HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - februari 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

www.jeroenvanvliet.com

 

Beluister Jeroen van Vliet op zijn youtube-kanaal:

www.youtube.com/user/jeroenpiano?feature=watch

 

©Brabant Cultureel – februari 2014

Pianist Jeroen van Vliet is zijn eigen luisteraar

 

De Tilburgse pianist Jeroen van Vliet is al enkele jaren bezig aan een opmerkelijke zegetocht in het land van de geïmproviseerde muziek. In januari 2014 presenteerde hij twee opmerkelijke cd’s, waarvan het soloalbum ‘Wait’ de meeste aandacht trekt. De titel slaat zowel op het feit dat het pas zijn tweede soloplaat is in bijna dertig jaar muzikantschap, als op de aard van zijn muziek.

 

door Rinus van der Heijden

 

‘We zouden altijd moeten beseffen dat gevoeligheid en emotie de ware inhoud vormen van een kunstwerk’. Dit is een uitspraak van Claude Debussy. Een andere komt van Maurice Ravel: ‘Muziek moet op de eerste plaats emotioneel zijn en dan pas intellectueel.’ Debussy en Ravel hebben een aantal kenmerkende overeenkomsten. Beiden waren componist en alle twee afkomstig uit Frankrijk. Beiden waren tijdgenoten die leefden in zowel de negentiende als de twintigste eeuw. Beiden ook zijn dragers van wat men in de klassieke muziek ‘impressionisme’ noemt. Beiden openden met hun opvattingen over muziek de deur naar het latere ‘Expressionisme’ en beiden raken met hun uitspraken over muziek alle niveaus ervan.

 

 

Jeroen van Vliet. foto Gemma van der Heyden

 

Wat dit alles met Jeroen van Vliet heeft te maken? Heel veel. De Tilburger komt niet uit Frankrijk en leeft in de tijd van nú. Maar op zijn spel zijn zowel de begrippen impressionistisch als expressionistisch van toepassing. Bovendien is hij componist en niet zomaar eentje. En had hij dezelfde uitspraken kunnen doen als die van zijn beroemde voorgangers. Zijn pianospel draagt dat uit met elke noot.

 

Uitzonderlijk

Jeroen van Vliet is een van die uitzonderlijke talenten die het karakter van muziek kunnen duiden. Dat is wat hij verstaat onder impressionisme. Waarbij hij de diepte induikt en de muzikale verhoudingen zonder uitzonderingen voor ogen houdt. ‘Niet iets groter of anders maken,’ zegt hij daarover. Bij Jeroen van Vliet is muziek waarachtig, met als enige bedoeling het muzikale beeld dat hij voor ogen heeft, vorm te geven.

 

 

Jeroen van Vliet. foto Gemma van der Heyden

 

Zijn nieuwste solo-cd Wait geeft daar een fraai beeld van. Improviserend en drijvend op zijn intuïtie komen zestien klankjuwelen voorbij die hun gelijke niet kennen. Hij overschrijdt daarmee alle grenzen. Want hoewel liefhebbers hem labelen als jazzpianist, raakt hij evenzeer aan en over klassieke grenzen. En doordat hij die klassieke beperkingen ook al weer overschrijdt, betreedt hij met gemak alle muziekgebieden op deze wereld.

Vanuit de jazztraditie hoor je reuzen als Paul Bley, Abdullah Ibrahim, Mal Waldron en Cecil Taylor doorschemeren; vanuit de wereld van de klassieke muziek Sergej Prokofjev, Robert Schumann, Johannes Brahms, Sergej Rachmaninov en Erik Satie. Altijd is daar echter Jeroen van Vliet, zoekend en tastend, maar altijd wetend waar hij uitkomt. Soms met klaterende clusters, een andere keer met intervallen van stilte. Want zei Debussy ook niet: ‘Muziek is de stilte tussen de noten’?

Wait is in oktober 2012 opgenomen in de beroemde Rainbow Studio in Oslo. Maar de plaat kwam pas dit jaar uit. ‘De muziek heeft zes maanden op de plank gelegen, omdat ik nogal onzeker was over het resultaat,’ vertelt Jeroen van Vliet. ‘Ik zat in m’n uppie in de studio, waar ik werkte met een technicus die zich nogal afzijdig hield. Daardoor had ik geen reflectie. Aan het einde van de middag kwam er gelukkig iemand in de regiekamer. Vreemd wat er toen gebeurde: mijn spel veranderde. Musiceren bestaat immers bij de gratie van de luisteraar. Soms kun je dat voor jezelf fantaseren, maar als dat niet lukt, is het heel onhandig.’

 

Intuïtief

De zestien stukken op de cd met titels als Space, Feather, Light en Cycle typeren het spel van Jeroen van Vliet. Het zijn intuïtieve, intieme voortbrengselen van een groot brein. Ze vormen een geestgrond die ruimte verschaft voor lyriek en improvisatie, voor klankrijkdom en klankkleur, voor weglaten en helderheid. Om zo tot de essentie te komen van hetgeen je als musicus wilt uitdrukken. Derhalve tot de uitspraken van Debussy en Ravel zoals die aan het begin van dit artikel zijn opgetekend.

Jeroen van Vliet (48) werd in Rosmalen geboren en speelt vanaf zijn tiende jaar piano. Hij kreeg acht jaar lang les van Goirlenaar Willem Kühne, die hem vormde met zijn filosofische kijk op de wereld en zijn muziek. Op zijn achttiende ging Van Vliet naar het Brabants Conservatorium in Tilburg voor een studie klassiek piano. Tussendoor leerde hij van jazzpianist Bert van den Brink wat creatief denken betekent.

In het begin van zijn carrière behaalde Jeroen van Vliet al snel twee belangrijke jazzprijzen: op het Middelsee Jazztreffen in 1985 en in 1988 met zijn eerste groep Iris op het NOS/Meervaart Jazzpodium. Kort daarna speelde hij in het Paul van Kemenade Quartet – later Quintet – en in Quadrant van contrabassist Eric van der Westen.

Het pianospel van Jeroen van Vliet is vanaf het begin doordrenkt geweest van bedachtzaamheid en lyriek. De omschrijving ‘impressionisme’ komt daarom niet zomaar uit de lucht vallen. Daarmee onderscheidt hij zich van de meeste andere jazzpianisten. Toch heeft hij pas de afgelopen jaren naam gemaakt, zowel nationaal als internationaal.

 

 

Jeroen van Vliet. foto Gemma van der Heyden

 

 

Carte blanche

Jeroen van Vliet verklaart dat zelf het beste. ‘Bij Paul van Kemenade gold een ander idioom, de piano speelde daar geen erg grote rol. In Quadrant stond de piano wat meer op de voorgrond, daar kwamen lyriek en improvisatie voor mij veel meer samen. Ik heb, nadat ik bij Paul ben weggegaan, zelf wat meer ruimte voor de piano genomen. Een half jaar na Paul ben ik met trompettist Eric Vloeimans gaan spelen. Ik kwam er daar achter hoe comfortabel het is om in een goed draaiende band te zitten. Bovendien heeft het andere netwerk van Eric en de andere podia die ik met hem deel, ook meer zichtbaarheid gebracht.’

Kort na zijn vertrek bij Paul van Kemenade kreeg Jeroen van Vliet een carte blanche van het Bimhuis in Amsterdam. Dat was in 2006. Twee jaar later een van het North Sea Jazz Festival: twee heel grote compositieopdrachten die zeker hebben bijgedragen aan de naamsbekendheid van de Tilburger. Daarom durft Jeroen van Vliet nu rustig te zeggen dat hij tegenwoordig meer te melden heeft dan vroeger. ‘Ik ben weliswaar minder frontman dan ik heel vroeger ooit dacht te kunnen zijn. Maar ik weet muzikaal wel wat ik wil. Je kunt niet iets doen wat niet bij je past. Dat ik teruggetrokken ben van nature kan ik niet loochenen, maar ik probeer mijn talent met mijn bescheidenheid in balans te brengen.’

Jeroen van Vliet is bewust nooit van zijn bronnen losgeraakt. Jazzpianist Paul Bley is nog altijd een groot voorbeeld. Ondanks diens nukkigheid valt de Tilburger nog altijd voor de lyriek van Bley. Daarnaast raakte hij al vroeg in de ban van Mozart. ‘Ik was laatst aan het afwassen terwijl een van zijn pianoconcerten op de radio werd gedraaid. Toen besefte ik dat mijn klankideaal voor de piano daar vandaan komt. Heel bijzonder dat componisten zoals Mozart en ook Beethoven na honderdvijftig jaar nog zo klinken.’

 

 

Jeroen van Vliet. foto Gemma van der Heyden

 

 

Voeding

Duidelijke inspiratiebronnen voor de musicus Van Vliet. Ook al luistert hij nauwelijks nog naar hun muziek. Hij wordt meer gevoed door de mensen met wie hij speelt; binnen de groep Estafet bijvoorbeeld, maar ook als begeleider van de Duits-Afghaanse zangeres Simin Tander. ‘Ik ben geen echte tekstman, meer van de emotie. Bij Simin lees ik haar teksten van tevoren goed door en probeer er dan een beeld bij te maken. Over dat beeld leg ik de klank, daar zit voor mij de beleving van muziek. Tijdens het concert hoor ik de woorden van Simin niet eens meer.’

Jeroen van Vliet beseft dat zijn spel is geëvolueerd. ‘Voor mijzelf is het een kwestie van schaven. Meer weglaten dan toevoegen. Ik ben een experimenteerder geworden en ook meer verwant geraakt met de wereld van de beeldende kunst dan die van de muziek. In de muziek is het een soort sport geworden om veel te studeren en dan te zien of daar een olympische vaardigheid uit voortkomt. Maar als je werkelijk voor creativiteit wilt gaan, gaat het daar niet om. Ik wil steeds kijken naar de essenties, welke kleur ik wil neerzetten. Vaardigheden kunnen mij in de weg zitten, als ik voel dat ik daaraan afgemeten word.’

Muziek zo uit de geest, dan dient zich de vraag zich aan of daar enige spiritualiteit of religie aan ten grondslag ligt. ‘Nee,’ is het antwoord, ‘maar wel filosofie. De reflectie ervan hoor je in mijn muziek. Ik ben heel erg de waarnemer aan de zijlijn. Dat zet ik in tijdens het spelen. Ik ben mijn eigen luisteraar. Dat kan alleen maar met een andere positie: die van de waarnemer. Ik heb nogal wat gegrasduind in filosofische boeken. Dat heeft mijn levensbeschouwing gevormd, maar me vooral uitgenodigd te beleven wat er nu is. Muziek is immers een tijdsding, de belevenis van nu.’