HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 4 - augustus 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Danubiana Meulensteen Art Museum bij avond. foto Richard Kohler

 

www.danubiana.sk

 

©Brabant Cultureel – augustus 2015

Danubiana, een duet van vriendschap

 

Bratislava is ver van Noord-Brabant, maar toch is er een onmiskenbare link. Het Danubiana Meulensteen Art Museum is het geesteskind van de Eindhovense ondernemer Gerard Meulensteen en zijn Slowaakse partner-in-art Vincent Polaković. In een interview legt Meulensteen uit hoe het zo is gekomen. Vincent van Gogh keek mee.

 

door Camiel Hamans

 

Natuur en cultuur, normaliter vormen die een tegenstelling. Behalve bij Danubiana, het museum voor moderne kunst dat de Eindhovense ondernemer Gerard Meulensteen en zijn Slowaakse vriend, de jurist dr. Vincent Polaković, tot stand hebben gebracht op een schiereilandje in de Donau, op een half uurtje van de hoofdstad Bratislava. Water, licht, lucht, strak geschoren gras, groen als een Hollandse voorjaarspolder, en daarop kleurrijke sculpturen en een elegant wit gebouw, vol glas, zodat de kleurige inhoud doordringt naar buiten. Dat is Danubiana, een paradijs van rust, kunst en elementen.

 

 

Een panoramisch zicht op het museumeiland Danubiana. foto Danubiana

 

 

Neways

Niets voorspelde een opgaan in de kunst voor Gerard Meulensteen (1943). Hij was nog maar achttien, toen hij bij Philips in dienst trad en zich in de avonduren bijschoolde. Op zijn zesentwintigste begon hij voor zichzelf: Elektrotechnisch Projecten Bureau Meulensteen. In de loop der jaren groeide dit bedrijfje uit tot een holding met twaalf werkmaatschappijen. In Nederland, in Duitsland, in Oost-Europa en in China. Neways is de naam van deze beursgenoteerde onderneming waarin ruim 2500 werknemers een boterham verdienen en die zich bezighoudt met het ontwerpen en produceren van hoogwaardige elektronica die wordt toegeleverd aan bedrijven die actief zijn in halfgeleiders, de medische sector, automotive, defensie en telecom.

Het succes van Neways lag, dacht Meulensteen mede aan het feit dat zijn medewerkers zo positief ingesteld waren, zo offensief en flexibel. Tot hij zich realiseerde dat hier nog wat bij kwam en dat dit het wezenlijke verschil maakte: ‘Onze creativiteit. Dat inzicht bracht me naar de kunst, naar moderne kunst. Zodoende ben ik gaan verzamelen en de aangekochte werken gaan ophangen in mijn bedrijven.’

 

 

Gerard Meulensteen. foto Danubiana

 

 

Urdin

‘In 1988 liep ik met mijn vrouw door Amsterdam en kwam daar voorbij de Nieuwe Kerk, waar toen net de collectie Van Stuyvenberg werd getoond. Een enorme verzameling Cobra die werd geëxposeerd onder de titel ’40 jaar later’. Dat heeft ons de ogen geopend voor moderne kunst. Cobra in eerste instantie, maar naderhand ook voor andere kunstenaars. Waar mogelijk hebben we de tijd genomen om musea, tentoonstellingen en kunstenaars te bezoeken. In 1989 liepen we in Parijs op de artiestenmarkt van de Place du Tertre een Macedonische kunstenaar tegen het lijf, Kiro Urdin. Hij nodigde ons uit in zijn atelier. Naast zijn werk maakte de chaos en rotzooi een onvergetelijke indruk.’

‘We hebben toen niets gekocht. Daar heb ik nog altijd spijt van. Drie jaar later kwamen we elkaar weer tegen bij een expositie in Knokke en vanaf dat moment hebben we elkaar niet meer uit het oog verloren. Ik durf Kiro nu wel een hartsvriend te noemen. Toen ik in de tweede helft van de jaren negentig – mijn verzameling begon te groeien, maar Neways ook – een nieuw hoofdkantoor ging bouwen voor mijn bedrijf, wilde ik voor het atrium van dit gebouw een reusachtig schilderij van drie bij acht meter laten maken. Ik had het daarover met Kiro en hij had meteen een idee. Hij is met een immens doek de halve wereld overgetrokken, in het gezelschap van een filmcrew. Negen maanden heeft die trektocht geduurd. Overal ter wereld heeft hij zijn indrukken op dat doek weergegeven. Dat heeft geleid tot het werk Planetarium (1997), een film die op een aantal festivals is bekroond, en een op dit project geïnspireerd ballet.’ (Zie hier http://kirourdin.info .)

‘Door de vriendschap met Kiro heb ik ervaren dat persoonlijk contact met kunstenaars voor mij de belangrijkste motivatie is voor mijn activiteiten in kunst en cultuur. Noem het een tegenwicht tegen het efficiënte, rationele van mijn zakenbestaan. Vanaf 1992 koop ik daarom alleen nog maar op basis van persoonlijk contact. Via de Amsterdamse galeriehouder Nico Delaive heb ik zo Sam Francis leren kennen, Walasse Ting en veel Cobrakunstenaars, Appel en Corneille bijvoorbeeld. Door het Belgische galeristenechtpaar Guy en Linda Pieters heb ik onder meer Christo en Jeanne Claude ontmoet en zo werk van hen kunnen aanschaffen.’

 

 

Vincent Polaković. foto Danubiana

 

 

Gele huis

Het verhaal van Vincent Polaković is in feite even bizar. Hij werd in 1958 geboren in Poprad, een provinciestad in het noorden van Slowakije. Hij studeerde rechten, werkte enige jaren als jurist op het kantoor van de officier van justitie in zijn geboortestad, werd vervolgens advocaat en realiseerde zich toen dat hij meer ambities had dan de dagelijkse sleur van het recht hem kon bieden. Zijn naam riep hem: Vincent. De Berlijnse muur was nauwelijks gevallen of Polaković toog op Van Gogh-bedevaart: naar Arles, naar Zundert en verder.

Teruggekeerd in Poprad legde hij de wetboeken terzijde en startte een galerie: Het Gele Huis. Veel succes had hij daarmee niet. In elk geval financieel niet. In plaats van de zaak te liquideren ging Polaković, hopend op een wonder, weer op Vincent-reis. Deze keer raakte hij verzeild in Nuenen, waar hij zijn verhaal deed en via via te horen kreeg dat hij zich tot Gerard Meulensteen moest wenden. ‘Als die niet helpt, hoef je het nergens anders meer te proberen.’

 

 

Zaaloverzicht tijdens een expositie in het Danubiana Museum. foto Richard Kohler

 

Pollág

Dit werd het begin van een sprookje, hoe onwaarschijnlijk het verhaal ook klinkt. Polaković kreeg zijn afspraak en vervoegde zich bij Meulensteen, in wiens kantoor hij tot zijn verbijstering drie schilderijen zag hangen van zijn beste vriend en streekgenoot Peter Pollág, die Meulensteen op advies van zijn zuster had gekocht in een kleine galerie in Heusden. Stamelend bracht Polaković uit wat zijn probleem was en waarom hij naar Nederland was gekomen. Meulensteen vertelt nog vaak dat hij niet goed begrijpt waarom hij toen, in 1994, op het verhaal van Polaković inging. ‘Het zal intuïtie geweest zijn. Ik vroeg hem hoeveel hij nodig had. 150.000 was het antwoord. Kronen? Nee, Deutschmarken.’

Meulensteen heeft hem na enig nadenken geholpen. En daar nooit spijt van gehad, want hij heeft er een vriend voor terug gekregen. Wel heeft hij een paar jaar later Polaković ervan overtuigd dat het afgelegen Poprad niet de beste plek was om kunst te promoten. Toen Eindhoven weinig interesse toonde in de intussen zeer uit de kluiten gewassen collectie Meulensteen en hij zich daarom begon te oriënteren op andere mogelijkheden, kwamen zij samen op het idee een museum voor moderne kunst in Bratislava op te zetten. Bratislava is een aangename stad met een centrum vol Rococo, Secession en wel onderhouden sociaal realisme, ongeveer op een drielandenpunt met Oostenrijk en Hongarije en met nog weinig aandacht voor moderne beeldende kunst.

 

 

Het museumeiland in de Donau. foto Danubiana

 

 

Grens

En zo opende in 2000 Danubiana, Meulensteen Art Museum, onder de dagelijkse leiding van Vincent Polaković. Niet in Bratislava, maar vlak daarbuiten en ongeveer in het water van de Donau. Vlakbij een wildwaterbaan voor kajaks en een sporthotel. Op een vier kilometer afstand van het dichtstbijzijnde dorpje, maar dat is dan weer meteen een oud Romeins kampement, Gerulata, waarvan een wat verwaarloosde opgraving annex expositie getuigt. Maar het bewijst wel dat ook de Romeinen al wisten dat de Donau meer was dan water. Een belangrijke grens, die nu door de uitstraling van Danubiana eenvoudigweg geslecht wordt.

Drie tot vierduizend bezoekers per maand komen er in de zomer. ’s Winters zijn dat er minder, maar nog altijd een dikke duizend per maand en er wordt gemikt op aantallen van 40 tot 50.000 per jaar.

Want Danubiana is recentelijk uitgebreid, zowel in oppervlak als in beleid. Tot nu toe werden voornamelijk wisseltentoonstellingen georganiseerd. Uit de collectie van Meulensteen, dus Appel (met Rudi Fuchs als medecurator), Ad Snijders (met Jan Debbaut als curator naast Meulensteen zelf), Bert Loerakker, Sam Francis, Lucebert, Magdalena Abakanowicz, Kiro Urdin, Miguel Ibañez e tutti quanti, met daarnaast thematentoonstellingen van Oostenrijkse kunst, Russische, Zuid-Afrikaanse, Hongaarse en Tsjechische en vanzelfsprekend ook overzichtsexposities van Slowaakse kunstenaars die door bemiddeling van Polaković in het zicht van Meulensteen zijn geraakt. Nu werd het tijd voor ook een permanente opstelling naast de steeds wisselende exposities. Want dan ‘kun je,’ zoals Gerard Meulensteen het uitlegt, ‘werken aan continuïteit, samenwerken met andere musea en uitwisselen.’

 

 

Zaaloverzicht tijdens een expositie in het Danubiana Museum. foto Richard Kohler

 

 

Collectie

Was het oorspronkelijke ellipsvormige gebouw een creatie van de Slowaakse architect Peter Žalman, een gewaardeerd ontwerper in Bratislava, voor de uitbreiding wilden de vrienden Meulensteen en Polaković geen grote naam. ‘In verband met de kosten, maar nog meer omdat de Calatrava’s en Koolhazen hun stempel willen drukken op een gebouw. Hier moeten de kunst, de natuur en de omgeving een klimaat scheppen.’

Dus zijn in 2010 twee groepen bouwkundestudenten, een van de TU Eindhoven en de ander uit Bratislava, aan het denken en ontwerpen gezet. Eén project is onder leiding van Žalmans vroegere assistent Jan Kukula gerealiseerd. Op tijd en binnen het budget. En dat terwijl ondertussen ‘de verkoop gewoon doorging’. De uitbreiding is intussen al bekroond met de prijs voor het beste Slowaakse gebouw van 2014.

De financiering is een gezamenlijke zaak geworden van de Slowaakse staat en Meulensteen, die het museum de vrije beschikking heeft gegeven over zijn collectie voor de eerstkomende decennia. In diezelfde tijd probeert Danubiana een eigen collectie op te bouwen. Veel aankoopbudget is er niet, maar ook hier wordt weer gerekend op vriendschap. Kunstenaars die een grote expositie aangeboden krijgen, worden uitgenodigd een werk aan de vaste collectie bij te dragen.

 

Deel van de vaste opstelling in het Danubiana Museum. Op de achtergrond Appels Night Walk (links) en Figure III uit 1968. foto Richard Kohler

 

 

Oldenburg

Dat schenkingen door bevriende kunstenaars helemaal niet zo’n gekke gedachte is, bewijst de geschiedenis van de Flying Pins, de enorme kegels die popart artist Claes Oldenburg en zijn Nederlandse partner Coosje van Bruggen gemaakt hebben voor Eindhoven.

Het Van Abbe Museum en de gemeente Eindhoven wilden vanwege de millenniumwisseling dat er iets groots en beeldbepalends in Eindhoven zou verrijzen. Daarvoor viel het oog op Oldenburg en Coosje van Bruggen. Die zijn niet goedkoop en dus was er een immense fundraising campagne nodig, waar Gerard Meulensteen zijn schouders onder zette. De John F. Kennedylaan deed het kunstenaarsechtpaar denken aan een bowlingbaan en zodoende werden de Flying Pins het landmark van Eindhoven.

Vader en zoon Edwin Meulensteen, die de sporen van zijn vader gevolgd heeft en een paar jaar in de wereld van de kunst actief is geweest, hebben contact gehouden met Oldenburg en Van Bruggen. Dat heeft ertoe geleid dat tien jaar na de opening van Danubiana het model van de enorme sculptuur nu als gift in het Slowaakse museum terecht is gekomen.

 

 

Buiten het museum bevindt zich een fantastische beeldentuin. Op de voorgrond Jozef Jankovič Limited Space (2007). In het midden, meer naar achter El Lissitzky De overwinning op de zon (1923-2003), linksachter Billio Nic Smiling Faces (2004). foto Robert Kucmen

 

 

Miró

Met de verhoopte samenwerking met andere musea loopt het nog beter dan verwacht. Volgend jaar komt er een grote Miró-tentoonstelling waarvoor de kleinzoon van de Spaanse kunstenaar werken uit de familiecollectie bijdraagt. Met het Cobra Museum in Amstelveen is al een overeenkomst gesloten. Miró gaat ook naar Amstelveen en er zal een Cobra-expositie uitgewisseld worden.

Het plan is om te proberen bij de overdracht van het EU-voorzitterschap van Nederland aan Slowakije op 1 juli 2016 een grote Cobra-tentoonstelling te organiseren. Cobra (Copenhagen, Brussels, Amsterdam) was immers een Europese experimentele beweging. Wat is er nu mooier dan zo’n kunstmanifestatie om de Europese gedachte te onderstrepen?

 

 

Billio Nic Smiling Faces (2004). foto Robert Kucmen

 

 

Optimisme

Maar het is niet uitsluitend ambitie dat Danubiana drijft. Even belangrijk zijn de rust, de serene kalmte van de omgeving, de maagdelijke witheid van het gebouw, de vrolijke kleuren van de schilderijen en de beeldhouwwerken en het spel van wind en licht op het schiereiland.

Zoals Vincent Polaković het uitdrukt: ‘Waarom zouden we mensen die twintig kilometer gereden hebben, een depressie willen aanpraten. Het moet hier een paradijs zijn. Met onze kleuren willen wij optimisme uitstralen. Contact leggen met de bezoekers, zodat we die het gevoel kunnen meegeven dat we blij zijn dat ze gekomen zijn. Dat we onze liefde voor kunst hebben mogen delen.’

Dat lukt perfect. Niet alleen binnen, waar een werk van Lataster uitkijkt over de grijze rimpeling van de Donau of waar de zichtlijnen zijn als bevond de toeschouwer zich in een theater, zodat hij al van verre uit de twee immense zwarte 1968 Appels de felle kleuren ziet opkomen, waar zalen ongemerkt in elkaar overgaan, waar witte wanden en strakke vloeren zorgen dat niets afleidt, maar waar tegelijkertijd door de enorme ramen die zicht geven op het water van de Donau de golfslag van de buitenwereld zich mengt met de binnenwereld van geschilderde kleur.

Buiten is het niet anders, aan de poort twee op wacht staande broers, als altijd zonder hoofd, van Magdalena Abaknowicz, een sculpturale doorkijk van Appel, enige reuzen van de Nederlandse Amerikaan Hans van de Bovenkamp, kleur van Niki de Saint-Falle, het decor van De Overwinning op de Zon door El Lissitzky, die Meulensteen van het Van Abbe heeft weten te verwerven en helemaal op de punt een triomf van kleur door Peter Pollág, Vleugels van de Donau. Kunst tot op het voor bezoekers toegankelijke dak. Binnenkort verzorgt Vincent Polaković ook nog strandstoelen. Danubiana is een idylle, een sonate van licht en kleur.

 

 

Op de voorgrond Vladimir Kompánek Penates (1998-2003). Daarachter Peter Pollág Danube Wings (2001-2008). foto Robert Kucmen