HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - april 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Jan Wittenberg, Stilleven met eieren. Olieverf op doek, 1925. foto De Wieger, Deurne

 

  ‘Palet van het Interbellum. Nederlandse kunst uit 1914-1945’ t/m 29 juni 2914 in Museum De Wieger in Deurne.

Catalogus: Palet van het Interbellum. Nederlandse kunst uit 1914-1945, met bijdragen van Paulo Martina en Annemieke Keizer-Sloff. Drachten: Museum Drachten 2013, 200 pp., ISBN 9789077169193, pb., € 24,95.

 

www.dewieger.nl

 

Paul Citroen, Het Palet. Een boek gewijd aan de hedendaagsche Nederlandsche schilderkunst. Amsterdam: De Spieghel 1931, 151 pp. (Alleen nog antiquarisch te verkrijgen of te raadplegen in bijvoorbeeld de bibliotheek van het Van Abbemuseum in Eindhoven.)

  

©Brabant Cultureel – april 2014

Palet van het Interbellum in Museum De Wieger

 

Het interbellum, de jaren tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog, is een interessante periode in de kunstgeschiedenis. In die tijd kwam het modernisme op, een verzamelnaam voor een aantal nieuwe stijlen. Museum De Wieger in Deurne toont werk uit deze periode met als uitgangspunt het boek Palet van Paul Citroen uit 1931.

 

door Irma van Bommel

 

Museum De Wieger in Deurne is gespecialiseerd in kunst van het interbellum en Museum Drachten bezit een grote collectie kunst uit die periode. De tentoonstelling Palet van het Interbellum is een samenwerkingsproject van beide musea. Behalve uit eigen collecties is geput uit collecties van andere musea en van particulieren. Bij de tentoonstelling verscheen een interessante catalogus met als titel Palet van het Interbellum. Nederlandse kunst uit 1914-1945.

 

 

Otto van Rees, Stilleven met pijp. Olieverf op karton, 1930. foto De Wieger, Deurne

 

 

Modernisme

Door de opkomst van de fotografie, die zorgde voor een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid, beseften kunstenaars dat zij andere wegen konden bewandelen. We zien deze ontwikkeling vanaf het impressionisme eind negentiende eeuw. In de eerste helft van de twintigste eeuw werd er druk geëxperimenteerd met diverse stijlen: expressionisme, kubisme, fauvisme, surrealisme, magisch realisme, realisme, futurisme, constructivisme, suprematisme, dada, de Stijl. Toch zien we in deze periode ook een terugkeer naar het naturalisme.

 

 

Herman Bieling, Portret van Pi Verleur. Olieverf op doek, 1929. foto De Wieger, Deurne

 

 

Palet

Voor Palet heeft Paul Citroen (1896-1983) een keuze gemaakt van 53 kunstenaars. Van een aantal, bijvoorbeeld van Mondriaan, is een eigen tekst opgenomen in het boek, een artist statement. Van iedere kunstenaar is een portretfoto of een getekend portret opgenomen, bijna alle vervaardigd door Paul Citroen zelf. Deze portretfoto’s van Citroen zijn nu te zien in de expositie in Deurne, evenals het bekende zelfportret met camera.

De selectie van kunstenaars gaf een aardig beeld van de variatie aan beeldende kunst in Nederland. Het boek van Citroen verscheen in 1931. Het is aannemelijk dat hij zich daarbij heeft gebaseerd op de selectie die Charley Toorop had gemaakt voor de expositie van de Nederlandse kunstenaarsgroep A.S.B. (Architectuur-Schilderkunst-Beeldhouwkunst) die in 1928 te zien was in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Op die expositie in het Stedelijk was ook werk te zien van Hendrik Wiegersma, wat bijzonder was omdat hij pas een paar jaar bezig was als schilder.

Naast het boek van Citroen vormt ook die expositie uit 1928 een basis voor de huidige tentoonstelling in Deurne. Naast schilderkunst wordt er beeldhouwkunst, architectuurontwerpen, toegepaste kunst en reclamedrukwerk getoond. Er zijn werken te zien van onder andere Charley Toorop, Otto van Rees, Bart van der Leck, Hildo Krop, Jan Sluijters, Constant Permeke, Raoul Hynckes, Vilmos Huszar, Leo Gestel, Theo van Doesburg en Paul Citroen zelf.

 

Citroen

Citroen is bekend geworden door zijn fotocollage Metropolis (1923) en door zijn portretten van kunstenaars, schrijvers en artiesten. Dus niet zozeer door zijn schilderkunst. In de catalogus kunnen we lezen dat hij laveerde tussen modernisme en naturalisme. Citroen had zijn opleiding gevolgd aan het Bauhaus in Weimar. Hij bracht niet alleen de Duitse avant-garde (het expressionisme) mee naar Nederland, maar ook de verworvenheden van de nieuwe zakelijkheid.

Museum Drachten heeft een grote collectie reclamedrukwerk, boekjes en tijdschriften waarvan de typografie is ontworpen door ondermeer Piet Zwart. Hiervan is een en ander te zien op de expositie. Het zijn mooie voorbeelden van nieuwe zakelijkheid.

 

 

Leo Gestel, Goudsbloemen. Aquarel, 1917. foto De Wieger, Deurne

 

 

De Stijl

In het museum is een huiskamersetting opgesteld met de bekende Rietveldstoel, de bijzettafeltjes van Rietveld, een schaakspel van Vilmos Huszar, een tapijt van Hans Polak (destijds te koop bij Metz & Co) en een hanglamp van Willem Hendrik Gispen. Alles in de kleuren zwart, wit, rood, blauw en geel, de kleuren van De Stijl. Een radiotoestel van Philips uit de jaren dertig en een pendule van Pieter Biesiot van iets eerder datum vallen hierbij door hun bruine kleur en art deco-achtige stijl wat uit de toon.

Hoewel het interbellum de periode tussen de twee wereldoorlogen bestrijkt, begint de expositie met het jaar 1914 en eindigt hij met het jaar 1945. Beide oorlogen zijn dus meegenomen. Omdat Nederland neutraal was in de Eerste Wereldoorlog konden kunstenaars uit Frankrijk, België en Duitsland naar Nederland vluchten. Zij vestigden zich in kunstenaarskolonies als Bergen en Laren en in Amsterdam. Door hun contacten met Nederlandse kunstenaars hebben zij bijgedragen aan de verspreiding van het modernisme in ons land.

Een tweede reden om ook het tijdvak van de Eerste Wereldoorlog op te nemen in de expositie is om spotprenten (litho’s) te tonen die kunstenaars als Jan Sluijters en Willy Sluiter maakten over de oorlog. De litho’s komen uit de collectie van Museum Drachten.

 

 

Leo Gestel, Petroesjka. Olieverf op doek, 1931. foto De Wieger, Deurne

 

 

Wiegersma

De kerncollectie van Museum De Wieger bestaat uit werken die Hendrik Wiegersma en zijn zoon Pieter verzamelden. Hendrik Wiegersma, dorpsdokter in Deurne, kocht werk van tijdgenoten of ruilde het tegen zijn eigen werk. Contacten met kunstenaars uit Parijs, maar ook uit België en Nederland ontstonden via Otto van Rees die na een ongeluk in Deurne kwam revalideren.

Werken van Otto van Rees zijn te zien in de expositie. Hij was het die Hendrik Wiegersma aanmoedigde om zelf te gaan schilderen. Nadat Van Rees uit Deurne was vertrokken, bleef Wiegersma de kunstenaars ontvangen in De Wieger, zijn dokterswoning en atelier. Een van de vaste bezoekers was Matthieu Wiegman. Hij liet een souvenir achter, een portret van Hendrik Wiegersma in houtskool en een portret van Nel Wiegersma in bruin krijt, beide op papier. Het portret van Wiegersma’s echtgenote heeft als opschrift ‘Deurne 1927. Nel Wiegersma door Math. Wiegman.’ De toevoeging van deze portretten geeft een meerwaarde aan de expositie.

Een schilderij van Constant Permeke, Man aan tafel, is pas onlangs, tijdens voorbereidingen voor de tentoonstelling, herontdekt. Het is nu te zien in Deurne. Permeke was een van de vele kunstenaars met wie Hendrik en Pieter Wiegersma een persoonlijk contact hadden. Dat maakt zowel deze expositie als de eigen collectie van Museum De Wieger zo bijzonder.

 

 

Charley Toorop, Klein meisje ’Annetje’. Olieverf op doek, 1917. foto De Wieger, Deurne

 

 

Brandstapel

Pieter Wiegersma maakte van De Wieger een museum en ging verder met het verzamelen van kunst uit het interbellum, met de nadruk op expressionistische kunst. Het zien van schilderijen van Hugo Landheer in de expositie brengt een verhaal in herinnering, opgetekend door Pieter Wiegersma in het boekje Postbode van de hemel (verschenen in 1997 bij uitgeverij In de Knipscheer).

Wiegersma bezocht in 1978 de kunstenaar Hugo Landheer om werken uit te zoeken voor het museum. Deze bleek uit frustratie over de uitgebleven erkenning zijn vroege werk uit de jaren twintig en dertig op de brandstapel te hebben gegooid. Gelukkig had hij via een vriendin nog wat schilderijen uit zijn beginjaren terug ontvangen. Hij bewaarde ze in de bezemkast. Wiegersma zag er de waarde van in, kocht ze en nam ze meteen mee naar zijn museum.

Overigens werd Landheer niet genoemd in het boek van Citroen. Hendrik Wiegersma wel. Deze had een eigenzinnige tekst ingestuurd:

In Deurne, waar ik sinds veertien jaren als arts practiseer, begon ik einde 1924 te schilderen.

Ik ben autodidact, denk weinig over kunst, luister alléén naar mijn eigen stem. Slechts enkele kunstenaars van heden (Kogan - Maillol - Permeke - Zadkine) wekken bij mij een warme bewondering. Velen veracht ik (Zoo weet ik b.v. niet, dat er surrealisten bestaan).

‘La peinture cést faire l’amour à l’île de Pâques’.

Zij is van weinigen voor nog minderen.

 

 

Jan Wieger, Dame in gele blouse. Wasverf op doek, circa 1924. foto De Wieger, Deurne