HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 5 - oktober 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Merel Morre, Dons op mijn tanden.; 104 pagina’s; Groningen: Uitgeverij Palmslag 2015, 104 pp., ISBN 978-94-917-7332-7, pb., € 15,00.

 

www.palmslag.nl

www.merelmorre.wordpress.com

www.briefvandekoning.nl 

  

©Brabant Cultureel – oktober 2015

Merel Morre, veel dons, weinig tanden

 

De nieuwe dichtbundel van Merel Morre, tot voor kort stadsdichter van Eindhoven, is veelbelovend en geeft blijk van aansprekende en zuivere poëzie. Daar staan echter zwakke gedichten tegenover die beter nog even hadden kunnen rijpen.

 

door Albert Hagenaars

 

Hij voelt als een kloek boek aan, de nieuwe gedichtenbundel van Merel Morre, iets wat niet vaak voorkomt, maar als je de uitgave opent, zie je dat alle linkerpagina’s op drie na leeg zijn. Daarmee schiet het aantal bedrukte pagina’s terug van pakweg honderd terug naar vijftig plus drie. Trek daar dan nog zeven aanloopbladzijden van af en het woord kloek mag qua volume gewist worden.

 

 

Merel Morre. foto Niels Blekemolen

 

 

Sympathiek

Merel Morre (Rosmalen 1977) heeft een tekstbureau en was tot voor kort gedurende twee jaar stadsdichter van Eindhoven. Ze publiceerde volgens haar site eerder Met mijn ogen dicht ik alles heel (2013) en Een bundel geluk (2015), hoewel ze deze titel verzwijgt op de achterflap van Dons op mijn tanden en deze laatstgenoemde de tweede noemt. Zij presenteert zich als een sympathieke dame: ‘Dons op mijn tanden gaat over mensen, kijken, een verdwaalde superheld, MH17, liefde, gedoe, oorlog, meningen, een dode vogel. En over jou en mij. Natuurlijk gaat het over jou en mij.’

Haar titel, op de cover weergegeven in een prachtig ontwerp van Paul van Dijk en Johan Moorman, is voor meerderlei uitleg vatbaar, onder andere als variatie van ‘haar op je tanden hebben’. Morre brengt er over het algemeen poëzie mee samen die zich kenmerkt door weglatingen, verschuivingen en herhalingen. Een treffend voorbeeld is:

 

stierf ik nu

 

stierf ik nu

wie zou weten

hoe ik het liefst gezien

 

stierf ik nu

wie zou missen

vergissen zich misschien

 

stierf ik nu

wie zou snappen

wat de pijn en wat de schijn

 

stierf ik nu

wie zou huilen

om wat had moeten zijn

 

stierf ik nu

wie zou me houden

om voor altijd dichtbij

 

stierf ik nu

wie zou me laten

om te voelen dat ik vrij

 

Morre spoort de lezer aan om de gaten te vullen en dus deels een eigen inhoud te geven aan de tekst. Met deze techniek kun je een eind komen, maar het is moeilijk hem zo lang vol te houden dat er toch nog van een verrassende uitgave gesproken kan worden. Dat is hier zeker niet het geval.

Ik koos bovenstaande tekst omdat het thema en de stijl er bijna vanzelfsprekend in samenvallen. Hij gaat over essentiële zaken als dood en verlossing, komt zuiver over, is zo eenvoudig verwoord dat iedereen hem met gemak kan lezen en wordt toch niet simpeltjes. Ik beschouw hem dan ook als een van de beter citeerbare bijdragen. Maar hij zit boven de lijn van de gemiddelde kwaliteit. En daaronder zit het nodige dat beter in portefeuille had kunnen blijven. Ter illustratie van die andere zijde een stukje uit ‘Een ijsje’:

 

oorlog neemt geen vakantie

conflicten recreëren niet

de hang naar macht

stopt niet voor een ijsje

de zon schijnt nooit overal.

 

Natuurlijk zijn er mensen die deze vijf regels mooi of goed vinden, misschien vanwege de lichte verwoording van beladen begrippen of vanwege de onuitgesproken wens. Dat zijn inderdaad mooie zaken, maar is het poëzie? Lees nog eens. Er staat niet dat de macht niet voor een ijsje stopt (wat ook met een grote poëtische tolerantie al bedenkelijk zou zijn), nee, er staat dat de hang naar de macht dat niet doet! Dit is een krakkemikkig beeld en jammer genoeg is het niet het enige geval.

 

 

Merel Morre. foto Willem Wouterse 

 

Vertrouwen

Hoewel de tekst op de achterflap suggereert dat de wereld in actuele beelden de revue passeert, bijvoorbeeld in de vorm van rampvliegtuig MH17, gaat de meeste aandacht toch uit naar particularistische gewaarwordingen zonder echo. Morre kiest in veel teksten het kleine en kwetsbare geluk als onderwerp, relaties tussen mensen onderling, bijvoorbeeld liefde en verliefdheden, en ook het belang van vertrouwen. Zie maar:

 

soms kijk ik naar je

lees ik alles

stap ik in je film

je verhaal

in jou

soms kijk ik naar je

vertel je me alles

laat je me inslapen

 

wauw

 

Een voordeel van een dergelijke benadering is wel dat het element verwondering soms goed uit de verf komt. Heel wat klassiek geworden gedichten danken hun kwaliteit daar zelfs aan. Maar hoe je deze regels ook leest, ze overstijgen nauwelijks het niveau van puberschrijfsels. En dat terwijl het motto luidt: ‘happy people have no stories // Therapy?’ Deze uitspraak had voor de nodige peper kunnen zorgen als hij in de poëzie waar hij het boegbeeld voor vormt uitgewerkt was. Dat is echter niet gebeurd.

 

Verwachtingsvol

Ho, even terugschakelen! Wat als Morre nu eens de lezersgroep in de leeftijdscategorie van pakweg vijftien tot twintig jaar op het oog had? Zou dezelfde tekst, met een bussel andere criteria dus, dan wel goed uitpakken? Terugdenkend aan de eigen verwachtingsvolle jongelingsjaren, moet ik bevestigend antwoorden.

Voor de meeste jonge lezers staat hier zeker iets verrassends, zij hebben immers nog maar weinig vergelijkingsmateriaal. Een dichter die in de film van de aangesproken lezer stapt en vervolgens doorstapt tot in diens/dier persoonlijke verhaal en dan ook nog eens in die jongen of dat meisje zelf. Ik geloof dat veel pubers zich aangesproken zullen voelen, temeer omdat Morre op een dialoog mikt en zulke ‘zachte en lieve woordjes’ gebruikt.

Tegen deze veronderstelling, namelijk dat Morre speciaal voor jongeren heeft geschreven, pleit natuurlijk vooral het motto. Een motto is per definitie een richtingaanwijzer. Het gebruik van Engels, de wringende uitspraak dat gelukkige mensen geen verhalen hebben te vertellen, dat de vraag naar therapie daarop stoelt, dit zijn zaken die het ons in deze kwestie niet bepaald gemakkelijk maken.

Zit hier de makke? Heeft Morre teveel diffusie tussen doelgroepen toegestaan? Een bezoek aan de website van de uitgever geeft geen duidelijkheid. Weliswaar besteedt de site veel aandacht aan jeugdliteratuur, maar maakt hij ook reclame voor de meest uiteenlopende boeken, variërend van gezondheid tot reizen, van kunst tot zakendoen. Het lijkt erop dat het missen van een helder profiel van de uitgeverij overeenkomt met het ontberen van een scherp omlijnd doelbeeld in het boek. En wie weet is dat geen toeval.

De bundel kent ten slotte tekst in twee lettergroottes. De gedichten met de grote letter, dertien stuks, zijn korter, hebben geen titel en kunnen gezien worden als lang uitgevallen titels voor afdelingen en dus als een indelingsprincipe. Dat dit toch niet de bedoeling zal zijn geweest, toont de eerste ‘groter uitgevallen’ tekst die maar door één kleinere wordt gevolgd, of de laatste die zelfs geen enkel vers meer inleidt. Los daarvan blijkt de keuze voor deze toepassing toch een goede vondst, omdat hij aan het boek een onregelmatig waaierend patroon verleent, het doet ademen, leven.

 

Balans

Conclusie: Merel Morre kan aansprekende en zuivere poëzie schrijven, gebruikt perspectieven, bijvoorbeeld van kinderen en jonge mensen, die voor een glimlach van herkenning zorgen en past op gevoelige wijze verwondering toe. Maar ze is tegelijk veel te weinig kritisch geweest bij de samenstelling, bij het zoeken naar een positieve kwalitatieve balans. Als de zwakke en oppervlakkige teksten achterwege waren gebleven zou het boek zeker twee keer zo sterk zijn geworden.

Beschouwen we de bundel als jeugdliteratuur dan valt het oordeel positiever uit. Dan hebben we nog wel altijd meer met dons te maken dan met tanden. Het op zich boeiende contrast tussen zacht en hard, tussen vaag en concreet, en eventueel tussen veilig en gevaarlijk, komt niet uit de verf en dat is hoe dan ook een gemiste kans. Het gedicht met de tot titel gepromoveerde regel levert echter een suggestief beeld op dat zeker geschikt is om deze recensie met de bedoelde tegenstelling af te sluiten:

 

misschien vroeg ik erom

 

je zag en lachte

mijn tanden

bloot