HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - juni 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

©Brabant Cultureel – juni 2014

 

Danslandschap Brabant stuk kaler

 

In het ooit zo homogene danslandschap van Noord-Brabant zijn gaten geslagen. Het wegvallen van subsidies en de bankencrisis eisten hun tol. Tegelijkertijd echter hebben sommige danskunstenaars nieuwe wegen gevonden om door te gaan. Het is worstelen om boven te blijven, maar tegelijkertijd bewonderenswaardig hoe choreografen en artistiek leiders hun geestesproduct blijven brengen.

 

door Rinus van der Heijden

 

De bezuinigingen op cultuur en de bankencrisis hebben het Noordbrabantse landschap van de dans geen goed gedaan. Artistiek leider Jack Timmermans van dansgroep De Stilte in Breda mag dan wel vol enthousiasme uitroepen dat het met zijn gezelschap ‘heel goed gaat,’ de andere kant van de medaille is dat het ooit zo roemruchte Raz, dansvoorziening van het zuiden, nu echt van de kaart is verdwenen. Artistiek leider Hans Tuerlings heeft er per half april definitief de stekker uitgetrokken door de stichting Raz op te heffen.

Het kan allemaal nog erger. De van oorsprong Duitse choreografe Sonja Augart vestigde zich eind jaren tachtig in Tilburg en vierde er grote successen. In 1995 lanceerde zij zichzelf als een bom, op het dak van een parkeergarage, met de choreografie ‘Hier bin ich Mensch’. Nadien creëerde zij nog enkele opvallende producties. Maar de laatste jaren ging het alsmaar slechter. Dat kwam doordat ze weinig erkenning meer kreeg én door het ontbreken van geld. In juli vorig jaar verliet zij Tilburg om zich te vestigen in Berlijn.

Het dansklimaat in Brabant is in sneltreinvaart veranderd. De gevestigde namen zoals die van Pia Meuthen, Anja Reinhardt, Kristel van Issum, Yuri Bongers, Jack Timmermans, Pauline Roelants en Maarten van der Put zijn er nog steeds, maar zij moeten de spreekwoordelijke tering naar de nering zetten. Opvallend is dat nu de overheid vrijwel geheel is terug getreden, er toch nog altijd ruimte is voor nieuwe dansmakers. Arno Schuitemaker, Jan Martens, Katja Heimann, Hilde Elbers en Jelena Kostic dienen zich onontkoombaar aan. En er is zowaar een instituut gekomen dat zowel gevestigde als aanstormende danskunstenaars uit het hart is gegrepen: DansBrabant.

 

 

Heleen Volman. foto Gemma van der Heyden

 

Paraplu

Het lijkt erop dat DansBrabant de overkoepelende organisatie is die al die zo verschillende dansmakers in de provincie onder zijn paraplu wil laten werken. Heleen Volman, sinds de oprichting van DansBrabant op 1 januari 2013 artistiek leidster, formuleert het liever anders. ‘Wij zijn meer een trampoline, niet overkoepelend, we denken vanuit een fundament: hoe kunnen dansmakers groeien en uiteindelijk zelfstandig functioneren?’

DansBrabant kwam er omdat de onberedeneerbare bezuinigingswoede van het kabinet Rutte-1 de genadeslag betekende voor zowel Danshuis Station Zuid in Tilburg als Productiehuis Brabant in Den Bosch. Beide instituten waren genoodzaakt om per 1 januari 2013 de deuren te sluiten. De dans in Noord-Brabant verloor door de kabinetsmaatregelen driekwart van haar financiële middelen.

DansBrabant ging structureren wat er nog te redden was. In de anderhalf jaar dat de organisatie nu werkzaam is, wordt Heleen Volman vanwege haar baanbrekende werk door vrijwel alle betrokken choreografen en artistiek leiders geprezen. Zij voert met verve uit waar DansBrabant voor staat: op de eerste plaats de dansmaker ondersteunen.

Het initiatief wil aanjager zijn voor het hele Brabantse dansveld. Herkenning van talent, het centraal stellen van ontwikkeling, stimuleren van uitwisseling, coaching en begeleiding bieden op artistiek en zakelijk gebied, ziet DansBrabant als kerntaken. Daarnaast beweegt het zich verbindend in de driehoek productie-presentatie-publiek en wordt nadrukkelijk gewerkt aan zichtbaarheid en maatschappelijke waardering. En dat allemaal in de provincie Noord-Brabant, waarbij uitdrukkelijk internationale samenwerking wordt gezocht.

Die internationale samenwerking is uitgemond in het uitwisselingsprogramma Almost Famous, opgezet met Keulen en Leipzig. Ook is DansBrabant toegetreden tot StudioTrade, een Europees netwerk van choreografen, producenten en dansorganisaties. Kernpartners hierin zijn: Silke Z | Resistdance in Keulen (Duitsland), Zodiak Center for New Dance in Helsinki (Finland), Stéla in Saint Etienne en Compagnie Humaine in Nice (Frankrijk), Arts Printing House in Vilnius (Litouwen), Legitimate Bodies Dance Company in Birr (Ierland), Vo’Arte in Lissabon (Portugal) en Digital Dance in Essex (Engeland).

 

Moving Futures

Op nationaal niveau maakt DansBrabant deel uit van het nieuwe netwerk Moving Futures. Om het werk van jonge dansmakers onder de aandacht te brengen en het in stand houden van de diversiteit van eigentijdse Nederlandse dans hebben Dansateliers (Rotterdam), Dansmakers Amsterdam, Random Collision (Groningen), Generale Oost (Arnhem) en DansBrabant (Tilburg) de handen ineen geslagen. Dit is uitgemond in onder meer een klein ‘jongwerk’-festival dat wordt getoond in de deelnemende steden. Daarnaast worden voor makers ontwikkeltrajecten uitgestippeld die de verschillende instellingen vorm geven.

Op provinciaal niveau werkt DansBrabant samen met Theater De NWE Vorst, Factorium, Fontys Dansacademie, Tilburg University, Cinecitta, Willem II-college, alle in Tilburg en voorts Festival CEMENT, Theaterfestival Boulevard in ‘s-Hertogenbosch en Podium Bloos en De Stilte, beide in Breda. DansBrabant maakt ook deel uit van Tilburg Dansstad.

Artistiek leider Heleen Volman noemt zichzelf een echte pitbull. ‘Ik heb het bij DansBrabant enorm naar mijn zin. Het zal toch niet gebeuren dat al het mooie dat er hier was, met minder middelen verloren zou gaan. Geld is voor een groot gedeelte weg, maar ik denk dat er nog steeds ontzettend veel gebeurt. Misschien lijkt het stil in Brabant, maar mensen zijn stevig aan het werk. Ik heb geen hard hoofd in de ontwikkelingen van nu. Misschien is er sprake van stilte voor de storm.’

 

 

United C. foto Hans Spiegelaar

 

 

United-C

Pauline Roelants en Maarten van der Put vormen tegenwoordig in hun eentje nog het live-art gezelschap United-C. Tot voor kort was dat anders en liepen in de werkplaats aan de Kleine Berg in Eindhoven diverse vaste krachten rond. United-C is een van de groepen die door de bezuinigingen tot het bot is uitgekleed. De Eindhovenaren zijn daarom maar wat blij met DansBrabant. ‘Heleen vult de taak van DansBrabant heel goed in. Wij zaten en zitten afgelopen en komend seizoen nog in het Masterplan Talentontwikkeling dat Heleen bij het provinciebestuur bepleitte. Dat is goed voor ons en voor Eindhoven.’

‘Het laatste anderhalf jaar is heel ingewikkeld geweest. De gemeente Eindhoven blijft ons subsidie verstrekken in de vorm van het gebouw waarin wij werken. De basis is er dus nog. Als ook de gemeente zich had teruggetrokken, hadden we nog geen twee maanden meer kunnen doorgaan. Wij trekken niet aan een dood, maar aan een bewusteloos paard. Daar moet je net zo hard aan trekken, maar het gaat nog. We moeten ook vechten tegen verbittering. In subsidieverstrekkende commissies zitten voorstanders van ons, maar ook tegenstanders. Die laatsten zien onze prestaties niet en dat heeft ons danig parten gespeeld.’

United-C zet nu hoog in op het buitenland. ‘Daar is het veel leuker om een sprookje te openen.’ Bovendien wil de groep in het eigen pand concepten opzetten die geld opleveren. ‘Zolang we dit gebouw hebben, zijn er mogelijkheden om er geld uit te halen. We hebben hier Burn gecreëerd, dat op Theaterfestival Boulevard in augustus de wereldpremière beleeft. We zijn nog maar met zijn tweeën, dus je zou denken dat wij eerder zouden kiezen voor een danssolo. Maar Burn wordt wel uitgevoerd met vijftien mensen,’ lachen de makers.

 

 

Vloeistof. foto Joyce van Belkom

 

 

Vloeistof

Een groep die nooit heeft kunnen profiteren van subsidies is Vloeistof uit Tilburg. ‘Gaf het rijk ons vorig jaar net een gunstig advies, was er geen geld voor toekenning,’ lacht Anja Reinhardt, naast Yuri Bongers artistiek leider van Vloeistof. ‘We zijn echter niet anders gewend dan zonder subsidie te werken. We zijn een klein bedrijf, met lage overhead. We hebben altijd creatieve oplossingen moeten zoeken. Dus gaan we op dezelfde manier door.’

Anja Reinhardt zegt uitermate verrast te zijn door de ontwikkelingen van de laatste tijd. ‘Met name het afgelopen jaar pakte goed uit. We hebben veel gespeeld en gereisd. Er kwamen uitnodigingen uit onder meer Montreal, Finland en Zwitserland. Spelen in vlakkevloertheaters is erg minimaal geworden. Onze laatste productie ‘I’m in the middle of nowhere’ spelen we in augustus op festival Boulevard, terwijl het eigenlijk een theatervoorstelling is. De première was in december 2013 en we hebben het nu vijf keer opgevoerd op een paar andere festivals. We zetten het stuk minder vaak weg dan we hadden gedacht. Gezelschappen die het goed doen in vlakkevloertheaters zijn eigenlijk alleen nog maar Scapino Ballet Rotterdam en Conny Jansen.’

Ook Anja Reinhardt is verheugd over de aanwezigheid van DansBrabant. ‘Heleen gaat er echt voor. Met het opheffen van Station Zuid is een grote speler weggevallen. Maar het landschap is er wel gevarieerder door geworden. Station Zuid heeft Vloeistof altijd genegeerd. Ons dansconcept viel daar niet in de smaak. Station Zuid had meer met academische dans. Er was geen sprake van een open blik of discours. Zij plaatsten een soort stempel; dit is wel en dat is geen dans. Dan krijg je nooit een dialoog. Bij DansBrabant is het anders. Het is een platform met een breed draagvlak, onder meer omdat het in meer steden dans wil laten zien. In de impulsgelden die DansBrabant ontving, delen wij ook. Dans moet breed worden weggezet, niet alleen in Noord-Brabant. Ik moet nog zien hoe het gaat uitpakken, maar heb daar wel een open blik bij.’

 

 

Panama Pictures. foto Nikola Kostic

 

 

Huischoreograaf

Pia Meuthen is artistiek directeur van Panama Pictures. Zij heeft altijd wel over subsidies kunnen beschikken of op andere manieren de financiële kant kunnen dekken. ‘Ik was huischoreograaf bij Station Zuid, maar toen deze dansvoorziening werd opgeheven, was mijn thuisplek weg. Bovendien financierde Station Zuid voor een deel mijn voorstellingen. Dat geld viel dus ook weg. Daarbij komt dat er in Noord-Brabant ook geen productiegelden meer zijn. Ik ben nu onder dak bij de Verkadefabriek in Den Bosch en ben daar heel blij mee.’

Pia Meuthen merkt indirect dat het veel moeilijker is geworden om voorstellingen te verkopen. Haar Panama Pictures is samen met Matzer en Artemis huisgezelschap van de Verkadefabriek. Dat betekent dat ze een plek heeft om creaties in première te laten gaan en ze er over een kantoor en repetitieruimte beschikt. Bovendien heeft de Verkadefabriek een eigen publiek, wat ook Panama Pictures geen windeieren legt.

‘Ik ben heel afwachtend wat de provincie gaat doen,’ zegt Meuthen. ‘Het is niet helder of het provinciebestuur cultuur ondersteunt. Ik vind het zorgelijk dat er geen productiegelden zijn. Straks komt misschien Brabant-C (25 miljoen euro voor provinciale cultuur, uit de pot van 100 miljoen die was gereserveerd voor Brabant Culturele Hoofdstad, rvdh), maar ik vraag me af wat de condities zijn om voor dat geld in aanmerking te komen. Ik mag hopen dat de provincie volledig achter de Brabantse makers gaat staan. Ikzelf ontvang nog altijd projectsubsidies van het Fonds Podium Kunsten. Het probleem is echter dat er nog nauwelijks structurele subsidies worden verstrekt. Ik zie nog steeds nieuwe dingen instromen en daar word ik heel gelukkig van. Maar allen doen het met minder. Iedereen geeft zichzelf onder de marktwaarde weg.’

 

 

De Stilte. foto Hans Gerritsen

 

 

De Stilte

Iemand die voor een groot deel zijn eigen broek kan ophouden is Jack Timmermans, artistiek leider van De Stilte uit Breda. Dit dansgezelschap maakt voorstellingen voor kinderen en is sinds enkele jaren ook internationaal sterk doorgebroken. ‘Zeg maar wereldwijd,’ meldt hij trots. ‘We krijgen zoveel verzoeken dat we vaak nee moeten zeggen. In oktober bijvoorbeeld spelen we in zeven landen, waaronder Argentinië, Duitsland en Kroatië. We zijn enorm aan het hypen. Dit is het resultaat van twintig jaar knokken.’

Timmermans benadrukt dat De Stilte nooit uit subsidie is voortgekomen. ‘We krijgen voor een deel subsidie. Maar onze internationalisering brengt echt geld op. Een land als Frankrijk levert dertig maal meer inkomsten op dan Nederland. België en Duitsland ook, dit zijn de landen waar je geld verdient. Als we niet internationaal zouden optreden, was het heel wat moeilijker.’

De Stilte heeft een begroting van 1,45 miljoen euro. Het Fonds Podium Kunsten verstrekt een structurele subsidie van 375.000 euro, de provincie Noord-Brabant 200.000 en de gemeente Breda 82.000 euro. De rest wordt binnengehaald door eigen inkomsten. ‘Naast het eigen geld dat binnen komt, hebben we ook aardig wat opgebouwd in Breda,’ zegt Jack Timmermans. ‘Met name door onze educatieve projecten voor kinderen. Voor die tachtig mille van de gemeente kunnen we dat niet meer doen. We gaan praten met het nieuwe college van B&W. Wat kunnen we voor elkaar betekenen? Volgend jaar hebben we meer dan tweehonderd voorstellingen, dat betekent een enorme druk op het gezelschap.’

En wat als de gemeente niet meer geld over heeft voor De Stilte? ‘Dat heeft zeker consequenties,’ meldt de artistiek directeur. ‘Dan gaan we onze activiteiten in Breda sterk terugbrengen. Wij zijn er voor iedereen, niet alleen voor de elite. Geef mij maar de onderkant van de samenleving, daar vertoeven mensen die geen kansen krijgen.’

‘We zitten nu in een lekkere positie, maar vandaag ben je de held en morgen de schlemiel. Er is geen ander terrein dat zo afhankelijk is van eendagsvliegen als cultuur. Wij zoeken knalhard particuliere fondsen. Het is bij ons geen kommer en kwel, maar er is wel een spanningsveld als het om geld gaat.’

 

 

Fragmenta, Sonja Augart. foto Joep Lennarts

 

 

Dansgerelateerd

Dat was ook zo bij Sonja Augart die met haar initiatief Fragmenta moderne dans en dansgerelateerde projecten wilde promoten. In 1996 studeerde Augart af aan Dansacademie Brabant. Nadien creëerde ze diverse belangwekkende en opmerkelijke producties. Maar de laatste jaren ging het slecht. ‘Ik had absoluut geen toekomst meer in Nederland,’ verzucht ze. In juli vorig jaar (2013) liet zij Tilburg achter zich en vestigde ze zich in Berlijn. ‘Vanwege de aard van mijn creaties ben ik buiten de structuur van de dans in Brabant gevallen. Ik kon mij noch aansluiten bij DansBrabant noch bij Station Zuid. Zo werd het einde verhaal voor mij, ik was alleen nog maar bezig om te bedenken hoe ik verder moest.’

‘Ik had zelfs geen mogelijkheden meer om les te geven. Ook mijn baan als curator bij Frascati in Amsterdam was over en ik kon nergens anders als curator aan de slag. Ook kostte het me steeds meer moeite om mijn internationale netwerk te onderhouden en ik had geen of nauwelijks nog contact met andere partijen. Ik wilde gewoon ergens naartoe waar ik weer aan mijn netwerk kon werken en de internationale dans prominent aanwezig was. Dat werd Berlijn.’

‘Berlijn is het Mekka voor mensen die komen en gaan. Het is ook hier hard vechten om de brokjes. Maar ik kom wel mensen tegen die met hetzelfde bezig zijn als ik. De keuze voor Berlijn is echter geen gemakkelijke. Ik ben nu bijna een jaar bezig, heb contacten gelegd, maar heb nog geen werk.’

Sonja Augart kijkt met gemengde gevoelens terug op haar toch lange verblijf in Tilburg. ‘Wat kracht had in Nederland op het gebied van dans, is ver afgebroken. Vrijheid en gevoel voor innovatie is er nauwelijks meer. Daarbij komt dat er in Noord-Brabant alleen maar wordt gepraat over wat Brabantse dans is en wie Brabantse kunstenaars zijn. In plaats van samen de Brabantse dans te vormen, gingen mensen elkaar bekampen. Door de crisis is dit uiteindelijk het resultaat geworden. Voor sommigen is dat goed uitgepakt, ik viel er tussenin. Binnen deze harde strijd was geen plek meer voor mij.’

‘Als kunstenaar moet je flexibel zijn om met je eigen werk verder te gaan. In Nederland ontbreekt de openheid om te waarderen wat er ooit was. Je krijgt alsmaar te horen dat er te veel wordt gemaakt, dat dit slecht is en dat goed. De rijkdom van toen is even ingedamd, zal ik maar zeggen.’

 

 

Hans Tuerlings foto Noortje van Gestel

 

 

Dansvoorziening

Sonja Augart is uit Brabant vertrokken, de vroegere dansvoorziening van het zuiden, Raz, volledig van de danskaart verdwenen. Want al moest de voormalige artistiek directeur Hans Tuerlings acht jaar geleden met zijn actieve gezelschap het veld ruimen voor Station Zuid, op papier bestond Raz nog altijd. Half april heeft hij stichting en website opgeheven. ‘Ik ben niet meer met Raz bezig,’ zegt hij. ‘De laatste choreografie met Raz deed ik in november vorig jaar in Parijs. Met de Finse performer Inari Salmivaara. Niemand wist daarvan. Sindsdien help ik Inari met haar dramaturgie en hebben wij het dik naar onze zin in Parijs en Berlijn.’

‘Raz is nu definitief weg. Niet aan de kant geschoven, ik ben er zelf mee gestopt. Wat me verbaast is dat niemand ooit een lichtje op wil steken bij deze mijnheer. Je hoort van niemand iets. Tja, het zal allemaal wel.’

Hans Tuerlings was vanaf het moment dat hij de danswereld betrad, een rebel in de ware zin van het woord. Zowel op als naast het podium. Dat is hij nog steeds. Hij is een observator en analyseert alles wat er om hem heen gebeurt. Die analyses brengt hij in krachtige bewoordingen. ‘Mijn broek zakt af als ik hoor dat de provincie drie miljoen euro leent aan Albert Verlinde om een musical te maken. Had hem maar naar het bkkc (Brabants Kenniscentrum voor Kunst en Cultuur, rvdh) gestuurd en hem daar laten pitchen. Als je daar een potje van vijfduizend euro wilt aanvragen, weet je zeker dat je het niet krijgt. Formulieren, formulieren, formulieren. Waarom doet niemand iets aan dat bkkc? Tweeëndertig medewerkers lopen daar rond, het is gewoon een kwestie van overhead. Het bkkc is een rampeninstituut. Met het geld waarover zij beschikken, kun je negen gezelschappen op de been houden.’

 

 

T.r.a.s.h., We Must Be Willing to Let Go. foto Stijn Rompa

 

 

T.r.a.s.h.

De dansinstelling die het prominentst de naam van Noord-Brabant uitdraagt is T.r.a.s.h. uit Tilburg. Het gezelschap viert vooral internationale triomfen, maar moet evenals alle andere de broekriem aanhalen. ‘Eigenlijk gaat het met ons wel goed,’ is het eerste dat artistiek leidster en choreograaf Kristel van Issum meldt. ‘Maar ook wij moeten op alle fronten bezuinigen. We hadden in Tilburg een huis waar dansers verbleven tijdens repetitieperiodes. Dat hebben we van de hand moeten doen. Dat betekent concreet dat we dansers niet meer van zo heel ver kunnen halen en de repetitieperiodes drastisch moesten inkorten.’

Volgens Kristel van Issum, die samen met componist Arthur van der Kuip en decorontwerper Paul van Weert de artistieke leiding vormt van T.r.a.s.h., is het danslandschap in Nederland en dus ook in Brabant, in korte tijd totaal veranderd. ‘Je moet nu nog inventiever zijn om te overleven,’ meent zij. ‘Wij hebben een bevlogen artistiek team, met veel hart voor de zaak. Innerlijke drijfveren zijn heel belangrijk. Dat maakt dat je overal een positieve wending aan kunt geven. Je moet mogelijkheden zien in plaats van beperkingen. Vergeleken met andere gezelschappen zijn wij echter blij dat we door kunnen gaan.’

T.r.a.s.h. ontvangt subsidies van het Fonds Podium Kunsten, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Tilburg. Dat betekent dat de groep artistieke lijnen heeft kunnen uitzetten tot eind 2016. Een ervan is het project Sum Distortion, waarmee T.r.a.s.h. voorstellingen op locatie gaat brengen en meteen onderzoek doet naar alternatieve locaties. ‘Omdat we ons steeds willen vernieuwen,’ is de simpel klinkende verklaring van Kristel van Issum. ‘We werken met dezelfde bronnen, maar telkens onder andere omstandigheden.’

Een andere nieuwe lijn is samenwerking met Bosch 500, dat met allerlei activiteiten de vijfhonderdste sterfdag van Jheronimus Bosch herdenkt. T.r.a.s.h. creëert geheel in de sfeer van Bosch een drieluik met voorpaneel. Het gaat waarschijnlijk op festival Boulevard 2016 in première. De zijluiken verwijzen naar hemel/paradijs en hel. In het centrale stuk Schwanenkönig danst T.r.a.s.h. voor de poorten van hemel en hel. Alleen is bij dit gezelschap de hemel de hel en de hel de hemel. Het voorpaneel met de titel Furious Red toont de verwrongen en verdorven wereld van de video.

 

Deelprocessen

Ook werkt T.r.a.s.h. momenteel aan een onderzoekspodium, waarvan de naam nog geheim is. Het wordt een digitaal platform waarin T.r.a.s.h. exploreert, inspiratie verzamelt en samenwerking zoekt met kunstenaars uit andere disciplines. T.r.a.s.h. gaat de komende tijd ook op een andere manier werken: deelprocessen met tussentijdse vertoningen moeten tot een groter eindproduct leiden.

Het onderzoek naar nieuwe en andere speelruimten leidt tot het zoeken naar extra bouwstenen tijdens maakprocessen. Waarbij de choreografe/artistiek leidster opmerkt, dat een veranderende speelomgeving zeker invloed heeft op de manier van denken van T.r.a.s.h.

Ook Kristel van Issum is vol lof over DansBrabant in het algemeen en Heleen Volman in het bijzonder. ‘Zij pakt met hart en ziel de zaken aan,’ zegt zij daarover. ‘Met nogal wat resultaten: Jan Martens en Katja Heimann zijn rising stars. Ook de Circusacademie in Tilburg bloeit volop. Bovendien zie je allerlei initiatieven van de grond komen en kleine groepen ontstaan. Als choreograaf maak je alleen maar dingen, het is goed dat er daarnaast mensen zijn die zich bijvoorbeeld met politiek bezig houden en bijdragen aan het goede klimaat voor dans in Brabant. Daarmee onderscheidt de provincie zich van de rest van Nederland. Jammer dat Station Zuid dat hier een aantal jaren was gevestigd, ten koste is gegaan van mensen als Helma Melis en Sonja Augart.’

Helma Melis, ook een Brabantse choreografe, was voor en tijdens de totstandkoming van dit artikel niet bereikbaar voor commentaar en uitleg.