HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 3 - juni 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

©Brabant Cultureel – juni 2015

Met Käthe Sluijter-Schatborn naar de wortels van mime

 

Op een landgoed in het buitengebied van Heeze woont een vrouw die haar leven in dienst heeft gesteld van mime. In haar huis dat is volgestouwd met boeken en kunst, vertelt zij uitvoerig over een kunstvorm die mede door haar vaste voet aan de grond heeft gekregen in Nederland.

 

door Rinus van der Heijden

 

Een spijkerbom die ontploft, maar dan een waarbij de spijkers door woorden zijn vervangen. Zo ervaar je een gesprek met Käthe Sluijter-Schatborn, een mooie, ietsje op leeftijd zijnde vrouw die op een landgoed in de buurt van Heeze een schat aan herinneringen koestert. Herinneringen die alles hebben te maken met haar leven als mimespeelster. Zij was een van de eersten in Nederland die deze kunstvorm beoefende en zij heeft dat gedaan met heel haar hebben en houden.

 

 

Käthe Sluijter-Schatborn. foto Gemma van der Heyden

 

 

Lurelei

Käthe Sluijter-Schatborn werkte vele jaren met Rob van Reijn, Nederlands bekendste pantomimespeler. Ook was zij twee jaar gecontracteerd bij het satirische cabaretgezelschap Lurelei. Zij trainde bij de legendarische danskunstenares Sonia Gaskell, volgde twee jaar lessen bij Etienne Decroux – de grondlegger van de Franse mime – trad op in Duitslands grootste televisieshow, die van Peter Frankenfeld, werkte op diverse plekken in Amerika en legde zich tot aan haar pensioen toe op het lesgeven op de Toneelacademie Maastricht.

‘Een carrière als mimespeelster heb ik nooit nagestreefd,’ zegt ze in de rust van haar achter bomen – ‘mijn man en ik hebben er hier eigenhandig tienduizend geplant’ – verscholen landhuis. ‘De theaterwereld was niet mijn geluk. Wel als ik een stuk kon maken en dat met anderen opvoeren. En om alleen op een podium te staan is ook iets wat ik nooit heb gewild.’

 

 

Käthe Sluijter-Schatborn eind jaren ’50. foto Jan Schatborn

 

 

Bewegingen

Een overduidelijk standpunt, dat enigszins vreemd aandoet als je de kunst van pantomime en mime nader beschouwt. De uitvoerders daarvan staan in de meeste gevallen juist wel alleen op een toneel. Käthe Sluijter-Schatborn heeft dat ook wel gedaan, maar zij betrad het podium toch meestal samen met andere spelers. Met Rob van Reijn bijvoorbeeld, met wie zij nog altijd dik bevriend is. ‘Pantomine is heel oud,’ vertelt ze. ‘Het stamt uit de tijd van de commedia dell’arte. Rob speelde pantomime, want dat is gestoeld op alle bewegingen die je als mens maakt. Mime is daaruit voortgekomen.’

‘Als je iets benadert, kan het subjectief of objectief zijn. Subjectief is de emotie die je aan iets meegeeft. Objectief is wat je met je lichaam doet. Charlie Chaplin is daar het beste voorbeeld van. Als je hem ziet; wat kun je er nog afhalen zodat hij toch nog Chaplin blijft? Niets meer. Mime betekent zo dicht mogelijk bij de kern komen. Het is in feite dansen vanuit de romp, want daar zitten de organen als hart en longen. Armen en benen komen er later bij. Hetzelfde geldt voor de moderne dans. Vanaf het einde van de jaren tachtig is mime een verzamelnaam geworden waar moderne dans ook bij kan horen.’

Er komt een stokoude, Italiaanse maskermaker ter sprake, met wie Käthe Sluijter eveneens een innige band opbouwde. ‘Maskers zijn heel belangrijk. Met je gezicht spéél je. Als je dat weghaalt, kan je lijf iets heel anders zeggen. Zo gebeurt dat niet alleen in mime, ook in literatuur. In vijf zinnen zie je het hele beeld helder. De Russische literatuur geeft daar vele voorbeelden van. Die is zo knap. Mime en literatuur zijn inhoudelijk hetzelfde als het om spanning opbouwen gaat. Benoem maar eens waarom iets spannend is. Daar heb je een soort algemene erkenning voor nodig.’

En dan komt – haast onvermijdelijk zou je zeggen – Johann Sebastian Bach ter sprake. ‘Hij staat aan de basis van ordening, harmonie en originaliteit. Hetzelfde zie je bij klassiek ballet. Bij dit alles geldt dat je eerst het vak moet leren. Je mag iemand zonder vakkennis niet zomaar wegsturen, zoals nu bij allerlei danswedstrijden op tv met jonge danseresjes gebeurt.’

 

 

Käthe Sluijter-Schatborn eind jaren ’50. foto Jan Schatborn

 

 

Will Spoor

Mime was reeds in haar kleuterjaren iets waar Käthe Schatborn van in de ban was. Haar halfbroer was de vorig jaar overleden avantgarde-mimekunstenaar Will Spoor. Die heeft zeker aan die vroeg gewekte belangstelling bijgedragen. ‘Op mijn vierde speelde ik toneel bij kaarslicht.’ Geboren in 1938 in Rotterdam wilde zij op de middelbare school haar leven in dienst stellen van de mimekunst. ‘Voor mij was toen pantomime en mime hetzelfde. Pantomime was echter ouderwets. In de jaren zestig was er pas sprake van pure mime.’

Wat was er dan zo boeiend aan mime? ‘Mime is geen kwestie van je adem inhouden. Het gaat veel verder, het handelt om de intellectualiteit van het lichaam. De effecten van mime zijn in de moderne dans overgegaan. Het mooie ervan is dat in vergelijking met mime, dans onnatuurlijk is. Dans is altijd op prestatie gericht, mime puur op de beweging van het lichaam.’

Toen Käthe Schatborn een jaar of elf was, deed ze haar eerste podiumervaringen op. Met een nichtje speelde ze het volledige vijfde bedrijf van de Gijsbrecht van Aemstel. ‘Niemand lachte, we werden serieus genomen.’ Maar toneelspelen was niet wat de jonge Käthe nastreefde: mime moest het worden. Ze nam les bij Kees Boeke in Bilthoven. ‘Kees was mijn leraar. Hij was van oorsprong fysicus, zijn vrouw Beatrice was een Quaker. Vanuit sociaal oogpunt waren zij een klasje begonnen waar volledige vrijheid heerste. Er zaten ook kinderen uit Duitsland op school, zoals Ida Gerhardt. Na de oorlog leidde de antroposoof Boeke de Werkplaats Kindergemeenschap, waarin hij naar zijn eigen idealen zijn blik op maatschappij en leven in de praktijk bracht.’

‘Het was daar super, maar heel streng,’ blikt Käthe Sluijter-Schatborn terug. ‘Ik kwam er in 1951 terecht, er waren toen al vijfhonderd leerlingen, enorm. Ook de prinsessen van Oranje zaten er. Individueel kregen we les in allerlei kunstvormen. Ik was dertien en ik leerde er niet minder dan tegenwoordig zou gebeuren. In 1957 deed ik er eindexamen, waarna ik bij de toneelschool in Amsterdam toelatingsexamen deed. Kort nadien kreeg ik een brief: u richt alle aandacht op pantomime, daarmee past u niet op een toneelopleiding. Waarop choreograaf Max Dooijes, medegrondlegger van het Nederlands Danstheater zei: je kunt bij mij komen. Ik heb daar een heel goede training gekregen. Samen met Han Ebbelaar (de latere danspartner van prima ballerina Alexandra Radius, rvdh) heb ik er nog een dans gemaakt.’

 

 

Käthe Sluijter-Schatborn eind jaren ’50. foto Jan Schatborn

 

 

Parijs

‘’s Middags gingen we naar de universiteit om Frans te leren. Bij de trainingen van Max kwamen ook mensen van het juist opgerichte cabaretgezelschap Lurelei. Zoals Eric Herfst en Adèle Bloemendaal. Frans Halsema begeleidde hen op piano. Hij kon geen noot lezen, maar die schreef ik voor hem op. Ik ben een jaar aan Lurelei verbonden geweest, maar cabaret was niets voor mij.’

Ook speelde Käthe Schatborn af en toe met Rob van Reijn. ‘Hij was meer klassiek ingesteld. Van hem zei men dat hij pantomime speelde. Op de zolder van Rob maakten we voorstellingen. Han Reiziger schreef daar de muziek bij. Rob schreef ook boeken, onder meer over een pantomimespeler die met Lodewijk Napoleon meekwam. Rob heeft in tegenstelling tot mij een enorme veerkracht en eerzucht. Hij is nu 86, ik heb nog regelmatig contact met hem. Hij verzorgt nog altijd wandelroutes rond Amsterdam.’

‘In 1962 kreeg ik een beurs voor Parijs. Jasperina de Jong en Eric Herfst ook, maar die hielden het daar niet vol en spraken bovendien geen Frans.’

In Parijs moest Käthe Schatborn zich melden bij het Institut Néerlandais. ‘Dat zat in een prachtig pand bij de Place de la Concorde. Ik kreeg er een mooie kamer met een balkon. Het Institut was een culturele ambassade. Ik moest er alles zelf uitzoeken, het was een harde leerschool. Nadien kwam ik bij Etienne Decroux terecht, de aartsvader van de Franse mime. We kregen daar les, waarbij ik gewoon op de grond zat, niets meer. Langzaam schoof je door naar de voorste rij. Decroux had een goed inzicht in hoe je studenten moest aanspreken op hun persoonlijkheid. We kregen les van acht uur tot tien uur ‘s avonds. Overdag moesten we zoeken waar en bij wie we konden trainen.’

Na een jaar kwam Käthe Schatborn weer terug naar Nederland, ze vroeg een beurs aan en kon vrijwel onmiddellijk weer naar Parijs. ‘Terug naar Decroux, en toen pas begonnen ze met me te werken. Ik kreeg er onder andere les van de toneel- en filmactrice Madeleine Renaud. Maar ook in Frankrijk behoorde mime in die tijd tot de avant-garde. Zodoende trok ik in Parijs ook op met de schilder Willem Kloppers en kunstenaar-schrijver Jan Cremer.’

 

Getrouwd

Käthe Schatborn verbleef tweemaal een jaar in Parijs. En toen? Het was 1963 toen ze terugkwam naar Nederland, een jaar eerder was ze getrouwd met de Nederlandse fysicus Frans Sluijter. Het waren ook de jaren waarin de westerse wereld op zijn kop werd gezet. ‘Alles veranderde, de waarden, de inzichten, de mode, de kunsten. Slagen werd belangrijker dan de inhoud van iets. Vroeger moest je uitvinden hoe jouw carrière kon verlopen, nu kon je dat gewoon leren. En het is nog altijd zo.’ En dan als boodschap tussendoor: ‘ Het zou beter zijn als talen, kunst en literatuur meer aandacht kregen.’

Lesgeven op de toneelschool in Arnhem, dat werd de nieuwe stap in de loopbaan van Käthe Sluijter-Schatborn. ‘Er werd veel toneel gespeeld. Herman Planten, oprichter van De Planteniers, regisseerde daar. Op zeker moment werd een hoofdrolspeelster ziek, ik verving haar. We speelden onder meer in Rotterdam en ’t Gooi. Maar acteren was het niet voor mij. Ik moest bewegen.’

Het leven van Käthe Sluijter kreeg een nieuwe wending toen haar man Frans werd uitgenodigd om twee jaar in Amerika te komen werken. Het echtpaar vertrok in 1967. De 29-jarige Käthe viel met haar neus in de boter. Ze ging les geven op de Universiteit van Boulder in Colorado. ‘Ik maakte er ook stukken. Na de moord op Bobby Kennedy deed ik de choreografie van een stuk dat werd opgevoerd op een Shakespeare-festival, waarin Kennedy Hamlet verbeeldde.’ Nadien werd ze vanuit Denver gevraagd mee te werken aan een mimefilm. ‘We kwamen ook nog terecht in Iowa, een vreselijke plek. Frans moest door naar Noord-Californië toen hij een uitnodiging kreeg van de Technische Universiteit Eindhoven om daar te komen werken. Ik ben toen met die vent naar die vreselijke leegte hier gekomen. Ik heb nadien nog wel eens gezegd: ik had Noord-Californië moeten doen.’

 

 

Käthe Sluijter-Schatborn. foto Gemma van der Heyden

 

 

Boerenhuisje

Inmiddels vond Käthe Sluijter het tijd worden voor een kind. Met een dikke buik tufte ze met haar autootje door Brabant op zoek naar woonruimte. ‘Ik vond een boerenhuisje in Someren en daar gingen we wonen. We zijn daar een halfjaar gebleven, ons kind werd er geboren. Ik ging opnieuw op zoek en toen kwam ik hier in het buitengebied van Heeze uit. Oorspronkelijk was dit een boerderij. Alle muren waren met aluminiumfolie beplakt. Het was de vrijheid die me hier aansprak. Wij hebben het pand en de grond gekocht en besloten met veel oog voor natuurbehoud hier te gaan wonen en uitbreiden. Dat hebben we vijfenveertig jaar lang gedaan, tot een half jaar geleden Frans overleed.’

Het was 1972 toen de Toneelacademie Maastricht een bewegingsdocent zocht. Käthe Sluijter meldde zich en werd aangenomen. Haar echtgenoot was inmiddels hoogleraar in Eindhoven. Ze begon in Maastricht voor een dag in de week. De zorg voor haar kind – en haar gebrek aan eerzucht – maakte dat een carrière het laatste was waar ze aan dacht. ‘Ik kon stukken maken en trainingen doen. Ik had daarbij heel goede leerlingen, ook buitenlandse. Dat zag ik als de charme van mijn vak. Amsterdam was daarbij ver weg. Daar rookten ze stickies en deden ze modern, in Maastricht werd keihard gewerkt. Ik heb nu nog steeds contacten met oud-leerlingen, die inmiddels ook al in de zestig zijn. Tussendoor maakte ik choreografieën, vaak voor Duitsland. Daar werd goed betaald. In Bochum bijvoorbeeld kreeg ik elf acrobaten met wie ik aan de slag kon.’

Eind jaren negentig stopte ze in Maastricht. Ze gaf nadien nog wat privélessen en werkte met mensen buiten het vak. Met name voor het bedrijfsleven, dat buitenlanders die hier kwamen werken naar Käthe Sluijter stuurde. ‘Ik deed oefeningen met hen, bijvoorbeeld hoe een persoon zich moest presenteren en vertelde over de Nederlandse literatuur.’

 

 

Käthe Sluijter-Schatborn, Schauspielhaus Bochum. fotograaf onbekend

 

 

Filmscript

Käthe Sluijters leven zou het script voor een film kunnen zijn. Tijdens ons gesprek rolt er een vloedgolf aan namen over ons heen. Van mensen met wie ze werkte, die ze ontmoette, waar ze zaken van oppikte: mimegrootheid Marcel Marceau, dansvernieuwer Martha Graham, antroposoof Rudolf Steiner, pedagoog/antroposoof Bernard Lievegoed, historicus Hermann von der Dunk, alt Aafje Heynis, brigadegeneraal Paul Mireau, cabaretier Wim Kan, journalist Henk van der Meijden, actrice Sylvia de Leur, mimedocent Frits Vogels, schilder Ad Snijders, oud-burgemeesters Ed van Thijn en Schelto Patijn, filmacteur Heinz Rühmann, ondernemer Albert Heijn, kunstenaar Gerrit Rietveld en en en…

Spijkerbom Sluijter-Schatborn is niet te stoppen. Haar verhalen schieten alle kanten op. Maar haar woorden hebben inhoud, ook al vallen ze als rijpe appels van de boom. Käthe Sluijter maakt zonder enige zelfverheerlijking duidelijk dat de wereld van de kunsten aan haar een belangwekkende dienares heeft gehad. Honderden leerlingen hebben haar lessen aan de Toneelacademie Maastricht gevolgd. Daar droeg ze over wat mime haar in de jaren zestig zelf had opgeleverd. Wie weet hoe velen er nog zullen terugdenken aan haar opdracht: hoe beeld je een boot uit?