HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - april 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

www.alamirefoundation.org

 

Cd’s zijn te bestellen bij:

www.cappellapratensis.nl

 

©Brabant Cultureel – april 2014

Cappella Pratensis: stilte in de muziek van engelen

 

Vocaal ensemble Cappella Pratensis uit Den Bosch bracht een nieuwe cd uit met daarop de ‘Missa Ave maris stella’ van renaissancecomponist Josquin Desprez. De cd is van een onwaarschijnlijke schoonheid: de stemmen van de Cappella reiken naar engelachtige hoogten. De vraag derhalve hoe dat kan en hoe het zit met de aardse staat van dit bijzondere gezelschap.

 

door Rinus van der Heijden

 

Stratton Bull is de artistiek leider van Cappella Pratensis en tevens een van de koorleden. De keuze om de ‘Missa Ave maris stella’ op te nemen lag voor hem erg voor de hand. ‘Van de zestien missen plus motetten die Josquin schreef, is dit een beeldschone Mariamis,’ zegt Bull. ‘De componist heeft geprobeerd de schoonheid van een Mariabeeld na te bootsen. Zijn mis is gebaseerd op sierlijkheid. Ik denk dat hij beide aspecten in deze mis wilde samenvatten.’

 

 

Capella Pratensis. foto Hans Morren

 

Opnames van de ‘Missa Ave maris stella’ zijn er meer. Maar in geen van alle hoorde Stratton Bull wat hij wilde horen: de sierlijkheid die in elk geval in de uitvoering van Cappella Pratensis niet ontbreekt. ‘Wat mij boeit in renaissancemuziek is dat er nog zoveel valt te ontdekken. Niet alleen in het repertoire, maar ook in de uitvoeringen. Vergeleken met dertig jaar geleden is er veel meer informatie beschikbaar over deze periode in de muziekgeschiedenis. Het potentieel aan zangers is exceptioneel gegroeid en ik denk dat ook de expressie en lijnvoering van de muziek veel meer ruimte hebben gekregen.’

Daarmee dient de vraag zich aan of we weten hoe de muziek van Josquin in zijn tijd heeft geklonken. ‘Zoals we nu musiceren weten we niet of de componist het zo heeft bedoeld. Daar moet je heel eerlijk in zijn. Ik heb geen enkel idee hoe dichtbij we zijn. Feit is echter dat we meer gereedschap hebben, waardoor je bij het interpreteren meer mogelijkheden hebt gekregen. Omdat we niet weten hoe het toen klonk, wil niet zeggen dat we moeten opgeven en niets doen. Dat is niet verantwoord. Aan het einde van de dag moet je met iets overtuigends komen.’

 

 

Stratton Bull. foto Gemma van der Heyden

 

 

Polyfoon

Vocaal ensemble Cappella Pratensis is gespecialiseerd in polyfone (meerstemmige) muziek uit de vijftiende en zestiende eeuw. Het plaatst daarbij Josquin Desprez op de voorgrond. Hij leefde van ongeveer 1450/1455 tot in 1521. De componist komt terug in de uit het Latijn vertaalde naam van het ensemble: ‘Cappella des près’ (koor van Desprez).

De Cappella buigt de historische uitvoeringspraktijk naar eigen interpretaties van muziek en wetenschappelijk onderzoek dat het doet aan de hand van originele bronnen. Dat zijn onder meer oorspronkelijke koorboeken uit de tijd van de Renaissance. Zanger Ludy Vrijdag richtte het ensemble in 1987 in Tilburg op. Rebecca Stewart, docente en specialiste oude muziek werd de eerste artistiek directeur. Beiden hadden nauwe banden met het Brabants Conservatorium (nu Fontys Conservatorium) in Tilburg. In de jaren nul verhuisde het ensemble naar ’s-Hertogenbosch.

Cappella Pratensis onderscheidt zich van alle andere vergelijkbare vocale ensembles door de eigen aanpak. ‘Wij maken het heel moeilijk voor onszelf,’ lacht Stratton Bull, die het ensemble leidt sinds 2004. ‘We zingen in een andere notatie dan andere koren, de mensurale. Daarbij heb je veel meer tijd nodig voor de voorbereiding van de partituren. Wij kiezen voor de diepte. De mensurale notatie houdt onder meer in dat in de partituur geen maatstrepen zijn opgenomen. Elke noot heeft daardoor dezelfde ruimte nodig. Lijnen zijn zo veel zichtbaarder dan in moderne partituren. Zo’n notatie nodigt uit te zingen zoals het moet klinken. Door vanuit de originele bronnen te zingen, kom je dichtbij de muziek zoals zij is geschreven. En bij de sierlijkheid ervan.’

 

 

Stratton Bull bij de ingang van Abdij van Park bij Leuven. Op de achtergrond het Huis van de Polyfonie. foto Gemma van der Heyden

 

 

Ouderwets

Vanaf de oprichting heeft Cappella Pratensis zich één taak gesteld: tot aan het bot geraken van de muziek uit de vijftiende en zestiende eeuw. Dit dan door het gebruik van de oorspronkelijke bronnen en met als basis de muzikale taal van het Gregoriaans. ‘Wij blijven een beetje een ouderwetse oude-muziekgroep,’ zegt Stratton Bull. ‘In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was er de gedrevenheid om alles om te gooien. Maar tevens groeide in die jaren het besef dat het idee van authentieke uitvoeringen niet bestaat. Dat dit een droom is die je nooit kunt bereiken. De geest om te zoeken is een beetje uit de mode geraakt. In die zin zijn we trouw gebleven aan de begintijd van Cappella Pratensis: de nadruk op oude partituren blijft een constante!’

Artistiek leider Bull noemt de plek van Cappella Pratensis in het internationale veld uniek. ‘Wat wij doen zie je veel vaker bij amateurs. Daar heerst een open geest, is meer tijd en worden cursussen gevolgd. De meeste professionele ensembles staan onder druk en daardoor zijn projecten nogal eens niet haalbaar. Het zou natuurlijk raar zijn als er zoals wij, niemand was die de andere kant onderzoekt. Naast het feit dat het veel tijd kost om zo te werken, schep je ook onzekerheid omdat je zangers iets vraagt wat ze niet gewend zijn. Binnen de polyfonie heb je regelmatig vier of meer partijen die tegelijk klinken. Elke partij zoekt zijn weg. En dát is voor mij belangrijk: de muziek leeft dan in plaats van dat zij stabiel is, te safe klinkt, zoals wanneer je zegt dat zij staat als een huis.’

 

Canada

De in Canada geboren Bull kwam naar Nederland om een vervolgstudie te doen aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Hij bleef hier hangen. Binnen Cappella Pratensis is hij niet alleen artistiek leider, maar ook zanger. ‘Een van de basisprincipes is dat de directeur ook zanger is. Van Josquin Desprez is bekend dat hij niet zo’n geweldige zanger was, maar hij was toch ook zanger. Je moet het zien als de aanvoerder van een sportploeg, die niet de coach is. Behalve de tel geven, zing ik mee. Als artistiek leider werk ik programma’s uit, beheer ik het ensemble, ga ik een bepaalde dialoog aan met de concertwereld. En denk ik na.’

 

 

Het Huis van de Polyfonie maakt onderdeel uit van Abdij van Park die momenteel ingrijpend wordt gerenoveerd. foto Gemma van der Heyden

 

Op de cd ‘Missa Ave maris stella’ hoor je tussen de gezongen delen de stilte, hoe onwaarschijnlijk dat ook klinkt. De muziek hier is gebouwd op die stilte die het eeuwigdurende karakter van deze schitterende klanken kenmerkt. Bull is ingenomen met deze conclusie. ‘Dat is niet iets dat wij nastreven. Het is, denk ik, het resultaat van hoe wij met muziek bezig zijn. Wat we wel doen, is proberen de vloeiende lijnen van de partituur na te zingen. En ook om een bepaalde mildheid in de klank te leggen. Deze muziek is vaak ook heel dynamisch. Misschien hoor je een zekere aandacht voor details. Dat geeft ruimte voor die stilte, denk ik.’

Josquin Desprez met zijn missen en motetten en de meeste andere renaissancecomponisten die god als onderwerp kozen; moet je voor het vertolken van deze muziek religieus ingesteld zijn? ‘Ja, wat is religieus ingesteld?’ stelt Stratton Bull een tegenvraag. ‘Ik denk dat het antwoord nee is. In Cappella Pratensis schuilen atheïsten, ook een jood. Ik denk dat in de eerste plaats de schoonheid van de muziek veel goedmaakt. Die schoonheid is zo diep, dat je de rest kunt vergeten. Je kunt theologie op veel manieren invullen, maar uiteindelijk is deze muziek geschreven voor engelen.’

Opvallend bij de nieuwe cd is dat voor elke partij voor twee dezelfde stemtypen is gekozen: twee bovenstemmen, twee contratenoren, twee tenoren en twee bassen. ‘Dat is een bewuste keuze. In renaissancemuziek is de bezetting niet altijd duidelijk. Wel dat er niet één model was. In een kleine kapel ergens op een donderdagavond krijg je met wat geluk vier zangers bij elkaar. In de tijd van Filips de Schone stonden er vijfentwintig klaar. Er is in elk geval iets voor te zeggen om te kiezen tussen de acht en twaalf zangers. Er zijn aanwijzingen dat sommige delen met twee of meer stemmen moeten worden uitgevoerd, andere met één stem. Wij hebben altijd gewerkt met twee personen per stemsoort. Het Hilliard Ensemble werkt altijd met één per stem. Dat is perfect verdedigbaar. Twee personen per stem geeft een bepaald timbre, dat is heel intrigerend.’

 

 

Pierre de la Rue, Missa Cum jocunditate (opening van Kyrie) in een handschrift van Petrus Alamire. ’s-Hertogenbosch, Archief van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, MS72B, fol. 1v. Met toestemming van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap

 

 

Onderzoek

Cappella Pratensis streeft naar eigen interpretaties door het wetenschappelijk onderzoek dat het pleegt. Hoe ziet dat er uit? ‘Ik ben geen wetenschapper. Ik zie mijzelf als consument, de wetenschappers als kruideniers. Ik ken echter mijn product en weet waar ik moet zoeken. Ik doe daarbij geen primair onderzoek. Ik lees veel, zoek tussen de noten. Ik probeer met een been in beide werelden te staan. De kopieën van de originele koorboeken kon je altijd via bibliotheken en musea inzien. Sinds tien, vijftien jaar zijn daar twee belangrijke zaken bijgekomen: digitale camera’s en internet. Nu kun je de originele bronnen registreren. Op internet is enorm veel te vinden. Je hoeft maar te printen; voor uitvoerders van de muziek is dat voldoende.’

Bull is naast artistiek directeur van Cappella Pratensis ook stafmedewerker van de Alamire Foundation, Internationaal centrum voor de studie van de muziek in de Lage Landen. Die stichting werkt nauw samen met de Universiteit van Leuven en is gehuisvest in de Abdij van Park in Heverlee bij Leuven. Een van de bezigheden van Stratton Bull is daar de coördinatie van een groot digitaliseringsproject. Dit betreft het corpus koorboeken van Petrus Alamire (1470-1536), een van de belangrijkste zestiende-eeuwse kalligrafen en samensteller van kostbare koorboeken. Zonder hem had de polyfonie uit de Lage Landen zich nooit kunnen verspreiden.

De vijftienduizend pagina’s uit Alamire’s koorboeken zijn bijna gedigitaliseerd. ‘De volgende stap is het ontsluiten ervan met een webplatform,’ zegt Bull. ‘Als artistiek leider van Cappella Pratensis kan ik daarvan profiteren. Vroeger ging dat met microfilms van meestal slechte kwaliteit. Nu hebben we fantastisch gedetailleerde beelden. De Alamire Foundation is partner van de Cappella, maar werkt ook nauw samen met de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap in ’s-Hertogenbosch die enkele muziekhandschriften van Petrus Alamire bezit.

Deze partnerschappen zijn heel belangrijk voor de musicologische voeding tussen Leuven en Den Bosch. Het zijn zustersteden die een groot Brabants gedachtegoed omvatten. Historisch gezien klopt dit ook. Er wordt weliswaar gesproken van de zeventiende eeuw als Gouden Eeuw, maar voor Brabant is dat de vijftiende eeuw. Den Bosch was van het hertogdom de meest noordelijke stad van, terwijl het gebied reikte tot Brussel.’

 

 

De repetitieruimte van het Huis van de Polyfonie. De muziekstandaard is gemaakt in opdracht van Capella Pratensis en staat bij optredens letterlijk centraal. foto Gemma van der Heyden

 

 

Missa Unitatis

De Illustre Lieve Vrouwe Broederschap staat centraal op een volgende cd van Cappella Pratensis. Daarop komt de Missa Unitatis die Antony Pitts in opdracht van de Broederschap schreef. Maar er staat meer op de agenda van Cappella Pratensis. In 2016 gaat een muziektheaterstuk in het teken van Jeroen Bosch in première, waarin polyfonie en andere vocale muziek met elkaar in botsing komen. De polyfone kant wordt weergegeven als de maagd Maria, de andere muziek krijgt wereldse vormen als op een schilderij van Bosch.

‘Eva en de gevallen vrouw,’ legt Bull uit. ‘Die twee kanten willen we belichten.’ Ten slotte wordt in 2018 het zevenhonderdjarig bestaan van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap gevierd, waarbij Cappella Pratensis uitbundig zal meefeesten. Uiteraard, zeg je dan.