HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 4 - augustus 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Jacqueline Tellinga & Arjen Mulder, L’Europe à grande vitesse. Rotterdam : NAi 1996, 184 pp.

(Alleen nog antiquarisch verkrijgbaar).

 

youtube Breda Centraal:

vimeo.com/32967470

youtube Tilburg Centraal:

www.youtube.com/watch?v=7Mi38OE2vdM

youtube Eindhoven Centraal: www.youtube.com/watch?v=70q5gLAU0Uo

 

©Brabant Cultureel – augustus 2015

Een geanimeerde hemelvaart

 

Tal van grote stations zijn recent of worden momenteel grondig verbouwd of zelfs compleet door nieuwbouw vervangen. In Noord-Brabant zijn dit vooral de stations van Breda, Eindhoven en Tilburg. Dit alles twintig jaar nadat Nederland werd aangesloten op het Europese net van hogesnelheidslijnen. Hoe verhouden de werken van nu zich tot de ideevorming van toen?

 

door Jan-Hubert Bisschops / Mea Culpa

 

Bijna twintig jaar geleden verscheen onder redactie van Jacqueline Tellinga en Arjen Mulder het boek L’Europe à grande vitesse waarin negentien architecten, stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten en critici verslag deden van een reis langs een aantal, destijds nieuwe, vervoersknooppunten in Noordwest-Europa. De directe aanleiding voor het boek en de reis was dat Nederland op het punt stond om op het Europese netwerk van hogesnelheidslijnen te worden aangesloten.

De infrastructurele schaal die dit met zich meebracht, riep direct een aantal nieuwe vragen op die al op het achterplat van het genoemde boek werden gepresenteerd: ‘Moet de HSL worden verhuld in het landschap of moet ze juist worden gebruikt om de verbeelding te prikkelen? Hoe vindt de passagier zijn weg op luchthavens waar zeer complexe ruimtelijke programma’s zijn samengeperst? Hoe kan de ervaring van dynamische snelheden worden ingezet bij de vormgeving van grote infrastructurele werken? Welke gevolgen heeft de toename in mobiliteit voor stedelijke ontwikkelingen en het reizigersgedrag? Het boek beschouwt deze modernisering van vervoersmogelijkheden daarbij ‘nadrukkelijk als ontwerpvraagstuk’ met als doel om een verhalend kader te scheppen dat in staat moest worden geacht de ontwerpdiscipline te inspireren bij het vormgeven van de nieuwe mobiliteitsknooppunten.

 

 

Art Impression Breda Centraal, A2studio

 

 

Gevoelsrelatie

Twintig jaar later hoef je niet door Europa te reizen om een overzicht te krijgen van nieuwe vervoersknooppunten. De lijst met stations die de laatste jaren in Nederland zijn her- en/of verbouwd is indrukwekkend. Grote steden als Rotterdam, Den Haag, Arnhem en Delft hebben of krijgen ieder een fonkelnieuw station en de stations van Amsterdam en Utrecht worden grootschalig verbouwd. Nog dichter bij huis staan ook in de grote steden in Noord-Brabant bijna alle stations in de steigers. De meest ingrijpende aanpassingen vinden op dit moment plaats in Breda, Tilburg en Eindhoven. Geconfronteerd met dezelfde vragen als twintig jaar geleden geven deze drie stations een beeld van de wijze waarop het station op dit moment als ontwerpopgave wordt opgevat.

De stations staan op dit moment nog in de steigers. Het is onmogelijk om ze als architectonisch object op waarde te schatten. Zoals Lars Spuybroek stelde in een interview in De Architect van december 2008: ‘Met architectuur moet je een gevoelsrelatie opbouwen en dat gaat niet via de foto. Ofschoon ze digitaal is ontwikkeld, moet ze lichamelijk worden ervaren.’ Waarom dan toch dit artikel? Dat architectuur digitaal wordt ontwikkeld en gecommuniceerd, heeft als voordeel dat er al veel digitale informatie beschikbaar is. Op Youtube kunnen we bijvoorbeeld drie verschillende animatiefilmpjes vinden van de drie verschillende stations.

Hoewel deze animaties op geen enkele manier de fysieke ervaring van het architectonisch object kunnen vervangen of zelfs benaderen, zeggen zij juist wel iets over het ontwerp dat er aan ten grondslag ligt. Sterker nog, als voorafbeelding van een werkelijkheid houden ze een belofte in die zich uiteindelijk in een gebouwde vorm moet bewijzen. Wat opvalt is dat nauwelijks een poging wordt gedaan deze belofte te verwoorden. Het woord is overschaduwd door het beeld en het verhalen gaat verloren in het verbeelden. Het verhalend kader dat door een onderzoek als L’Europe à grande vitesse nog manifest werd gemaakt en waarbinnen een ontwerp haar vorm kan krijgen, blijft hier vooralsnog onuitgesproken.

 

 

Art Impression Breda Centraal, A2studio

 

 

Tussenwereld

In hetzelfde interview in het tijdschrift De Architect omschrijft Lars Spuybroek de problematische kant van deze tendens: ‘Door de keuze voor de beeldcultuur [nemen we] plaats te midden van de wereldwijde indifferentie. In een dergelijke cultuur wordt niets bevochten, verlangd of ervaren en bevindt alles zich in een continue patstelling. Als je kiest voor beeldcultuur, dan schrijf je de architectuur in feite af.’ Vanuit deze gedachte vormen de animaties van de stations het basismateriaal voor een kader van waaruit, net zoals L’Europe à grande vitesse dat destijds deed, een poging gedaan kan worden om de ontwerpen te duiden.

‘Een postmoderne hemelvaart’, het slotverhaal van Wim Nijenhuis en Wilfried van Winden in L’europe en grande vitesse, beschrijft de terminal als een verruimtelijkte grens: ‘De terminals zijn een overgang tussen de stad en het netwerk. In deze tussenwereld fuseren vertrouwd en vreemd, nabij en ver, hier en daar. In die zin is iedere terminal de voortzetting van de traditionele poortruimte’.

In deze opgerekte marge, ‘in de knooppunten van de netwerken, op de grens tussen verschillende systemen, manifesteert zich het helse karakter van het reizen. En zoals de stedenbouw poogde de metropool te neutraliseren door middel van natuur, zo poogt de architectuur in de vormgeving van de transferia deze grens immanent te maken en haar demonische karakter te verheffen.’ Voor de schrijvers van ‘Een postmoderne hemelvaart’ waren de terminals Roissy 2 en 3 op de luchthaven Roissy-Charles de Gaulle nabij Parijs de beste benadering van de volkomen neutrale, gladde en vloeiende ruimte waarin alle ambiguïteit van de grensruimte is opgelost: ‘Als infrastructureel universum, als opheffing van het verschil tussen gebouw en weg, [...] als magische overgangsmachine; als universum zonder weerstand is het een representatie van de hemel.’

In ‘Een postmoderne hemelvaart’ wordt een aantal consequenties omschreven waaraan de architectuur van de terminal zich zou moeten conformeren wil het de ervaring van deze hemelvaart realiseren: ‘Transparant moeten de tunnels en passerelles van de overstap zijn. Niet alleen door veel glas, maar ook door een open plaatsing van het meubilair, waardoor er geen onzichtbare plekken of donkere hoeken ontstaan. De overweldigende gladheid van de materialen, zoals wit gepolijst marmer en glimmend verchroomd metaal, wekt de indruk van een gedematerialiseerde ruimte. Een hemels licht ten slotte moet tot in iedere hoek kunnen doordringen.’ En dit is precies de belofte in de drie filmpjes van de drie nieuwe stations in Noord-Brabant: een geanimeerde hemelvaart.

 

 

Art Impression Breda Centraal, A2studio

 

 

Perspectief

De animatie van Breda Centraal door het Rotterdamse A2Studio is van de drie de meest overtuigende. Het filmpje sluit daarmee naadloos aan bij de torenhoge ambities van het nieuwe station, die veel verder reiken dan de verbouwingen in Tilburg en Eindhoven. In Breda verrijst een nieuw stadshart in de vorm van een nieuwe terminal waar zowel alle verkeers- en vervoerstromen als een grootschalig woon/werk/winkel/leisure programma worden samengebracht in één gebouwde structuur.

In de animatie staat deze gebouwde structuur centraal. Niet het perspectief van de reiziger – er is immers geen sprake van één reiziger of één gebruiker – leidt ons door het gebouw, maar het perspectief van de filmer. Als een objectieve beschouwer, losgekomen van het object en de mensen, ‘pant’ en ‘tilt’ de camera langzaam door de verschillende ruimtes. Als een drone cirkelt hij van boven om het gebouw heen om langzaam af te dalen en door de eigenlijke terminalruimte heen te glijden, slogans faden zachtjes in en uit, scènes faden soms naar duister zwart en soms naar overbelicht wit. Het universum zonder weerstand begint met filmische keuzes die deze gladde wereld bevestigen en benadrukken.

 

 

Art Impression Breda Centraal, A2studio

 

Scene: fade-in tekst: ‘720 PARKEERPLAATSEN’ fade-out. Scene: We staan in de terminal op de hoogte van de perrons voor een hellingbaan. Een witte volkswagen rijdt van ons af omhoog de hellingbaan op. Scene: We staan op het parkeerdak en kijken naar dezelfde hellingbaan. De witte volkswagen komt op ons af en rijdt ons geruisloos voorbij. Scene: de camera is 180 graden gedraaid. De witte volkswagen parkeert tussen een zee van andere wit getinte auto’s. De lange, zachte schaduwen suggereren een zwoele zomeravond. Uit een vide steekt nog net het topje van een loofboom. De rest van de scene – lucht, het parkeerdek, de lichtmasten, pergola’s en overkappingen, railings – is opgebouwd in zachte grijstinten. Fade-out.

De mise-en-scène die in de animatie verschijnt is net zo onaantastbaar als de filmische registratie suggereert. De reizigersruimtes, met name de onderdoorgangen, lijken ontworpen met de suggesties van ‘Een postmoderne hemelvaart’ in het achterhoofd. De camera beweegt tussen gladde, witte vloeren en een naadloos wit plafond. De armaturen zijn weggewerkt en dematerialiseren met hun indirecte licht de ruimte. De met glimmend aluminium beklede kolommen, de wanden van glanzend natuursteen, de glazen liftschachten en hekwerken weerspiegelen elkaar eindeloos. De witte afvalbakken zijn weggewerkt in witte nissen in witte wanden. Zelfs de mensen in deze gezuiverde omgeving zijn verworden tot translucente wezens zonder eigenschappen, die met behulp van fade-in’s en fade-out’s verschijnen en weer verdwijnen. Geen enkel horizontaal vlak om je lege halve liter achter te laten, geen graffiti op de muren, geen haast of verwarring bij de reizigers. De koude schoonheid van deze scene is het residu van een zelfreinigende ruimte.

 

 

Art Impression Breda Centraal, A2studio

 

Maar dat betekent niet dat het neutrale ruimte is. Ze impliceert juist een bepaalde verhouding tussen het object en degene die haar betreedt. In ‘Een postmoderne hemelvaart’ wordt deze verhouding geïllustreerd met het voorbeeld van een stoplicht. ‘Een soepele werking van het apparaat veronderstelt de afwezigheid van bewustzijn en zeker geen vrije wil. Zij veronderstelt een vrijwillige dienstbaarheid. In de automatische respons vindt geen opwekking plaats van de subjectiviteit, maar wordt een actief coma gestimuleerd.’

Het is deze relatie die de architectuur van de terminal per definitie met haar bezoeker tot stand probeert te brengen. ‘Het bevel van het object, de machine [hier: de terminal; ...] is immanent aan de mobilisering. Het einde van de vrije wil en het bewustzijn komt niet voort uit een gedragsregulering afgedwongen door een verbod, maar uit de logica van de stroomlijning en de optimalisering, die wel reflexen, maar geen reflectie toelaat.’

 

 

Art Impression Breda Centraal, A2studio

 

 

Fysiek

Het is alweer twintig jaar geleden dat de ‘Een postmoderne hemelvaart’ het ideaaltype van de postmoderne terminal beschreef. De vraag is of deze theoretische benadering ook nog behulpzaam is bij het begrijpen van de terminals van de nieuwe generatie. Of hebben we een nieuwe theorie nodig? Gelukkig is de bouw van Breda Centraal inmiddels zo ver gevorderd dat het mogelijk is om haar fysiek te kunnen gaan ervaren. In een vervolg op dit artikel zal die fysieke ervaring centraal staan. Is Breda Centraal in staat, net als terminals 2 en 3 van Roissy-Charles de Gaule en de belofte van de animatie van A2STUDIO, de reiziger te verleiden tot een staat van vrijwillige dienstbaarheid?