HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - februari 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Jan Naaijkens tijdens de opening van 'zijn' tentoonstelling. foto Joep Eijkens

 

De foto’s bij dit artikel komen uit het archief van Jan Naaijkens. De bijschriften zijn van de hand van zijn zoon Emmanuel Naaijkens.

 

©Brabant Cultureel – februari 2014 

 

 

 

Jan Naaijkens vijfennegentig jaar

 

Maître Jean Filiassi, alias Jan Naaijkens is vijfennegentig geworden. Hij is een homo universalis van de Brabantse cultuur en een Brabantse artisan die zoveel heeft gedaan dat je je blijft verbazen bij elke poging tot opsomming. Een expositie in het Hilvarenbeekse gemeentehuis gaf een mooi overzicht.

 

door JACE van de Ven

 

Jan Naaijkens werd 10 februari 2014 van dit jaar vijfennegentig jaar. Deze wereldburger in Brabant (‘Noord’ hoeft er voor hem niet bij), schrijver, onderwijzer, theateracteur en regisseur, cultuurpromotor en beeldend kunstenaar, beleefde zijn grootste populariteit in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Hij was toen hoofdredacteur van het cultuurmagazine Edele Brabant, een van de voorgangers van Brabant Cultureel, en verzorgde wekelijks voor de KRO in Hilversum het Brabants Halfuur. Regelmatig werden er toneelstukken van zijn hand op de televisie vertoond.

 

 

Jan poseert bij een affiche van ‘Theatre d’Amour’, 1958.

 

Jan Naaijkens was een begrip, zeker in Brabantse katholieke kringen en in de Belgische Kempen. Dat laatste kwam door de Groot-Kempische Cultuurdagen, een cultureel festijn dat hij jaarlijks in en om de Vrijthof in Hilvarenbeek organiseerde. Vaste feestredenaar was daarbij Anton van Duinkerken en er kwamen speciale gasten als Albert van Dalsum en Godfried Bomans.

 

 

Van 1954 tot en met 1971 vonden op de Vrijthof in Hilvarenbeek de Groot-Kempische Cultuurdagen plaats. Jan was een van de oprichters van dit evenement, dat beoogde Nederland en Vlaanderen dichter bij elkaar te brengen. De schrijver Anton van Duinkerken – hier in 1962 op het terras van Betje Ketel – was een van de boegbeelden.

 

Hij was betrokken bij de oprichting van het Brabants Centrum voor Amateurtoneel, nu de Kunstbalie, en van de Stichting Brabants Heem. Ook zette hij grote spektakels in elkaar zoals ze nu niet meer bestaan, herdenkingen van jubilea van de Boerenbond in het Willem II stadion, van het zoveeljarig bestaan van de stad Bergen op Zoom of een jubileum rond het katholiek onderwijs in Stadion De Vliert in Den Bosch. Als de katholieke zuil uitpakte, zat Jan Naaijkens mede aan de knoppen.

 

 

In de begintijd van zijn schrijverscarrière schreef Jan Naaijkens ook stukken die naadloos pasten in het Rijkse Roomse Leven, zoals in 1954 een massaspel in het kader van de Nationale Mariahulde. Later zou hij deze periode zelf beschrijven als ‘Rooms triomfalisme’.

 

 

Op veertienjarige leeftijd ging Jan naar de bisschoppelijke kweekschool in Den Bosch. Hij heeft slechte herinneringen aan die tijd vanwege het hardvochtige regime. Zijn jong gestorven broer Leo zat ook op de kweekschool. Zus Bets was onderwijzeres en ging later in het klooster.

 

 

Bekenaar Jan Aarts sneuvelde in meidagen van 1940 in de strijd tegen de Duitsers. Jan, die als korporaal bij de strijd om Delft betrokken was geweest, zat in het comité dat zijn herbegrafenis regelde. Vanaf 1942 was Jan actief in het verzet en in 1943 moest hij wegens verraad onderduiken. Hij vond onderdak bij de Amsterdamse kunstenaar Jan Tebben.

 

 

 

Maître Filiassi

Voor zijn eigen dorp Hilvarenbeek schreef hij jaarlijks een openluchtspel en daarnaast had hij zijn eigen Speelgroep Filiassi. Jan zelf was Maître Jean Filiassi, schrijver van wat de groep speelde, acteur en regisseur. Zijn vrouw Agnes ontwierp en maakte de kostuums en hun kinderen, hun vrienden en kennissen speelden de op hun lijf geschreven rollen.

Twaalf kinderen kregen Jan en Agnes. Ze poseerden met pappa en mamma in de Katholieke Illustratie voor hun woonhuis in aanbouw: De Rommelpot. Jan leek voorbestemd de voortzetting van het Rijke Roomse leven na de oorlog te gaan aanvoeren, maar Agnes en later ook sommige kritische kinderen uit zijn kroost zorgden ervoor dat de goedmoedige Jan niet helemaal door pastoors en katholieke voorvechters werd ingepikt.

Dat gebeurde achter de schermen, de goegemeente zag alleen dat Jan Naaijkens, zijn uitgebreide kinderschaar achter zich aan, zondags steevast te laat in de Beekse kerk aan kwam zetten en dat Agnes in dit katholieke peloton ontbrak. Met een kroost van twaalf had zij de zondagochtend haar enige uurtje vrij per week.

 

 

Het gezin van Jan en zijn vrouw Agnes van Kalmthout telde twaalf kinderen. Daarnaast vonden enkele pleegkinderen voor korte of langere tijd een plekje in huize De Rommelpot. Jan pronkte graag met dat grote gezin.

 

 

In 1972 richtten Jan en Agnes Speelgroep Filiassi op. De spelers werden gerekruteerd uit de eigen familie en de ruime schare van vrienden en kennissen. De groep speelde kinderstukken en wagenspelen. Op de foto een uitvoering van ‘De Koning Lacht’ op de Vrijthof.

 

 

Bikse Fiste

Na de jaren zestig nam de alomtegenwoordigheid van Jan Naaijkens in Brabant af. De Groot Kempische Cultuurdagen overleefden de nieuwe tijden niet, zij het dat ze in De Bikse Fiste –opgezet en mede georganiseerd door de kinderen Naaijkens – een eigentijdse voortzetting beleefden. Jan evolueerde ook. Hij bleef toneelstukken afleveren, kindertheater, openluchtspelen, en hij schreef boeken over het Brabant van vroeger: Leer mij ze kennen... de Brabanders, Brabant in grootvaders tijd, Het dorp van onze jeugd.

Jan Naaijkens begon zelfs zijn maatschappijkritiek uit te zingen in de grootste volksmuziekgroep van de Kempen: Het Patternaat van Jan Baptist. Dit deed hij samen met onder anderen de bekende volksmuziekonderzoeker Harrie Franken. Zij trokken de dorpen langs en zongen op straten en pleinen tegen d’n atoom in Mol en tegen de verloedering van allerlei waarden. Heel eigentijds toen, maar ook nog een beetje van vroeger, want de opbrengst ging naar pater Van Kalmthout op de Phillipijnen.

 

 

In de jaren tachtig maakte Jan deel uit van het Patternaat van Jan Baptist, dat bij allerlei gelegenheden optrad. Zoals in Tilburg en Den Haag bij een demonstratie tegen de plaatsing van kruisraketten. Het repertoire bestond deels uit nummers waarvoor Jan de teksten schreef.

 

Met ouders als Jan en Agnes was een generatiekloof zoals die zich in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw in bijna ieder gezin manifesteerde helemaal niet nodig. Het gesloten Brabant van vroeger ging hier naadloos over in het open Brabant van nu. En er was altijd iets te doen in De Rommelpot die even goed De Soete Inval had kunnen heten: optredens van Filiassi in de tuin, allerlei manifestaties die de kinderen Naaijkens en hun vrienden en vriendinnen op touw zetten, deelnames aan straattheaterfestivals in binnen- en buitenland. Geheel in de pas met de tijdgeest werden die optredens steeds maatschappijkritischer. Niet dat Jan en Agnes dat aanmoedigden, maar zij maakten het mogelijk, omdat zij hun kinderen een culturele en oordeelkundige houding hadden bijgebracht.

 

Veulpoepers

Het is niet toevallig dat enkelen van de kinderen Naaijkens hun band, die tot buiten Nederland bekend werd, de RK Veulpoepers BV noemden. Laten we even aan tekstverklaring doen en daarbij bedenken dat we hier tegen de grens van België wonen, dan is het niet zo moeilijk om te beseffen dat poepen hier moet worden begrepen als neuken. Ook dat zij in een streek woonden waar de pastoor tegen de fabrikant zei: ‘Houde gij ze èèrm, dan hou ik ze dom.’ Met dat in het achterhoofd valt RK Veulpoepers BV op te vatten als: fuck de upper ten die ons dom en arm probeert houden. En dat was ook precies de bedoeling.

 

 

Tientallen stukken, vooral openluchtspelen, heeft Jan op zijn naam staan. Soms speelde hij zelf mee, zoals in 1955 in het wagenspel ‘Tijl sticht Utopia’. Voor Jan was Tijl een inspirerende figuur omdat hij met zijn schelmenstreken de spot dreef met het gezag.

 

Misschien is de grootste verdienste van Jan en Agnes Naaijkens wel dat ze zovelen die daar anders niet mee in aanraking zouden zijn gekomen, aan de cultuur hebben laten ruiken. En hun bereik was vele malen groter dan hun kinderschare of hun dorp Hilvarenbeek.

Nu is Jan vijfennegentig. Hij krijgt een beetje problemen met zijn gezondheid. Maar tot voor kort was hij nog, wat hij zelf noemde ‘een wereldburger in Hilvarenbeek’. Dat zei hij zo om te voorkomen dat hij door mensen die hem maar half kenden, zou worden weggezet als die coryfee van vroeger, die man van de oudtijdse Brabantse cultuur. En Jan is een wereldburger. Geen onderwerp of hij kan er over meepraten, modern theater, theatergeschiedenis, moderne beeldende kunst, kunstgeschiedenis, politiek en maatschappij.

 

Beeldend

Als puber, begin jaren dertig, begon hij te publiceren in het plaatselijk krantje De Hilverbode. Een van zijn eerste verhalen ging over een donkere Afrikaan die met een missionaris was meegekomen, een absolute bijzonderheid destijds. Puber Jan volgde zijn fantasie en schreef in de woorden van toen: ‘Ondanks dat het warm weer was, had de neger het toch koud.’

 

 

Jan Naaijkens kwam uit een gezin van dertien kinderen van wie er vier (heel) jong zijn gestorven. Zijn vader Jac. was een veelzijdig man: koster, timmerman, drukker/uitgever van De Hilverbode, organist en gemeenteontvanger.

 

Enkele jaren later ging hij naar de kweekschool in Den Bosch, intern, daar kwam hij in contact met literatuur en theater en, wat wel eens wordt vergeten, de beeldende kunst. Jans beeldend werk – etsen, linosnedes, tekeningen – wordt namelijk onderschat. Zijn werken zijn traditioneel in hun voorstelling, maar goed uitgewerkt met gevoel voor vorm en vlakverdeling. Iedere Hilvarenbekenaar zou zijn weergave van de Beekse toren moeten kennen (of een reproductie moeten hebben). Hoe die toren boven het dorp uitsteekt, dat heeft niemand zo goed verbeeld als Jan.

Jan Naaijkens is dan ook meer beeldend kunstenaar dan schrijver. Voor hij een toneelscène gaat schrijven ziet hij altijd eerst het beeld voor zich. Dat beeld vult hij daarna met tekst in. Zo eenvoudig als het klinkt is het, maar niet iedereen kan het.

 

Gelegenheidsstukken

Dat is waarschijnlijk een van de redenen waarom je zijn theaterteksten bij lezing onmiddellijk voor je ziet. ‘Stilte of ik laat de zaal ontruimen,’ is bijvoorbeeld de eerste zin van ‘De moord op Johannes B.’ een stuk dat Naaijkens in 1961 schreef voor de parochie van Sint Jan Baptist in Goirle. Waar elders een dergelijke zin – cliché, mogen we van mij ook zeggen – gesproken wordt, is dat gaandeweg een toneelstuk of film. Jan begint ermee. Ergo: de kijker wordt een lang en waarschijnlijk overbodig exposé bespaard. Hij weet meteen dat er een rechtszaak gaande is en dat het er kennelijk zo enerverend aan toe gaat dat het publiek zijn mond niet kan houden.

Het is die onmiddellijke eenvoud waarmee Jan Naaijkens vele tienduizenden mensen heeft bereikt, gepakt, vermaakt en met een boodschap naar huis gestuurd. Toch zullen zijn theaterteksten, zoals die van 99 procent van alle toneelauteurs, bijna zeker vergeten raken. Eerstens omdat Jan vaak stukken heeft gemaakt die nodig waren voor een bepaald jubileum of andere specifieke omstandigheden, en ten tweede omdat ze wel amusant zijn en goed in elkaar zitten, maar de toeschouwer niet diep van binnen treffen.

 

 

Jan was vele jaren redacteur van De Hilverbode, hij schreef ook columns onder het pseudoniem Jean Filiassi. Van 1946 tot in 1950 was hij hoofredacteur van Edele Brabant, hij was redacteur van het radioprogramma Brabants Halfuur en recensent voor Het Nieuwsblad van het Zuiden.

 

 

Don Quichot

Gelukkig wordt dit jaar door inspanningen van de Stichting Kubes, Toneelgroep Keskenaote en de Stichting Don Quichot Jans stuk ‘Don Quichot in Brabant’ nog een keer of tien gespeeld. Onder de titel ‘Don Quichot in de Kempen’ trekt het een tiental dorpen langs, na op 29 augustus 2014 in Hilvarenbeek in première te zijn gegaan. Onder leiding van Jan Adriaans is het stuk uit 1981 aangepast aan deze tijd en roept het bij degenen die het gaan vertolken nu al speelplezier op.

Het is de kracht van Jan Naaijkens dat hij nooit een wereldschrijver is geworden, maar hij gaat daar niet onder gebukt. Daarbij is hij een aanstekelijk verteller met oog voor prachtige details en een schalkse kijk op de maatschappij waarin hij archetypen als Don Quichot, Tijl Uilenspiegel of Reinaert de Vos binnenvoert. Met alle gespiegelde werkelijkheid van dien. Zo voorzag Jan tot in de jaren tachtig de gemeenschap waarin hij leefde van cultureel maatwerk. Jan was geen artiest, maar een artisan, zoals ze in de middeleeuwen bestonden, een cultureel ambachtsman, een kunstenaar die niet voor zichzelf kunstenaar is, maar die antwoordt op behoeftes uit de gemeenschap.

Die gemeenschap was eerst de katholieke zuil, daarna zijn dorp en tenslotte zijn uitgebreide familie met aanhang, die als speelgroep Filiassi met vooral kindertheater optrad in Nederland en Vlaanderen, waarbij Jan als Maître Filiassi vaak amusante inleidende toespraken hield. Want dat is nog zo’n bijzondere gave die heden ten dage zo goed als uitgestorven is: het uit het blote hoofd houden van aanstekelijke redevoeringen die bij Jan Naaijkens, als hij er een beetje zin in heeft, makkelijk een uur kunnen duren. Maar ook dat is nu niet meer. Door zijn leeftijd kan hij de concentratie ervoor niet meer opbrengen. Door ouderdom gedwongen zit Jan Naaijkens, die vroeger niet van het podium af te slaan was, tegenwoordig in het publiek. Alles heeft zijn tijd.

 

 

Met schrijver Jasper Mikkers (l) en zanger/muzikant Gerard van Maasakkers (r). Deze laatste kreeg in 1987 als eerste de Jan Naaijkensprijs.

 

Onderscheidingen

Voor zijn culturele verdiensten kreeg Jan Naaijkens onder andere het ereburgerschap van Hilvarenbeek (2012), de Zilveren Anjer uit handen van koningin Beatrix (2000), een koninklijke onderscheiding (1986) en de Eduard Verkadepenning (1987). In 2005 verscheen van de hand van Theo Schouw de biografie Jan Naaijkens. Een leven in Brabant.

Vanaf 1987 wordt de Jan Naaijkensprijs uitgereikt. Deze prijs wordt toegekend aan een persoon of instelling die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van het culturele leven in Noord-Brabant. Prijswinnaars zijn onder anderen Gerard van Maasakkers, Tom America, Ed Schilders en Nico Arts.