HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - december 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Max Cahen op zeventigjarige leeftijd. foto Erven Cahen

 

 

Max Cahen, In vrede en vriendschap. Sholoum vereinchous, een kleine kroniek van de vooroorlogse joodse gemeenschap in ’s-Hertogenbosch. ’s-Hertogenbosch: Aldus 2014, 256 pp., ISBN 978-90-8680-158-9, hb., € 21,95.

 

www.aldusprojecten.nl

 

©Brabant Cultureel – december 2014

Herinneringen aan de Bossche mediene

 

Max Cahen (1905-1995) beschreef zijn ervaringen met het Philips-Kommando in Kamp Vught, zijn memoires over de periode 1939-1945, en bezorgde een uitvoerige – ook fotografische – documentatie over de joodse begraafplaatsen in Noord-Brabant. Rond 1980 noteerde hij zijn herinneringen aan het joodse ’s-Hertogenbosch van zijn jeugd. Ook die zijn nu uitgegeven.

 

door Lauran Toorians

 

Het hebben van een geheugen is niet exclusief menselijk, maar herinneringen zijn wel van essentieel belang voor ons bestaan. Ze zorgen er niet alleen voor dat we maar één keer proberen om een kaarsvlammetje vast te pakken, maar liggen ook aan de basis van onze identiteit. Wie wij zijn is in feite een kralensnoer van herinneringen (van trauma’s, zou je ook kunnen zeggen) aan dingen die we hebben meegemaakt, gehoord of gezien, gelezen of verzonnen en die op de een of andere manier, groot of klein, richting hebben gegeven aan ons leven.

Herinneringen ophalen is dan ook een belangrijke bezigheid, zowel sociaal als privé, stilletjes in gedachten. Mijn schoonvader – beslist nog niet dement – kan eindeloos herinneringen ophalen aan mensen uit zijn jeugd en blijft zich er dan over verbazen dat ik die mensen niet ken. En ik weet van twee mannen, allebei gepensioneerd, die elkaar een keer per maand treffen en dan samen, uit hun geheugen, een straat reconstrueren uit het dorp van hun jeugd waar zij al lang niet meer wonen. Elk huis en alle bewoners worden dan op een rij gezet, inclusief familieverbanden, beroepen en anekdotes. En dat alleen maar omdat het plezierig is en de onderlinge band bevestigt. Pure nostalgie.

 

Vermoord

Max Cahen (1905-1995) haalde op latere leeftijd ook herinneringen op. Dat feit op zichzelf is weinig bijzonder, maar speciaal is wel dat Cahen een Bossche jood was die in de Tweede Wereldoorlog door het oog van de naald kroop en die sindsdien noodgedwongen zijn hele leven en al zijn herinneringen kon indelen in voor en na. Voor de oorlog kende ’s-Hertogenbosch, net als tal van andere steden, een bloeiende joodse gemeenschap. Na de oorlog was een groot deel van die gemeenschap vermoord en moesten de overlevenden vechten – met hun eigen trauma’s en met een omgeving die al te vaak onverschillig bleek – om hun plek in de grotere gemeenschap weer te kunnen innemen.

Max Cahen moet wat dat betreft een sterke geest zijn geweest die zich ook sterk bewust was van zijn rol als doorgever van herinneringen en tradities. Net getrouwd en woonachtig in Vught, kreeg hij niet geheel vrijwillig een belangrijke rol in de organisatie van het Philips-Kommando in Kamp Vught. Dat verhoedde niet dat hij uiteindelijk ook als gevangene in dit concentratiekamp werd opgesloten en van daaruit op transport werd gesteld naar Auschwitz. Zijn zwangere echtgenote kon juist op tijd onderduiken. Beide overleefden zij en in 1944 werd hun oudste dochter geboren, Truus Wertheim-Cahen die nu optreedt als bezorger van de herinneringen van haar vader.

In 1975 noteerde Max Cahen op verzoek van Lou de Jong zijn herinneringen aan het Philips-Kommando, een soort Nederlandse Schindler’s List. Dit document is nooit uitgegeven. Zijn meer persoonlijke herinneringen aan de oorlogsjaren die hij min of meer gelijktijdig noteerde, zijn in 2010 wel in druk verschenen. Dit boek met de titel Ik heb dit alles opgeschreven... vormt een indrukwekkend document.

Ook de herinnering aan de grotere joodse gemeenschap in Noord-Brabant legde Cahen vast. Dat deed hij door een uitvoerige documentatie van alle joodse begraafplaatsen die er in de provincie zijn (of zijn geweest), met beschrijvingen en foto’s van alle grafstenen. Dit project heeft hij zelf niet meer kunnen afronden, maar Jan Bader goot het geheel in de vorm van een mooi boek met een cd-rom waardoor deze informatie nu breed toegankelijk is. Dat boek, Verborgen in Brabantse bodem, verscheen in 2002.

 

 

De opening van de Synagoge in ’s-Hertogenbosch in 1938. foto Stadsarchief 's-Hertogenbosch

 

 

Heemkundekring

En nu verscheen In vrede en vriendschap, een boek met Cahens herinneringen aan de Bossche mediene (een joodse gemeente buiten Amsterdam) van zijn jeugd. Cahen begon eraan in 1979 en maakte in gedachten een wandeling door ’s-Hertogenbosch langs de woningen, winkels en bedrijven van zijn joodse stadgenoten. Een specifiek jaar had hij daarbij niet in gedachten en het geheel is doorspekt met anekdotes. Heel gewoon, eigenlijk, en als het niet een joodse gemeenschap was geweest, hooguit interessant voor de Bossche heemkundekring. Het blijft ook onduidelijk of Cahen hierbij ooit aan publicatie heeft gedacht, of dat hij deze exercitie alleen voor zichzelf en voor zijn kinderen uitvoerde.

Net zo is het helemaal niet verbazingwekkend dat hij bij tal van personen die hij beschrijft, opmerkt dat zij zijn overleden. Wrang wordt dat pas, wanneer we bedenken wanneer en onder welke omstandigheden de meesten van hen het leven lieten. Ook het feit dat hier een specifieke groep mensen uit de Bossche gemeenschap wordt beschreven, een groep die als zodanig na de Tweede Wereldoorlog niet meer bestond, is natuurlijk bijzonder. Het is ook precies daardoor dat deze herinneringen belang hebben voor veel meer mensen dan alleen voor de directe nazaten van Max Cahen en hun naaste omgeving.

 

 

De deelnemers aan een landelijke bijeenkomst van Achawah, de Bond van Israëlitische

Godsdienstonderwijzers, op de trappen voor het Bossche stadhuis, 1935. foto Joods Historisch Museum

 

 

Ondernemers

Wat in het boek vooral opvalt, is hoezeer deze kleine joodse gemeenschap was ingebed in het verder vrijwel volledig katholieke Den Bosch. Er wordt fijntjes opgemerkt dat er zonder joodse ondernemers geen industrie in de stad zou zijn geweest, maar het overgrote deel van die joodse ondernemers behoorde ook tot de Bossche elite. Zij waren lid van de carnavalsvereniging en namen ook in andere opzichten volop deel aan het maatschappelijke leven. Natuurlijk, ze waren joods en dus ‘anders’ en dat werd hen ook te verstaan gegeven, maar als het erop aankwam werd iedereen in zijn waarde gelaten. Zo was Max Cahen een toegewijd lid van de padvinders, waarbij hij samen met nog een andere joodse padvinder op kamp op de Vughtse Heide zelf een koosjer potje kookte.

In de beschrijvingen van zijn joodse stadgenoten neemt Cahen geen blad voor de mond. Echt negatief, laat staan haatdragend, is hij nooit, maar kritiek slikt hij niet in en zijn anekdotes zijn vaak grappig en ook niet altijd vrij van leedvermaak. Personen die we zo leren kennen zijn onder meer rabbijn Salomon Heertjes, de familie De Winter en dokter Sol Diamant die in 1921 als eerste een röntgenafdeling opzette in het Protestants Ziekenhuis in de stad. Typerend voor Cahen is dat hij over Diamant ook opmerkt dat deze een bibliotheek bezat met daarin ‘naast veel meer interessants, een uitgave van de Grote Graetz, Jüdische Geschichte’.

 

 

Max Cahen krijgt vioolles van Simon Spiero. foto Erven Cahen

 

Een andere man die enkele malen wordt genoemd is Simon Spiero die een muziekwinkel had in de Kerkstraat. ‘Meneer Spiero, of Ome Simon voor velen,’ kwam uit Den Haag waar hij aan het conservatorium had gestudeerd. In ’s-Hertogenbosch speelde hij een belangrijke rol in het muzikale leven in de stad (ook met carnaval), maar ook daarbuiten tot in Veen en Wijk en Aalburg. Hij componeerde, gaf vioolles – ook aan Max Cahen – en leidde een strijkorkest. Het gezin Spiero telde negen kinderen waarvan zoon Bram (Abraham Aaron; 1911-1982) de grondlegger werd van Muziekhandel Spiero in Tilburg, al driekwart eeuw een instituut. Net als zijn vader in Den Bosch deed, drukte Bram Spiero een zodanig stempel op het muziekleven in Tilburg dat een klein monumentje of een straatnaam een terecht blijk van erkenning zou zijn.

Dat rangen en standen voor de Tweede Wereldoorlog nog van groot belang waren, maakt dit boek ook goed duidelijk. Max Cahens vader was ondernemer en Max was voorbestemd hem op te volgen in de zaak. Zijn leefwereld was dus die van de gegoede middenklasse en dat er ook ‘gewone’ joodse arbeiders waren beschrijft hij wel, maar die kende hij eigenlijk niet. Zo bont als Gustav Mahler het maakte in een brief vanuit Lwów (toen in Polen, nu Oekraïne) aan zijn vrouw maakt Cahen het beslist niet, maar de beleving van het standsverschil komt overeen. Mahler schreef: ‘Het potsierlijkst zijn de Poolse joden, die hier rondlopen zoals elders honden. (...) Mijn God, van hen zou ik dus familie zijn?!’ Cahen wijst zijn armoediger geloofsgenoten niet af, hij kende ze simpelweg nauwelijks en dat suggereert dat religieuze grenzen eenvoudiger te doorbreken waren dan de kloof tussen de sociale klassen.

 

Foto’s

Net als de eerder gepubliceerde memoires is ook in dit boek de tekst bezorgd door Truus Wertheim-Cahen die het boek voorzag van een nuttige inleiding en een verklarende woordenlijst voor begrippen als ‘mediene’. Bijzonder is dat ongeveer driekwart van het boek wordt ingenomen door foto’s uit verschillende archieven, waaronder het familiearchief Cahen. Die foto’s, waarbij we steeds moeten bedenken dat alleen bijzondere momenten werden vastgelegd, vormen een prachtige aanvulling op de tekst.

Aart Vos en Arnoud-Jan Bijsterveld schreven elk een uitleidende beschouwing waarin zij allebei vooral ingaan op de impact van de Tweede Wereldoorlog. Dat is wat naar mijn idee Max Cahen nu juist niet probeerde te doen, al ontkwam hij er ook niet aan. Dat neemt niet weg dat beide essays lezenswaard zijn en tot nadenken stemmen. Aart Vos trekt de lijn door naar het heden. In de jaren ’30 werden joodse vluchtelingen aan de Nederlandse grens genadeloos teruggestuurd. De gevolgen daarvan kennen we (en konden we ook toen al heel goed raden). Ervan geleerd hebben we blijkbaar niets. En toch: herinneren is heel menselijk.