mijn zevende jaar thuis de mogelijkheid allerlei instrumenten uit te proberen: viool, blokfluit, fluit, gitaar, slagwerk. Maar piano vond ik het leukst. Of de negenjarige leeftijd niet te laat is om met piano te beginnen? ‘Het is laat, maar het kan wel. Er zijn heel goede pianisten die pas op hun elfde begonnen.’

 

Fragmentarisch

Dat de keuze voor piano op die leeftijd de juiste was, bewijst de stroom prijzen die Martin Oei sindsdien binnenhaalt. Onderscheidingen bij de Young Pianist Foundation, Steinway & Sons, Jong Muziektalent Nederland en tweemaal eerste tijdens het Prinses Christina Concours in Den Bosch. Hij gaf recitals tijdens het Grachtenfestival, het Zeeuws Festival en bij het Internationaal Kamermuziekfestival van Janine Jansen. Met verschillende orkesten speelde hij Gershwins Rhapsody in Blue. Optredens gaf hij ook in het Concertgebouw in Amsterdam en tijdens het Beethovenfest 2013 in Bonn.

Dat laatste optreden was niet geheel toevallig, want het was in deze stad dat Ludwig van Beethoven in 1792 zich zette aan zijn Fantasiesonate. Hij maakte hem nooit af, evenmin als talloze andere werken: er zijn van hem meer onvoltooide dan voltooide composities bewaard gebleven. Van de driedelige Fantasiesonate in D completeerde Beethoven het eerste deel bijna helemaal. In het tweede deel ontbrak hier en daar nog de linkerhand, in het derde deel is de componist fragmentarisch te werk gegaan. Ook hier moest de linkerhand vrijwel in zijn geheel worden toegevoegd.

 

 

Martin Oei in de Muzentuin van het conservatorium in Tilburg. foto Gemma van der Heyden

 

De Fantasiesonate werd in de loop der eeuwen wel gespeeld, maar nooit volledig. Die eer viel Martin Oei te beurt. De Nederlandse componist en Beethovenkenner Cees Nieuwenhuizen heeft de sonate van Beethoven, die in feite slechts een schets was, speelbaar gemaakt. Hij voltooide de delen die Beethoven had laten liggen en paste in voornamelijk deel twee en drie – Andante en Allegro-Presto – vooral de frasering aan, zoals de jonge en woeste Beethoven die indertijd voor ogen moet hebben gehad. Nadat Cees Nieuwenhuizen zijn werk had gedaan, nodigde hij Martin Oei uit die het volledige werk op 21 oktober 2012 als wereldpremière solo uitvoerde in het Concertgebouw.

Martin Oei koppelde aan deze bijzondere gebeurtenis meteen een kloek besluit: hij wilde twee uitvoeringen van de Fantasiesonate uitbrengen: een op een modern instrument en een op een originele fortepiano. ‘Dan kan de luisteraar van nu het verschil tussen beide instrumenten horen. Tegenwoordig is men niet meer zo gewend aan het geluid van oude instrumenten. Ook krijg je zo een idee hoe de muziek in de tijd van Beethoven zal hebben geklonken.’ De cd van die authentieke uitvoering is sinds kort op de markt, uitgebracht op het label Zefir Records.

 

Mozart

‘Op de cd zijn naast de Fantasiesonate ook Beethovens Sonate nr. 8 in c mineur, beter bekend als de Grande Sonate Pathétique, en twee stukken van Mozart te beluisteren: diens Fantasia in D mineur en de Sonate nr. 8 in A mineur. Het was heel bijzonder om deze muziek vast te leggen. En ook heel leerzaam. Een opname gaat nooit helemaal goed, een concert trouwens ook niet. Daar gaat ook wel eens een noot mis. Maar bij een cd-opname heb je de mogelijkheid het over te doen. Je kunt elke noot mooi maken. Daarbij bestaat natuurlijk het gevaar dat wanneer je elke noot gaat oppoetsen, het perfectionistisch wordt en de spanningsboog verdwijnt. En spanning moet er blijven.’

 

 

Martin Oei in de Muzentuin van het conservatorium in Tilburg. foto Gemma van der Heyden

 

Dus werd de cd in mei van dit jaar in één dag opgenomen in de Zeeuwse Concertzaal in Middelburg. Martin Oei speelde op een Michael Rosenberger fortepiano uit 1801. ‘Het liefst neem ik alles in één keer op. Maar meestal gaat het in twee, drie keer. Wel op dezelfde dag, omdat je dan in dezelfde energie en spontaniteit zit. Een dag later kan dat al verschillen. Daarna bestaat de mogelijkheid om te monteren, de foute stukken eruit en de goede erin. Bij mijn eerste cd uit 2011 is er nogal wat gemonteerd, bij deze derde nauwelijks. De Beethovenstukken gingen er vrijwel ineens op.’

‘Bij Mozart ligt het een stuk anders. Het is bij hem altijd wennen, zijn muziek is zo verfijnd. Zijn noten zijn niet moeilijk, wel de manier hoe je ermee omgaat. De muziek van Mozart is over het algemeen moeilijker dan die van Beethoven, omdat er veel verfijning in zijn muziek zit die je er als uitvoerder uit kunt halen. Bovendien gunt hij de vertolker meer vrijheid om te improviseren. Bij Beethoven staat alles vast, daar kun je niet versieren. Bij zijn eerste vier pianoconcerten laat Beethoven overigens wel een plek open waarin de solist mag improviseren.’

‘Mozart heeft in zijn pianoconcerten hele stukken open gelaten, die mag je zelf invullen. Ook mag je bij hem in bepaalde melodieën improviseren. Bij zijn sonate is dat overigens wat minder, daar geeft de componist meer aanwijzingen, bijvoorbeeld over de dynamiek. Maar hier is ook weer ruimte voor versieringen. In de barokmuziek was dat heel normaal, Mozart maakte daar ook gebruik van.’

Klassieke muziek is al ontelbare malen door anderen vertolkt. Bestaat dan niet het gevaar dat je als jonge pianist de noten van die anderen tot de jouwe maakt? ‘Je mag nooit kopiëren, wel leren van anderen. Bij muziek kun je nooit zeggen: zo moet het. We weten van Chopin dat hij een stuk nooit tweemaal hetzelfde speelde. In de tijd van Mozart werd veel geïmproviseerd. Ik doe dat ook, maar ik ben er een echte amateur in. Ik onthoud nooit wat ik speelde, daarom is het telkens anders. Het is wel zo dat ik op een moment bepaal dat ik iets zó speel, later verandert dat dan weer. Dat ligt natuurlijk aan je leeftijd, maar ook aan de omstandigheden en het publiek. Bij rustig publiek speel je geen snelle tempi.’

 

Voorkeur

Met Beethoven en Mozart kan de suggestie worden gewekt dat de voorkeur van de jonge pianist ligt bij deze twee componisten. Dat is zeker niet het geval. ‘Ik probeer te spelen vanaf Bach – en soms vroeger – tot en met de twintigste-eeuwers. Cees Nieuwenhuizen schreef een sonate en die heb ik ook vertolkt. Ik probeer alles te spelen wat ik mooi vind, ook Ravel en Debussy. In de negentiende eeuw is veel pianoliteratuur geschreven, die speel ik het liefst op een instrument uit die tijd, zoals een Erardvleugel. Op een moderne piano is sprake van kruissnaren, op een Erard lopen de snaren parallel. Dat geeft meer transparantie in de klank.’

Als je dit allemaal zo hoort, vraag je je onbewust af wat Martin Oei nog te zoeken heeft op een conservatorium. Genoeg, zegt hij zelf. ‘Analyse, solfège (training muzikale gehoor, rvdh), harmonieleer, compositietechnieken, basso continuo, muziekgeschiedenis, het zijn allemaal vaardigheden waar ik nog aan moet werken.’

 

 

Daniël Wayenberg en Martin Oei. foto Conny Tiebout

 

En leren doet Martin Oei ook van meesterpianist Daniël Wayenberg. ‘In oktober verzorgde ik met hem zes concerten door het land. In mei komend jaar gaan we samen in verzorgingshuizen spelen. Dat doen we om mensen samen te brengen en gelukkiger te maken. Mijnheer Wayenberg is nu 84 jaar, ouderen zien dat hij nog goed speelt en nog veel doet. In februari bezoek ik een masterclass van Daniël Wayenberg in Utrecht. Waarschijnlijk spelen we iets samen. Dan kan ik zien hoe hij les geeft, hoe hij zaken aanpakt. Ik kan nog veel leren.’

Studeren doet Martin Oei niet alleen op het conservatorium, ook thuis. ‘Ik probeer er drie uur per dag aan te besteden. Thuis kan dat op een moderne Bösendorfer, een fortepiano en een Erard uit 1912. Deze dan vooral voor het repertoire van Liszt, Ravel en Debussy. Die drie instrumenten zijn goed voor mijn ontwikkeling en om een idee te krijgen van klankvoorstelling. We hebben er alles aan gedaan om die drie instrumenten te krijgen. Ze kostten samen 35.000 euro, maar dat had veel meer kunnen zijn. Alleen een fortepiano kan al zestigduizend euro kosten. Die van mij is een kopie uit de tijd van Mozart. Met de juiste bouwtekeningen kun je goed nabouwen en kom je dicht in de buurt van hoe het toen klonk.’

 

Leergierig

En dan is het voor een jonge, leergierige pianist als Martin Oei ook nog belangrijk dat hij de instrumenten onderling kan vergelijken en ze met niet-geëigend repertoire kan bespelen. ‘Je moet Bach op een modern instrument kunnen spelen. Anders moet je achter een klavecimbel gaan zitten. Maar het probleem is dat dit instrument voortdurend moet worden gestemd en niet elke zaal een klavecimbel tot zijn beschikking heeft. Tegenwoordig kom je – als de temperatuur constant is – op een fortepiano redelijk uit de voeten. Maar op een modern instrument moet je repertoire uit de barokperiode en het classicisme ook kunnen doen. De overgang van een ‘forte’ naar een klavecimbel is te doen, van een modern instrument naar een klavecimbel of fortepiano is wel een heel grote stap. Maar ik heb dat wel gedaan, vind dit het mooiste om het zo te horen.’