HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 4 - augustus 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Het kerkje van Doeveren. foto Gemma van der Heyden

 

De dood speelt binnen het vakgebied van de architect en de stedenbouwer al sinds mensenheugenis een belangrijke rol. Enkele van de vroegste en meest monumentale bouwwerken uit de geschiedenis zijn opgericht als grafmonument. Bouwwerken als de piramide van Cheops kent onze provincie natuurlijk niet, maar dat wil niet zeggen dat er bij ons geen interessante grafmonumenten of begraafplaatsen te vinden zijn. In deze reeks zijn we aanbeland in het gehucht Doeveren, dat over een kleine begraafplaats beschikt. Heeft uw dorp of stad ook een bijzondere begraafplaats? Geeft u dit dan door via de website.

 

©Brabant Cultureel – augustus 2015

Het bollenveldje te Doeveren

 

Doeveren is een piepklein plaatsje aan het Oude Maasje, niet ver van Heusden. Het heeft een eigen kerk en begraafplaats, een eeuwenoude geschiedenis en een mooie legende. En, begin jaren ’80 was het de woonplaats van (toen) een van de oudste inwoners van Nederland: ‘opa Boll’. Half Doeveren heet Boll en de begraafplaats is een waar ‘bollenveld’.

 

door Frank Klerks / Mea Culpa

 

Op een zonnige dag in de zomer van 1981 fietst een moeder met haar twee kinderen, een jongen en een meisje, door het gehucht Doeveren. Op een bankje zit een oude man. Het drietal stapt af. Het kleine meisje loopt op de oude man toe en zegt: ‘Ik ben vier, hoe oud ben jij?’ De oude man is enigszins verrast en antwoordt haar dat hij 104 jaar oud is.

Dat kleine meisje is mijn zusje en die oude man was Pieter Arie Boll, op dat moment een van de oudste mannen van Nederland. Sindsdien is ‘opa Boll’, zoals hij genoemd werd, altijd ergens in mijn geheugen aanwezig gebleven. Tijdens een redactievergadering van Brabant Cultureel noemde Muriel Boll het ‘bollenveldje’ in Doeveren als potentieel onderwerp in deze reeks over bijzondere Brabantse begraafplaatsen. Ik vroeg mij meteen af of ‘opa Boll’ daar ook zou liggen en besloot om het begraafplaatsje eens te bezoeken.

 

 

‘Opa’ Pieter Arie Boll bij zijn honderdste verjaardag. foto www.heusdeninbeeld.nl

 

 

Berta von Boll

Het kerkhofje is ouder dan de naastgelegen hervormde kerk aan de Dorpsstraat 9. Dat is een eenvoudig bakstenen gebouwtje met zadeldak en dakruiter dat in 1950 gereed was, nadat het oorspronkelijke kerkgebouw in 1944 door oorlogsgeweld was verwoest. Helemaal vooraan op het kleine kerkhofje tref ik meteen al het eenvoudige, met grof natuursteen mozaïek ingelegde graf waarin zijn echtgenote Helena, ondanks dat zij de respectabele leeftijd van 82 jaar bereikte en ruim vier jaar jonger was dan haar echtgenoot, bijna twintig jaar op Pieter Arie Boll heeft liggen wachten. Op de eenvoudige grafsteen is te lezen dat hij in 1982 is overleden. Hij is dus maar liefst 105 jaar oud geworden.

Het kleine kerkje en dito begraafplaatsje passen heel goed bij het gehucht Doeveren dat in de geschiedenis voor het eerst opduikt in het jaar 1136 onder de naam Doureh, wat weer zou afstammen van Dubaro, een oude Germaanse waternaam die zoiets betekent als ‘zwarte beek’.

 

 

Het kerkje en de begraafplaats in Doeveren. foto Gemma van der Heyden

 

Toevalligerwijs valt deze oudste vermelding nog nipt tijdens het leven van gravin Berta von Boll (1080-1142), gravin van Elchingen (bij Ulm) en de eerste persoon in de geschiedenis die de naam Boll droeg. In het zuiden van Duitsland zijn er diverse dorpen, stadsdelen en zelfs een gemeente, Bad Boll, die tot 2007 nog gewoon Boll heette, naar deze adellijke dame vernoemd. Via haar grootvader, keizer Hendrik IV, koning van Duitsland en Rooms-Duits keizer van 1084 tot 1105, stamde zij af van Karel de Grote en daarmee behoorde zij tot de hoge adel van die tijd. Hoogstwaarschijnlijk komen de Doeverense Bollen dus uit de buurt van het Zwarte Woud in Zuid-Duitsland, en ontlenen zij hun achternaam aan hun dorp of streek van herkomst.

Wanneer we de website geneanet.org mogen geloven, woonden rond het jaar 1500 de meeste Bollen dan ook in Duitsland. Tegenwoordig wonen de meeste Bollen echter niet in Duitsland, maar in Frankrijk (maar liefst 7720 mensen dragen daar deze achternaam), waarna Nederland op plaats twee volgt (2569 individuen). In Duitsland lopen naar het schijnt ook nog altijd zo’n 1605 personen rond die Boll heten. Een opmerkelijk detail is dat de Bollen België lijken te schuwen. Er blijken zich daar slechts 123 telgen thuis te voelen.

 

 

foto Gemma van der Heyden

 

 

Ouder

Volgens de archivaris J. van der Hammen Nicz, die in 1931 in De echo van het Zuiden een artikel over Doeveren publiceerde, is Doeveren echter nog veel ouder. Hij schreef: ‘Een ieder weet, dat het stadje Heusden een zeer oude plaats is, minstens 300 jaren ouder dan ’s-Hertogenbosch. En als ik hier nu bijvoeg, dat Doeveren – dat nietige Doeveren! – niet veel minder oud is dan Heusden en reeds lang voor het jaar 1000 als Durfos wordt genoemd, dan zal vermoedelijk menigeen wel een weinigje eerbied voor dat plaatsje krijgen, denk ik.’

Verschillende hedendaagse bronnen vermelden echter 1136 als het jaar waarin Doeveren als ‘Doureh’ voor het eerst wordt genoemd. Geschiedkundigen hebben sinds 1931 natuurlijk niet stilgezeten, dus een tussentijdse verandering van inzicht in deze lijkt mij niet onwaarschijnlijk. In ieder geval publiceerde Chr. E. J. Thijssen in De Echo van het Zuiden in 1954 al een artikel waarin hij een vraagteken zette bij de link tussen Durfos en Doeveren.

Dit eerder genoemde artikel van Van der Hammen met de titel ‘De legende van Nijenrode’ bevat echter – behalve dus een streeklegende over een kasteel Nijenrode dat ooit nabij Doeveren stond – verschillende interessante wetenswaardigheden over het gehucht. Zo wordt onder meer beschreven dat Doeveren vóór de St. Elisabethsvloed van 1421 een belangrijke handelspost aan de Maas was. De loop van de Maas werd door de overstromingen echter flink ontregeld en gewijzigd, waardoor de handelsaspiraties van Doeveren in de kiem werden gesmoord.

 

Nijenrode

Wanneer precies de eerste Boll wortel schoot in Doeverense bodem is niet geheel duidelijk, maar in de achttiende eeuw was deze achternaam in Doeveren al meer regel dan uitzondering. Van der Hammen noemde er in zijn artikel uit 1931 al verschillende: ‘Omstreeks 1790 verkeerde de oude parochiekerk echter in zulk een bouwvalligen toestand, dat ze in 1793 door de “ingenieurs” voor het gebruik gevaarlijk verklaard en afgekeurd werd. De laatste dienst er in geschiedde den 17 Februari 1793 door Ds. Jonkers. Toen werd ze afgebroken. De banken en stoelen werden door den kerkmeester Huybert Boll, bijgenaamd de gouden Boll, uitgedragen, maar werden verbrand door Fransche soldaten die destijds Heusden en omstreken zeer onveilig maakten. Ditzelfde geschiedde met den predikstoel, niet door Fransche, maar door Hollandsche krijgslieden. Kort daarna werd de klok in den lindeboom bij Arien Boll gehangen, waar ze ruim 100 jaren hangende is geweest – het laatst bij den thans nog levenden vijf en negentig jaar ouden heer Jan Boll – als een eerbiedwaardig overblijfsel uit den romantischen tijd der Middeleeuwen.’

Waar deze klok nu is gebleven en waarom kerkmeester Huybert ‘de gouden Boll’ werd genoemd, is mij niet duidelijk geworden, maar klaarblijkelijk was opa Boll niet de enige Boll die het lang kon uithouden op deze planeet. Het legendarische ‘kasteel Nijenrode’ is er al lang niet meer, maar het stukje land waarop het had gestaan, was kennelijk ook – hoe kan het ook anders – in handen der Bollen gevallen: ‘Wanneer wij nu van Doeveren uit, over den hoogen “zeedijk” – niet den Zuider-Maasmonddijk – eene wandeling doen naar Oudheusden of Drunen, dan zien wij even voorbij de groote uitwateringssluis, dus op Oudheusdensch grondgebied, eene plek gronds bezuidendijks, gelijkend op een afzonderlijk klein poldertje, toebehoorende, naar ik meen, aan de familie Boll te Doeveren. Het heeft een ietwat ronden vorm, was vroeger eene hoogte, werd geslecht en grootendeels door eene kade omringd, en wordt nu als wei- en hooiland gebruikt. Dit is een klassieke plek. Daar stond eenmaal de aloude burcht “Nijenrode” of “Nieuwrode”. Bij het slechten van dien hoogen bodem, in den loop der 19de eeuw, kwamen de uitgestrekte fondamenten weder tevoorschijn.’

 

 

foto Gemma van der Heyden

 

 

Legende

De legende van Nijenrode wordt beschreven in een gedicht dat omstreeks 1850 werd geschreven door de toenmalige predikant van Heusden, de heer C.W. Pape, met als titel ‘De sage van het slot Nijenrode’. De legende speelt zich af in het jaar 1200 en beschrijft het verhaal van Diederick en Mathilde van Nijenrode, die in kasteel Nijenrode ‘in ongestoord huwelijksgeluk’, maar helaas kinderloos, leefden, totdat manlief zich aanmeldde voor één van de destijds populaire kruistochten, en ene Wulfert op zijn vrouw en op het kasteel liet passen. Diederick vocht zich in het beloofde land een slag in de rondte en benam onder anderen de oudste zoon van vijandelijk legerhoofd Abdallah het leven. Diederick wordt echter kort daarna door de vijand gevangen genomen en het gedicht beschrijft de reactie van Abdallah: ‘Ha! raast hij, christenhond! Zijt gij toch eindlijk in mijn macht? Hebt gij m’n dierbaar kind vermoord, Hebt gij mijn zoon geslacht?’

Vervangend kasteelheer Wulfert blijkt ondertussen toch niet geheel betrouwbaar en doet verwoede pogingen Mathilde te verleiden, denkende: ‘Weldra is Machteld mijn, Ten spijt van al haar dwaas geklap, Of – ‘k zal geen Wulfert zijn!’ Op zeker moment is de vrouw het almaar escalerende versiergedrag van Wulfert echter beu en ontvlucht zij het kasteel.

Diederick wordt intussen veroordeeld om onder dwang de meest vernederende klusjes voor Abdallah op te knappen. Gelukkig duikt er een vriendelijke monnik op, Hilarius genaamd, die hem goed gezind blijkt te zijn en hem wil bevrijden uit zijn benarde situatie. Het geluk keert terug aan Diedericks zijde, want de enig overgebleven zoon van Abdallah dreigt door ziekte het leven te zullen laten, ware het niet dat Hilarius over de nodige medische kennis blijkt te beschikken om dit te kunnen voorkomen. Hij verzoekt Abdallah om in ruil voor het redden van het leven van zijn zoon Diederick vrij te laten, waarin deze na wat vloekend wikken en wegen toestemt. Op zijn beurt belooft Diederick de zorg op zich te nemen voor een jong meisje dat onder Hilarius’ hoede was.

Bij thuiskomst schuift Wulfert Mathilde alle schuld in de schoenen, waardoor Diederick, in alle staten, niemand meer wil ontvangen. Tot op een dag Hilarius aan de kasteelpoort verschijnt. Diederick verwelkomt zijn oude vriend en bemerkt dat zijn baard los zit. Zo blijkt uiteindelijk Hilarius niemand minder dan zijn eigen Mathilde, vermomd als monnik, en het meisje waarvoor Diederick moest zorgen blijkt zijn bloedeigen kind dat na zijn vertrek was geboren. Een schuldbewuste Wulfert werpt zich vervolgens in de Maas. Zijn lijk wordt nooit gevonden.

 

Op Nijenrode duurde ’t feest

Der reinste huwelijksmin,

Nog jaren voort, en de oude Burcht

Hield weêr een hemel in.

De riddervest is lang vergruisd,

En ’t gruis tot stof vergaan:

Maar Machtelds lof en eere blijft

Bij ’t verst geslacht bestaan.

Zoo griffe men dan overal,

In letteren van goud,

Dat wat op aarde ook moog vergaan,

Slechts deugd haar stand behoudt.

 

 

foto Gemma van der Heyden

 

 

Vooraan

Op het bollenveldje liggen slechts 41 mensen begraven. Achttien keer komt de achternaam Boll op de grafstenen voor. Je zou zeggen dat het bollenveldje toch meer dan vierenveertig procent aan Bollen zou moeten bevatten om deze bijnaam waardig te zijn, maar wie het begraafplaatsje bezoekt, ontdekt al snel dat de meeste niet-Bollen achteraan zijn begraven, waardoor het beeld toch enigszins ten faveure van de Bollen wordt vertekend. Het bollenveldje verdient mijns inziens dus wel degelijk deze bijnaam, en kent wat mij betreft ook haar eigen Doeverense legende: ‘opa’ Pieter Arie Boll.